Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De terugkeer van het gezag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De terugkeer van het gezag

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Frank Furedi is hoogleraar sociologie aan de universiteit van Canterbury. Hij schreef zijn boek over de terugkeer van het gezag, omdat hij van mening is dat er steeds meer maatschappelijke en economische problemen op het bordje van het onderwijs worden geschoven. Het onderwijs wordt volgens hem een vergaarbak voor de oplossing van diverse sociale problemen. Wordt het onderwijs niet gemaakt tot een instrument om bepaalde maatschappelijke doelen te bereiken en wordt overdracht van kennis steeds minder belangrijk? Furedi heeft hierover een uitgesproken mening. Hierna wil ik daarop ingaan en daarna bezien in hoeverre wij lering kunnen trekken uit zijn boek.

Gezag verdwenen?
Furedi gaat eerst uitgebreid in op het verdwijnende gezag van volwassenen over jongeren. Termen als leren te leren, levenslang leren duiden op een accentverschuiving van onderwijzen naar leren en een gezagsverschuiving van leraar naar leerling. De leerling moet in het onderwijsleerproces niet afhankelijk zijn van de autoritaire leiding van een docent. Je kunt immers leerlingen anders niet meer motiveren om te leren. Natuurlijk is het belangrijk kinderen te motiveren om iets te leren. Dat was ook vroeger al zo. Nu wordt echter daarop zoveel nadruk gelegd, dat de vraag hoe je de aandacht van leerlingen kunt vasthouden belangrijker wordt dan de inhoud van de lessen die moeten worden gegeven. Er zijn onderwijskundigen die van mening zijn dat het beter is kinderen een dvd te laten zien of simpele werkbladen te geven dan te proberen kinderen een boek te laten lezen. Door de nadruk op motivatie van de kinderen gaan leraren zich inspannen de lessen naar de zin van de leerlingen te maken. Het mag nooit saai zijn. Dat kan echter niet altijd. Furedi zegt dat het niet altijd mogelijk is een leerling te motiveren. Perioden van verveling zijn een normaal verschijnsel in het leven van een kind. Volwassenen hoeven zich niet als een clown te gaan gedragen als een kind zegt dat het zich verveelt. Het gevolg van de zucht kinderen te motiveren leidt soms tot het behandelen van ook oudere leerlingen als kleine kinderen. Lesstof moet toegankelijk zijn en spel zou het ideale leermiddel zijn. De gedachte dat het van essentieel belang is dat kinderen een groot zelfrespect hebben, is ten koste gegaan van kennisoverdracht. Scholen moeten vermijden dat leerlingen negatieve gevoelens krijgen. Je kunt beter orde handhaven door te belonen dan te straffen. Beloning (bijvoorbeeld het prijzen van leerlingen) moet veel vaker voorkomen dan straffen. Leren moet per sé aantrekkelijk, uitdagend en leuk zijn.
Als dat zo is, zullen kinderen wel willen leren is de gedachte. Maar dit heeft volgens Furedi geen zichtbare invloed gehad op de schoolprestaties. Het is gemakkelijker kinderen te helpen zich goed te voelen dan ze wiskunde, talen en natuurwetenschappen bij te brengen. Het onderwijs in Engeland heeft steeds meer een anti-intellectueel karakter gekregen, stelt de auteur.
We kunnen ons afvragen of vorming en een goed pedagogisch klimaat dan niet belangrijk zijn voor het onderwijs. Ik wil daar verderop op ingaan. In de visie van Furedi is het wel duidelijk dat het onderwijs een verkeerde ontwikkeling doormaakt.
Eerst wil ik nog iets meer zeggen over wat Furedi schrijft over andere ontwikkelingen in het onderwijs.
Dat is bijvoorbeeld het steeds opnieuw invoeren van veranderingen. De dwang om met nieuw beleid en nieuwe initiatieven te komen, overheerst de onderwijswereld. De motivering voor dergelijke beleidsinitiatieven is altijd dat we in een snel veranderende wereld leven. Verandering wordt voorgesteld als een bepalende kracht die naar zijn aard bestaande vormen van kennis en scholing overbodig maakt. Onderwijsdeskundigen hebben vaak een voorstelling dat het oude moet worden vervangen door het nieuwe. Ze gaan dan voorbij aan het feit dat er belangrijke aspecten van ervaringen uit het verleden zijn die voor ons bestaan van belang kunnen blijven. De auteur zegt terecht dat de fundamentele onderwijsbehoeften van leerlingen niet telkens veranderen als er een nieuwe technologie in het leven van mensen verschijnt. Hij wijst erop dat de verheerlijking van verandering al voor de Tweede Wereldoorlog op grote schaal voorkwam. De Amerikaanse pedagoog John Dewey verdedigde in 1902 al hervormingen in het onderwijs op basis van de diagnose van snelle verandering, die leidde tot de vermindering van sociale discipline en controle maar ook tot uitbreiding van kennis en technologische vernieuwing. Het lijkt erop dat de al heel oude stelling van de Griekse natuurfilosoof Heraclitus: ‘Verandering is de enige constante in het leven’ tot een dogma verheven is. Dat zie je ook in het onderwijs. ‘De belangrijkste taak van een eigentijds onderwijsstelsel is de leerlingen voor te bereiden op een wereld met minder orde, minder voorspelbaarheid en meer chaos, waar oude oplossingen stuiten op ingewikkelde, ogenschijnlijk onneembare hindernissen’ zei een adviseur van New Labour. Zulke stellingen leiden tot de gedachte dat het verleden nauwelijks nog relevant is voor het heden als we continu van het ene nieuwe tijdperk naar het volgende springen. Zo’n gedachte maakt mensen ongevoelig voor het inzicht dat menselijk erfgoed invloed heeft op hun bestaan. Je kunt niet naar zekerheid streven door vast te houden aan oude tradities. Stil blijven staan behoort niet tot de mogelijkheden in een wereld waarin je alleen door je aan te passen kunt overleven. Vanuit dat standpunt is alleen onderwijsbeleid logisch dat met zijn tijd meegaat door mensen te helpen zich te ontwikkelen zich eraan aan te passen. Er is verband tussen deze opvatting en het verdwijnen van het gezag van volwassenen. Dewey zei lang geleden al: ‘Het is onmogelijk met zekerheid te voorspellen hoe de toekomst er over twintig jaar precies uit zal zien.
We kunnen dus ook niet een kind voorbereiden op een nauwkeurig omschreven geheel aan omstandigheden.
Om het op de toekomst voor te bereiden moeten we het de controle over zichzelf geven; dat betekent dat we het zo moeten opleiden dat het al zijn capaciteiten volledig kan gebruiken.’ De nadruk op innovatie in het onderwijs gaat terug op de gedachte dat onderwijs een middel is om het veel bredere oogmerk van economische vernieuwing te verwezenlijken. Maar onderwijs mag natuurlijk nooit ondergeschikt gemaakt worden aan economische belangen.
Furedi vraagt ook aandacht voor het stelselmatig ondermijnen van het gezag van volwassenen. Als een docent veranderen moet in een begeleider van de lerende die zelf zijn of haar pad moet uitstippelen, betekent dit al heel wat voor de positie van de docent. Een begeleider is meestal niet zozeer iemand die kennis overdraagt en daardoor gezag heeft. Daar komt nog een andere ontwikkeling bij. Het onderwijs geeft de waarden van de samenleving door. Maar die samenleving heeft er moeite mee tot overeenstemming te komen wat de basale waarden en normen zijn. Discussies over de inhoud van het geschiedenis- en godsdienstonderwijs in Engeland laten dat zien. De afbrokkeling van overeenstemming over welke waarden moeten worden overgedragen brengt met zich mee dat ook het gezag wordt ondermijnd. De volwassen wereld heeft minder vermogen gezag af te dwingen. Hoe zorg je ervoor dat kinderen respect hebben voor het gezag? Zelfs in peuterspeelzalen blijkt het moeilijk grenzen te trekken en gezag uit te oefenen. Voor opvoeding en onderwijs is gezag een noodzaak. De ene partij neemt de verantwoordelijkheid voor een generatie die nog niet verantwoordelijk kan zijn voor de wereld. De docenten moeten het volwassen worden van de kinderen leiden en richting geven. Een leraar kan meer dan eens eisen stellen die niet naar de zin zijn van het kind. Hij eist bijvoorbeeld dat kinderen iets leren wat ze niet interessant vinden maar wel essentieel is voor hun ontwikkeling. De westerse samenleving staat dubbelzinnig tegenover gezag en de uitoefening daarvan. De moderne wetenschap is een door en door antiautoritaire onderneming die weigert de waarheid als iets vanzelfsprekends op te vatten. Zo is ook de ethiek voortdurend op zoek naar nieuwe antwoorden en probeert die met een beroep op de rede te vinden. Er is niet alleen verzet gekomen tegen het traditionele gezag dat zich nu meer moet verantwoorden maar het hele idee van gezag wekt onbehagen, zegt Furedi. Onderwijshervormers hebben het gezag van ouders en docenten ondermijnd. Zelf vinden ze het ook moeilijk om gezag uit te oefenen. Ze kregen te horen dat hun gezag berustte op verouderde veronderstellingen en dat het hun ontbrak aan de deskundigheid die nodig was voor hun taak. Traditioneel onderwijs zou volgens Dewey de spontane nieuwsgierigheid blokkeren en hun fantasie beteugelen. Er werd steeds meer nadruk gelegd op het streven de motivatie van leerlingen te bevorderen, ook door de invloed van het gezag van leraren te beperken.
De pedagogiek was sterk op het kind gericht en daarmee kreeg de volwassene meer tot taak indirect toezicht te houden en leiding te geven. Bij socialisatie, het voorbereiden van de kinderen op de wereld die hun wacht, zien we de onzekerheid van volwassenen aan de dag treden. De verantwoordelijkheid voor die socialisatie is al verschoven van de ouders naar de school.
Nu wordt vaak beweerd dat docenten ook niet voor deze taak berekend zijn. De leerlingen weten meer van moderne media dan zij. Deskundigen moeten dit proces – op school - begeleiden.
Een andere ontwikkeling is dat beleidsmakers steeds meer geneigd zijn kinderen te zien als instrument voor sociale hervorming. Ouders schieten in hun taak tekort en gezinnen zijn steeds meer gebroken. De school moet dan maar gaan bepalen wat wel en niet aanvaardbaar is. Daarbij is de mening van de leerlingen belangrijk. De vraag wat de jongere ervan vindt, is niet alleen beperkt tot scholen. Over andere belangrijke kwesties waar het openbare leven voor staat, worden kinderen nu regelmatig geraadpleegd. Ze zouden op diverse terreinen een positievere houding hebben dan hun ouders. Denk aan milieu, gezonde voeding enzovoort.
Kinderen kunnen het goede voorbeeld geven en moeten proberen het onverantwoordelijke gedrag van hun ouders te veranderen. Omgekeerde socialisatie dus.
De ouders moeten luisteren naar de kinderen.
Furedi vindt dat slecht gedrag van kinderen niet verward moet worden met een gebrek aan motivatie door te moeilijke of saaie lessen. Dit zijn symptomen van een onderliggende crisis: het kost volwassenen steeds meer moeite kinderen in de hand te houden. Hij legt sterke nadruk op de gevolgen van de uitholling van gezag. Daarnaast vindt hij dat scholen tot taak hebben de gewone, traditionele kennis over te dragen. Leren kan buiten de school ook, maar onderwijzen, dat is met name kennis overdragen, niet. Hoe dat onderwijzen moet, kunnen we overlaten aan de scholen. De overheid moet dat niet voorschrijven, zegt hij. Wel is er een taak weggelegd voor de centrale overheid als het gaat over het afbakenen van een fundamenteel gemeenschappelijk curriculum, waarmee kinderen toegang krijgen tot de intellectuele erfenis waar zij recht op hebben. Maar het onderwijs moet geen instrument worden voor sociale politiek.

Onderwijzen en vormen
We kunnen op belangrijke punten instemmen met de kritiek van Furedi. Maar de vraag hoe kinderen moeten worden voorbereid op een plaats in de samenleving blijft onbeantwoord. Kinderen zijn de rechtmatige erfgenamen van wat de menselijke samenleving heeft bereikt, zegt hij. Onderwijs neemt de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat deze erfenis wordt overgedragen aan de jongeren. Dit roept wel een vraag op: Welke erfenis draagt het onderwijs dan over? De Onderwijsraad heeft een advies over deze zaak uitgebracht. De voorzitter zei het zo: “Jongeren leven tegenwoordig in een open, complexe samenleving, zonder vaste morele waarden, zonder uitgestippelde levenspaden. Juist nu hebben ze behoefte aan oriëntatiepunten aan hulp bij zingeving.” Het gaat op school niet alleen om leerprestaties. Leraren moeten ook de wereld van hun leerlingen verbreden en hen helpen bij vragen als: wat voor persoon wil ik zijn? Onderwijs en vorming zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden.

Slot
We kunnen het eens zijn met Furedi dat het nodig is voldoende parate kennis bij te brengen. Te veel maatschappelijke problemen worden op het bordje van de scholen gelegd. Tegelijk zal het onderwijs wel vormend moeten zijn. Leraren kunnen bij uitstek de wereld van leerlingen verbreden en verdiepen. Het is goed dat de Onderwijsraad de leraar centraal stelt. Dat doet Furedi ook. Dat we niet uit de voeten zouden kunnen met het overbrengen van kennis over hogere cultuur en de ontwikkeling van geestelijke waarden, zoals de voorzitter van de Onderwijsraad zegt, kunnen we niet overnemen. De vorm kan tot op zekere hoogte met de tijd veranderen, de inhoud mag niet aangepast worden.

Naar aanleiding van ‘De terugkeer van het gezag’ door Frank Furedi, paperback, 304 blz., prijs € 19,95 uitgeverij Meulenhoff, 2011

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Criterium | 40 Pagina's

De terugkeer van het gezag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Criterium | 40 Pagina's