Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor wie is de christelijke school?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor wie is de christelijke school?

Ds. G.H. Kersten over toelatingsbeleid

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het reformatorisch onderwijs hanteren de meeste scholen een gesloten toelatingsbeleid. De school eist dus instemming met de grondslag. Leerlingen van wie de ouders of zij zelf – als ze meerderjarig zijn – niet met de grondslag instemmen, worden niet toegelaten. Er kunnen enkele uitzonderingen zijn die de regel bevestigen, maar het beleid is wel zo dat leerlingen worden in- of uitgesloten. Enkele scholen, vaak de enige christelijke dorpsschool van een plaats, hebben al jarenlang een open toelatingsbeleid. Als ouders of de leerlingen zelf de grondslag respecteren, hoeven ze er niet mee in te stemmen om hun kinderen of zelf toegelaten te worden.

Hoe lang de mogelijkheid van een gesloten toelatingsbeleid er nog zal zijn, weten we niet. Er zijn in de politiek al vrij lang ideeën om een acceptatieplicht op te leggen aan scholen mits de grondslag maar gerespecteerd wordt . Voor het speciaal onderwijs bestaat die verplichting al. Recent zijn in het RD artikelen geschreven waarin een discussie gevoerd wordt over het toelatingsbeleid van reformatorische scholen. Wat staat hun te doen als de verplichting onverhoopt ook voor deze scholen gaat gelden? Het bewaren van de identiteit wordt dan in de dagelijkse praktijk vooral een zaak van de leerkrachten. Vooralsnog is het consequent volgehouden toelatingsbeleid van reformatorische scholen nog reden geweest om een uitzondering te maken voor deze scholen als het gaat over het wetsvoorstel voor een acceptatieplicht. Dat neemt niet weg dat reformatorische scholen zich wel bezinnen op het al dan niet wenselijk zijn van een gesloten toelatingsbeleid.

Nu er zoveel vluchtelingen met hun kinderen een wijkplaats in Nederland hebben gezocht, moeten ze die kinderen ook inschrijven op scholen voor primair en voorgezet onderwijs. Ze melden soms ook hun kind aan op een reformatorische school. Ook al zijn ze christelijk, de belijdenisgeschriften zullen vaak onbekend zijn. Moet respecteren van de grondslag dan niet genoeg zijn? We gaan hierna in op de visie van ds. Kersten op het onderwijs en de toelating van leerlingen. Hij is immers de man geweest die de stoot heeft gegeven tot het oprichten van reformatorische scholen. Was hij wellicht een voorstander van een open toelatingsbeleid? Hij zei immers dat niet alleen christelijke ouders de plicht hebben hun kind onderwijs te laten geven op een school waar de Bijbel dagelijks opengaat en de grondslag van het onderwijs vormt, maar dit is de plicht van iedere ouder. Hij had dus de kinderen van de hele natie op het oog en moet dus wel een voorstander zijn geweest van een open toelatingsbeleid, zou men kunnen denken. Is deze stelling juist?

Standpunt ds. Kersten met betrekking tot het toelatingsbeleid

Ds. Kersten heeft als voorzitter van de VGS diverse malen een rede over opvoeding en onderwijs gehouden. We hebben dan ook bronnen tot onze beschikking die iets zouden kunnen zeggen over het toelatingsbeleid. Bij bestudering valt ons meteen op dat het antwoord op de vraag naar de mening van ds. Kersten over het toelatingsbeleid nog niet zo eenvoudig is te geven. Wellicht was het min of meer vanzelfsprekend dat de opgerichte scholen, vaak opgericht door de Gereformeerde Gemeenten, bijna uitsluitend de kinderen van deze kerk als leerling toelieten. Het vormde dus geen discussiepunt op de vergaderingen van de VGS. Uit uitspraken is dus het standpunt van ds. Kersten niet direct te achterhalen. Het is er wel uit af te leiden.

Ik noem de volgende uitspraken of documenten:

1. Verslag jaarvergadering VGS 1938, blz. 37: ’stichting van scholen (gebonden aan de gemeenten) … zij is niet doel maar middel slechts om onze kinderkens te behouden bij de zuivere belijdenis opdat van de scholen kracht moge uitgaan ten gunste van ons vaderland’. Hier gaat het dus over kinderen van de kerkelijke gemeenten die aangesloten waren bij de VGS.

2. Statuten VGS, art. 3: De vereniging belijdt:

a. Absoluut gezag van Gods Woord … mitsdien ook over de opvoeding en onderwijzing van de kinderen

b. Den plicht der ouders om overeenkomstig de Heilige Schrift hun kinderen te onderwijzen of te doen onderwijzen.

Dus ouders die kinderen aanmelden zijn – indirect – ook aan die plicht gehouden. Hun opvoeding en onderwijs moet overeenkomstig de Heilige Schrift zijn en hun kinderen moeten op de scholen die deze plicht nakomen, het onderwijs ontvangen.

3. In de oprichtingsstatuten van de VGS opgesteld door ds. Kersten, wordt gesproken over ’kinderen onzes volks’ voor wie Bijbels verantwoord onderwijs mogelijk moet gemaakt worden. Ds. Kersten noemt dit als doelstelling van het onderwijs. Het lijkt dus wel of alle kinderen van het volk welkom zijn op scholen met de Bijbel als grondslag. We mogen hier voor ’onzes volks’ lezen: van het volk dat wil instemmen met de grondslag. Argumenten voor deze lezing hebben we net gezien. Dat zou dus buiten de kerkelijke gemeenten kunnen zijn als zij maar instemmen met de grondslag. Dat is dus een gesloten toelatingsbeleid.

4. Ds. Kersten heeft op diverse jaarvergaderingen erop gewezen dat iedere ouder een plicht en dus ook het recht heeft Bijbels onderwijs te (laten) geven. ’Iedere ouder heeft het recht en de plicht op dit (Bijbels) onderwijs’. Ook heeft hij gezegd: ’Het recht vloeit voort uit de plicht’. We kunnen daar de conclusie uit trekken dat als iemand de plicht niet aanvaardt, hij ook geen recht heeft op dit onderwijs. Wie zich niet conformeert aan deze plicht kan geen kind aanmelden op deze bijzondere school, want er moet eenheid zijn tussen kerk, school en gezin (zoals ds. Kersten ook meermalen opmerkte).

5. Bij schoolopeningen bijv. van de school te Borssele, pleitte ds. Kersten weer voor onderwijs overeenkomstig de doopbelofte. Het gaat dus over kerkelijke ouders! Hij motiveerde ook de noodzaak van eigen scholen door te wijzen op de onwetendheid bij catechisanten, dus voor díe kinderen wilde hij eigen scholen stichten.

Conclusie

Ds. G.H. Kersten is geen voorstander van een open toelatingsbeleid en heeft daar zelfs niet aan gedacht. Wel heeft hij een bredere blik gehad dan vele ouders die al tevreden waren als ze voor hun kinderen eigen scholen konden oprichten of vinden. Hij zag niet alleen het belang van Bijbels gefundeerd onderwijs voor de kinderen van de Gereformeerde Gemeenten, maar voor die van het hele volk. Maar ook al zou hij ervoor zijn geweest ook kinderen buiten de kerkelijke gemeenten toe te laten, dan nog eist hij vanwege de eenheid tussen kerk, school en gezin instemming met de grondslag en niet slechts respecteren ervan.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 2017

Criterium | 36 Pagina's

Voor wie is de christelijke school?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 2017

Criterium | 36 Pagina's