Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PROTESTANTSE GEBEDSGENEZERS IN NEDERLAND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PROTESTANTSE GEBEDSGENEZERS IN NEDERLAND

35 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een van de nog weinig onderzochte aspecten van onze negentiendeeeuwse kerkgeschiedenis, is dat van de protestantse gebedsgenezing. Toch hebben een aantal gebedsgenezers destijds flink wat stof doen opwaaien. Geestelijken en medici keerden zich tegen het radicale standpunt van deze gebedsgenezers, dat God door middel van gebed en geloof, zonder enige medische hulp, geneest. Deze genezingsboodschap werd in Nederland gepropageerd in een tijd dat de moderne medische wetenschap net op gang was gekomen.

In deze studie zal de opkomst van de negentiende-eeuwse gebedsgenezing (ook wel geloofsgenezing of goddelijke genezing genoemd) worden besproken. Bijzondere aandacht zal worden gegeven aan de reacties vanuit de kerken. Vervolgens zal de spanning tussen de gebedsgenezing en de medische wetenschap aan de orde komen, waarbij een parallel wordt getrokken met de volksgeneeskunst. Tenslotte wordt ingegaan op de voortzetting van de gebedsgenezing in de pinksterbeweging aan het begin van deze eeuw.

Opkomst van de negentiende-eeuwse gebedsgenezing Voor de opkomst van de negentiende-eeuwse gebedsgenezing is de bediening van Johann Christoph Blumhardt (1805-1880), die in 1852 een gebedshuis in Bad Boll vestigde, van groot belang geweest. Blumhardt zag een verband tussen zonde en ziekte. Hij riep zoekenden op hun verborgen zonden aan God te belijden teneinde genezing te ontvangen. In Zwitserland werd door Dorothea Trudel (1813-1863) een gebedshuis in Mannedorf, bij Zürich, geopend. Zij werd opgevolgd door haar assistent Samuel Zeiler. Otto Stockmayer (1838-1917) opende in 1879 een gebedshuis in Hauptweil, Zwitserland, en publiceerde een systematische presentatie van zijn theologie in Krankheit und Evangelium (1880). Stockmayer ging er van uit dat de genezing van ziekten in het verzoeningswerk van Christus is opgenomen. Uit Matt. 8:16-17 en Jes. 53:4 concludeerde hij, dat Christus aan het kruis onze ziekten heeft gedragen. 1 Het realiseren van Gods beloften werd door Stockmayer afhankelijk gesteld van het uitoefenen van geloof door de zoekende.

In deze gebedshuizen verbleven de zoekenden gewoonlijk enkele weken.

De gasten werden dagelijks in de principes van gebedsgenezing onderwezen. Genezing werd langs de weg van het gebed, zonder medicijnen en doktoren, gezocht. De genezingsbedieningen van Blumhardt, Trudel en Stockmayer ontvingen veel belangstelling in de Amerikaanse en Britse heiligingsbewegingen, alsmede in Duitsland en Nederland. F. van Gheel Gildemeester, een van de redacteuren van het tijdschrift voor de inwendige zending Bouwsteenen, bezocht de gebedshuizen in Mannedorf en Hauptweil en schreef een zeer positief verslag. 2

Chaxles Cullis, een episcopaals homeopatisch arts uit Boston, werd na het lezen van Life of Dorothea Trudel in 1869 een vurige promotor van gebedsgenezing. Hij publiceerde geschriften van Blumhardt, Trudel en Stockmayer en richtte een gebedshuis op. In 1873 bezocht hij Blumhardt en Trudel in Europa. Via Cullis werd de boodschap van de gebedsgenezing door een aantal prominente leiders van de heiligingsbeweging geaccepteerd, zoals William E. Boardman, A.J. Gordon, A.B. Simpson en Hannah Whitall Smith. 3

Boardman (1810-1886) was in 1873 met Cullis naar Europa gereisd. Hierna voegde hij zich bij Robert Pearsall Smith en vestigde zich in 1875 permanent in Engeland. Zijn The Lord That Healeth Thee (1881) werd na uitvoerige gesprekken met Stockmayer geschreven. Samen met de dames Charlotte C. Murray en Michael Baxter, opende hij in 1882 een gebedshuis in Londen genaamd Bethsan. De kapel bood plaats aan 600 personen.

Van 1 tot 5 juni 1885 belegde Boardman de International Conference on Divine Healing and True Holiness. De deelnemers kwamen uit Engeland, Schotland, Ierland, Noord-Amerika, Italië, Zweden, Duitsland en Nederland. 4

Illustratief voor de internationale kruisbestuiving van de gebedsgenezingsboodschap is het leven van de Zuidafrikaan Andrew Murray (1828-1917). Murray studeerde theologie in Aberdeen en Utrecht. Tijdens zijn verblijf in Utrecht kwam hij in contact met het Réveil. Dit leidde tot zijn bekering in 1845. Murray keerde na afronding van studie in 1848 terug naar Zuid-Afrika. Hij werd predikant van de hervormde kerk in Zuid-Afrika. Eind 1879 legde zijn huisarts hem wegens een keelziekte een spreekverbod op. Toen de ziekte niet verbeterde, raadde zijn kerkeraad hem in 1882 aan naar Europa te reizen om daar de beste artsen te raadplegen. Al voor zijn vertrek was Murra/s aandacht voor gebedsgene-

zing gewekt. Hij had Boardmans boek over het onderwerp gelezen en was bekend met het werk van de Nederlander Willem Hazenberg, die in Zuid-Afrika de gebedsgenezing propageerde. Vergezeld van zijn vrouw vertrok Murray in mei 1882 uit Kaapstad. In Londen onmoette hij Stockmayer, die hem als volgt onderwees:

U bent nog steeds gebonden door de gebruikelijke inzichten van christenen aangaande het lijden. Aanschouw hoe zorgvuldig Jacobus in de verzen 13 en 14 [van hoofstuk 5] onderscheid maakt tussen lijden en ziekte. Aangaande lijden zegt hij: eeft iemand onder u leed te dragen, laat hij bidden voor geduld (Jac. 1:2-5). Maar dan weer: s er iemand bij u ziek ... het gelovige gebed zal de lijder gezond maken. Er is geen onvoorwaardelijke belofte dat lijden, voortkomend uit de vele verleidingen en verzoekingen van het leven, weggenomen zal worden; maar er is wel zulk een belofte inzake ziekte. 5

Hierna logeerde Murray in het gebedshuis van Boardman en werd binnen drie weken genezen. Murray accepteerde het onderwijs over de gebedsgenezing en publiceerde deze in zijn Jezus de Geneesheer der Kranken, of de Geloofsgenezing naar Gods Woord (Amsterdam, 1885). Murray systematiseerde de bijbelse basis voor gebedsgenezing. Hij gaf de volgende praktische regels voor het ontvangen van genezing:

1. Laat u door het Woord van God leiden in deze zaak. 2. Versta dat de ziekte een kastijding is vanwege de zonde. 3. Wees verzekerd op grond van Gods Woord en belofte, dat het de

wil van God is u te genezen. 4. Neem in een geloofsdaad de Heer Jezus als uw geneesheer aan. 5. Breng uw geloof in beoefening.

6. Wees niet verwonderd als uw geloof beproefd wordt. 7. Begeef u nu, in de kracht van uw Heer, tot een geheel nieuwe

geloofswandel. 8. Wees een getuige van Hem die u geneest.

Mede door zijn bekendheid in Réveil-kringen werden Murra/s boeken in Nederland veel gelezen.

Een andere gebedsgenezer die invloed kreeg in Nederland was de in Schotland geboren en naar Australië geëmigreerde John Alexander Dowie (1847-1907). Sinds 1876 beschouwde Dowie elke ziekte als een werk van satan, dat door het gelovig gebed kon worden overwonnen. In 1888

verhuisde Dowie van Australië naar Noord-Amerika, waar hij in 1896 de Christian Catholic Church oprichtte. Verschillende van zijn talrijke publicaties werden vertaald in het Frans, Duits, Zweeds, Noors en Nederlands. Gedeelten van zijn weekblad Leaves of Healing werden gedurende 1899 en 1900 in Nederland als maandblad, Bladen der Heeling, uitgegeven.

Dowie bezocht Europa in 1900 en 1904. Hij had volgelingen in Engeland, Ierland, Schotland, Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en Nederland. In Nederland kreeg Dowie veel invloed onder officieren van het Leger des Heils, waaronder commandant Arthur Sydney Booth-Clibborn.

Aangaande genezing benadrukte Dowie dat: (1) Jezus Christus nog steeds de geneesheer is; (2) genezing rust op Christus' verzoening; (3) ziekte nooit Gods wil kan zijn. Dowie stond het gebruik van medische hulp niet toe en hij veroordeelde alle gebedsgeners die op dit punt compromissen sloten. Het onderwijs vormde een integraal onderdeel van het genezingsproces. Het hield in: afzweren van zondige gewoonten en praktijken; herstellen van alle verkeerde daden, voor zover mogelijk; aanvaarden dat genezing is begrepen in de verzoening; geloof dat Christus kan en wil genezen. 6 In tegenstelling tot Stockmayer en' Murray kon Dowie ziekte niet als een kastijding van God zien.

Een andere publicatie over gebedsgenezing die in deze tijd in het Nederlands werd vertaald was Het gebed des Geloofs van Cary Judd (1858-1946).

De Nederlandse gebedsgenezers

Thans volgt een korte bespreking van enkele radicale gebedsgenezers die in Nederland opereerden. De radicale gebedsgenezers weigerden, evenals Dowie, te aanvaarden dat God door 'middelen' als medische wetenschap zou willen genezen. Elke ziekte werd als van de duivel beschouwd. Daarom was voor hen de kracht van het gebed en het geloof de enige weg naar genezing. Trad er geen genezing in dan was dit een teken van zonde of tekort aan geloof aan de kant van de zieke.

De gebedsgenezer die de meeste commotie op het Nederlandse kerkelijk erf wist te veroorzaken was Willem Hazenberg (geboren in 1840 te Surhuisterveen). Hij kwam uit een afgescheiden kerk te Niezijl in Groningen. Uit zijn getuigenis blijkt hoe belangrijk de rol van de duivel in zijn leven was. In 1864 ontving hij tijdens een kerkdienst geleid door ds.

R. Duiker een visioen. Hij zag twee groepen mensen, gescheiden door een wand. De ene groep was nog in de macht van de duivel, de andere was verlost door de Zoon van God. Hazenberg behoorde bij de verlosten

en hem werd verzekerd dat God hem zou gebruiken om velen van de macht van satan te verlossen. Twee weken later werd hij door satan in hoogst eigen persoon verzocht om zijn goddelijke roeping te verlaten. Toen hij niet toegaf, trachtte de duivel hem zijn leven te nemen. 7 Hazenberg begon in 1868 in Kampen theologie te studeren.® In 1869 zette hij zijn studie in Amerika voort aan de theologische hogeschool van de Christian Reformed Church, waarna hij vijf jaar deze kerk als predikant diende. 9 Hij trouwde en werd vader van een dochter.

Vanaf 1880 deed hij zendingswerk onder de moslims in Kaapstad, Zuid-Afrika. Teneinde hun vertrouwen te winnen, gaf hij aan de zieken gratis homeopatische medicijnen. Spoedig raakte hij er van overtuigd, dat God op gebed, zonder tussenkomst van andere middelen, wilde genezen. Verschillende genezingen vonden plaats en het duurde niet lang alvorens Hazenberg het land doorreisde om voor de zieken te bidden. 10 In 1882 werden enkele brieven van Hazenberg over gebedsgenezing in Nederland gepubliceerd door P. Huet in Het Eeuwige Leven. Uit deze brieven blijkt duidelijk, dat reeds in 1882 Hazenberg het extreme standpunt innam van afwijzing van het gebruik van alle medicijnen. 11 Dit maakt het zeer onwaarschijnlijk dat hij zijn boodschap van Dowie had, zoals door som-

migen is verondersteld. 12 Huet ging voort met het publiceren van artikelen en brieven over gebedsgenezing van Hazenberg, Boardman, Murray en J.G. Smitt. 13 In 1885 verloor Huet al zijn geloofwaardigheid onder de orthodox-gereformeerden en evangelischen door spiritist te worden. 14 Op de vierde zendingsconferentie van de Zendingsbond in Nederlands-Indië, gehouden te Batavia en Depok in augustus 1885, introduceerde zendeling J.L. Zegers het onderwerp gebedsgenezing. Dit leidde tot zijn publicatie De Geloofsgenezing, hare leer en hare waarde. Zegers baseerde zijn bespreking van de gebedsgenezing op artikelen en brieven in Het Eeuwige Leven en op W. Hazenbergs Geloofsgenezing, een soort catechismus in 24 vragen en antwoorden. Zegers twijfelde niet aan de realiteit van goddelijke genezing, maar hij keurde de radicale leringen van Hazenberg af. In zijn boek waarschuwt hij de Nederlandse christenen tegen Hazenberg, die van plan was naar Nederland terug te keren.

Tijdens een vergadering van de Vereeniging van Hervormde Predikanten in april 1885, had dr. J.H.L. Roozemeyer eveneens het onderwerp 'gebedsgenezing' behandeld. Hij verwees naar de bediening van Blumhardt en naar de publicaties van Cary Judd en Andrew Murray. Na de boodschap van de gebedsgenezing te hebben veroordeeld, concludeerde Roozemeyer dat de roeping van de predikant de geestelijke genezing en niet de lichamelijke genezing van de mens betreft. Roozemeyers lezing werd tezamen met een reactie van J.A. Barbas jr., een van de aanwezige predikanten die met de spreker van mening verschilde, in Bouwsteenen gepubliceerd. 15 In hetzelfde jaar werd het reeds genoemde positieve

verslag van dr. F. van Gheel Gildemeester (1855-1929) van zijn bezoek aan Mannedorf en Hauptweil in Bouwsteenen afgedrukt. Van Gheel Gildemeester was als hervormd predikant betrokken in veel sociaal werk en was populair onder de arbeidende klasse.

In 1886 vervolgde Bouwsteenen met een kritisch artikel van dr. G.J. van der Flier over de gebedsgenezing, waarin werken van Murray, Boardman en Stockmayer werden besproken. Van der Flier stelde dat het doel van de charismata uit de nieuw-testamentische periode was verdwenen en alleen voor een tijd van oogst vlak voor de wederkomst zou terugkeren. In de tussentijd is er geen gave van genezing, maar slechts het gebed van de ouderlingen volgens Jacobus 5. De getuigenissen van genezing, als geproduceerd door de gebedsgenezers, werden in psychologische termen verklaard. Zijn conclusie was nogal hooghartig:

In het algemeen - en met deze opmerking besluiten wij - behoeven wij het verlies der charismata niet te betreuren, daar het ons ruimschoots vergoed is. Wij staan niet achter bij de eerste eeuw, maar verre daarboven. 'Waar de kennis toeneemt, houden de wonderen op, ' heeft Spencer gezegd. Zeker is het, dat de gnosis (kennis) en de sophia (wetenschap) bij ons vrij wat hooger staan dan bij de eerste christenen. En nevens deze bezitten wij de geestelijke wonderen, die de Heer ons daagelijks toont en die veel hooger staan dan de uiterlijke. 16

Een reactie van J.H. Breijer geeft aan, dat de gebedsgenezing een controversiële kwestie was geworden. Breijer bracht naar voren dat het lichaam wel degelijk in de zegen van het evangelie deelt. 17 Het onderwerp werd ook in Stemmen voor waarheid en vrede besproken. Een zekere H. uit Tiel meende dat Murray's Jezus de Geneesheer der Kranken voldoende was weerlegd door Roozemeyer en Van der Flier en hij richtte zijn kritiek daarom op een andere publicatie van Murray: De school des gebeds. Hij noemde Murray een 'apostel van mysticisme' en vond zijn leer onbijbels, gevaarlijk en ziekelijk. 18 H. Höveker (1807-1889), die verscheidene boeken van Murray had uitgegeven, antwoordde dat H.'s bezwaren niet tegen Murray waren gericht, maar tegen de Schrift zelf. is> Rond 1892-1893 kwam Hazenberg van Zuid-Afrika naar Nederland. In

Apeldoorn stichtte hij een huis voor gebedsgenezing genaamd 'Beth-El'. Hij gaf het blad Beth-El's Heilsbode uit en een aantal brochures. 20 Door zijn nogal Amerikaans aandoende methoden kreeg hij veel aandacht. Zijn extreem standpunt dat elk gebruik van medische wetenschap gelijk-

stelde aan afgoderij, vond gehoor in sommige orthodox-reformatorische kringen waar hijzelf uit voortkwam, maar werd in het algemeen zwaar aangevallen door de christelijke pers. Na een paar turbulente jaren keerde Hazenberg in januari 1899 naar Zuid-Afrika terug, maar zijn invloed hield nog enige tijd aan. 21

Eind 1898 werd dr. H.H. Kuyper, redacteur van de Friesche Kerkbode, weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Friesland, gealarmeerd door het bericht dat Hazenberg zelfs onder de gereformeerden in Friesland aanhang vond. Kuyper reageerde direct met vier artikelen. Hij achtte de leer van Hazenberg in strijd met de Schrift, gevaarlijk voor de kranken en zag het bovendien als opzettelijk bedrog. Omdat het gebed alleen iets uitwerkte wanneer de lijder 'er geloof voor heeft' en omdat alleen bepaalde ziekten genezen werden, concludeerde Kuyper dat de langs deze weg verkregen genezing op suggestie berustte. 22 Kuyper verwachtte niet dat deze leer lang stand zou kunnen houden, daarvoor schatte hij het Nederlandse volk 'te gezond en te practisch van zin'.

Tijdens een vergadering van de Confessioneele Vereeniging in Leeuwarden in 1899 presenteerde ds. D. Zoete uit Lemmer een weerlegging van Hazenbergs onderwijs. Zijn lezing werd vervolgens in vijf hoofdartikelen gepubliceerd in het weekblad De Gereformeerde Kerk. 23 Volgens Zoete had de gebedsgenezing de laatste tijd grote aanhang gekregen. Hij veronderstelde dat bijna iedereen, in het bijzonder de vrome gelovigen, er van had gehoord en hij zag Hazenberg als de ziel van de beweging. Zoete aanvaardde de mogelijkheid van genezing door gebed, maar verwierp de totale afwijzing van medicijnen en doktoren door Hazenberg. Tegenover Hazenbergs standpunt dat alle ziekte van satan afkomstig is, stelde Zoete, verwijzend naar Zondag 10 van de Heidelbergse Catechis-

mus, dat zowel gezondheid als ziekte van God komen.

De evangelist R.R. Posthuma uit Hoorn verdedigde Hazenberg met twee open brieven. Posthuma's belangstelling voor gebedsgenezing was door brieven van Hazenberg in Het Eeuwige Leven (1882) opgewekt. Nadat Hazenberg in Nederland was gearriveerd, zocht Posthuma hem verschillende keren op. Posthuma begon dezelfde boodschap te propageren. Zijn radicale leringen werden gepubliceerd in De Geloofsgenezing (Hoorn, 1905). 24

Het schijnt dat Amsterdam in het bijzonder vruchtbare grond was voor deze propagandisten. In 1899 werd het genootschap 'De Goddelijke Genezing' aan de Oude Waal opgericht. Volgens de statuten was de doelstelling van het genootschap het geloof van de leden te sterken door het houden van bijeenkomsten en door het verspreiden van het evangelie. 25 Een ander genootschap voor geloofsgenezing, eveneens in Amsterdam gevestigd, was de 'Geloofsvereeniging der Volheid van Christus in Nederland'. Sinds 1899 gaf zij het blad Goddelijke Genezing, onder redactie van Th.B.V. Dill, uit. De vereniging hield bijeenkomsten in Amsterdam, Den Haag en Apeldoorn en kan als een voortzetting van Hazenbergs bediening gezien worden. 26

Een andere propagandist voor gebedsgenezing was de evangelist C.R. van Leeuwen, die bijeenkomsten hield in Amsterdam. In 1901 kon hij volgens eigen zeggen bogen op bijna 4.000 (!) genezingen in zeven jaar. Hij publiceerde het blad Zion Boodschapper en had een gebedshuis in Muiderberg onder de naam 'Eben-Haëzer'. Van Leeuwen leerde niet dat elke ziekte van de duivel afkomstig was. Ziekte zag hij als een kastijding van God met het doel mensen tot bekering te brengen. Door geloof in het volbrachte werk van Christus werd men genezen. Hij onderscheidde tussen genezing en herstel. Door het gelovig gebed werd men altijd en onmiddellijk genezen, maar het volledige herstel van het lichaam kon dan nog enige jaren vergen. Ondertussen diende men, ongeacht hoe ziek men zich voelde, spijkerhard vol te houden genezen te zijn en af te zien van elke medische bijstand. Twijfelen of medicijnen aanwenden betekende een zekere terugkeer van de ziekte en een gruwelijke dood. 27 Medicijnen waren alleen goed voor ongelovigen en dieren. Van Leeuwen was bekend met Dowie en steunde deze in zijn strijd tegen de medische wetenschap, maar opereerde onafhankelijk.

Van Leeuwen keerde zich tegen alle institutionele kerken en elk 'geestelijk juk'. Niettemin verwachtte hij van zijn volgelingen trouw zijn eigen bijeenkomsten te zullen bezoeken, ook indien zij elders in Nederland woonden. In 1910 gaf de hervormde gemeente te Muiderberg een rondschrijfbrief uit om haar leden te waarschuwen tegen de mensen van 'Eben-Haëzer'. De waarschuwing werd gepubliceerd in het weekblad De Gooilander, waarop Van Leeuwen een reactie schreef. W.H. Lieftinck, predikant van genoemde gemeente, antwoordde in zeven artikelen. 2 ®

Volgens Lieftinck waren gehele streken in Nederland met de ketterij besmet. De achterpagina van Zion Boodschapper toonde een lange lijst van medewerkers in de grote steden. Uit een briefwisseling tussen Van Leeuwen en de hervormde predikant J.H. Gunning J.Hz. blijkt verder dat eerstgenoemde de kinderdoop afwees en een algemene uittocht van Gods volk uit alle kerken ('Babyion') verwachtte. 29

In 1918, toen dr. B. Wielenga, gereformeerd predikant te Amsterdam, zijn 'Genezing op het Gebed' (Schild en Pijl 1/5) schreef, waren alle bovengenoemde bedieningen opgehouden. 30 Toch signaleerde Wielenga dat

het zaad door deze predikers gestrooid vrucht had gedragen. De boodschap van gebedsgenezing werd nadien, in een meer gematigde vorm, door de pinksterbeweging uitgedragen.

Gebedsgenezing en de medische hulpverlening De moderne medische wetenschap is in Nederland betrekkelijk nieuw. Zij is vanuit de traditionele volksgeneeskunst ontstaan. 31 Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw begon de officiële medische hulp zich te onderscheiden van de volksgeneeskunst door voor de huidige technische aanpak te kiezen. Het was nog een lange weg alvorens de medische wetenschap zou integreren in de samenleving. Grote lagen van de bevolking maakten in de negentiende eeuw geen gebruik van de officiële medische hulp.

In de eerste helft van de negentiende eeuw was de medische hulp in Nederland van een laag niveau. Er waren voldoende huisartsen, maar de meerderheid miste een behoorlijke opleiding. Sommigen konden lezen noch schrijven! 32 Bekwame artsen waren schaars en derhalve heel duur.

De situatie veranderde toen in 1865 een universitaire opleiding, afgesloten met een staatsexamen, verplicht werd gesteld. Als resultaat nam het aantal artsen gedurende 1865-1890 dramatisch af, terwijl de bevolking juist sterk groeide. Het tekort aan artsen werd bijzonder in de arme provinciale gebieden gevoeld. Toch was dit niet de enige reden, waarom grote delen van de bevolking nauwelijks gebruik maakten van de medische wetenschap.

Voor de arbeidersklasse was een medische behandeling vaak te duur.

Weinigen konden zich de hoge contributie van een ziekenfonds veroorloven. Naast deze economische factor vormde voor velen de culturele barrière een nog grotere hindernis om gebruik te maken van medische hulp.

De snelle ontwikkeling van de medische wetenschap had geen gelijke tred gehouden met de langzame verandering van het cultuurpatroon van het volk. De armen en arbeiders keerden zich liever tot de volksgenezer, die zij konden begrijpen, dan tot een geleerde arts, die tot een geheel andere stand en cultuur behoorde. De volksgeneeskunst was een onderdeel van hun traditionele levenswijze en de rationele medische weten-

schap was dat niet. 33 De praktijk van de gebedsgenezing komt overeen met de volksgeneeskunst. Beide vormden een protest tegen de gebrekkige bereikbaarheid van de medische wetenschap, vanwege zijn praktische (het tekort aan artsen in provinciale streken), economische, sociale en culturele barrières.

Verschillende gebedsgenezers keerden zich uitdrukkelijk tegen de medische stand. Dowie was hierin zeer uitgesproken. Zijn venijnige Doctors, Drugs and Devils werd in het Nederlands uitgegeven als Dokters, Medicijnen en Duivels (vertaald door Van der Paardt, Apeldoorn). Tijdens zijn theologische opleiding in Edinburgh had Dowie als predikant in het plaatselijk ziekenhuis gewerkt. Hollenweger schrijft over deze tijd: 'Daar had hij de gelegenheid om de conversaties van de chirurgen tijdens de operaties te beluisteren, hetgeen mogelijk zijn latere antipathie tegen doktoren verklaart.' 34

Hazenberg was ook al niet vriendelijk voor de medische stand. Hij beweerde dat medicijnen meer doden hadden veroorzaakt dan alle oorlogen, plagen en hongersnoden tezamen. Alle medicijnen werden als vergif, dat een vernietigend effect op het lichaam heeft, afgetekend 35 Volgens een ooggetuige van een dienst van Hazenberg in Arendskerke, bestond zijn boodschap die avond hoofdzakelijk uit aanvallen op doktoren en medicijnen 36 Posthuma beschuldigde de medische wetenschap er van gevaarlijk te zijn en steeds te veranderen, waardoor alles voor de gewone man onbegrijpelijk werd. 37 Van Leeuwen meende dat de nieuwe wetenschappelijke benadering de medische hulp nog veel gevaarlijker had gemaakt dan daarvoor. 38 De volgende anekdote van Dowie illustreert de gevoelens onder de gebedsgenezers ten opzichte van de medische wetenschap:

Waar is de medische wetenschap? Scientia betekent accurate kennis, nietwaar? Het betekent stellige en zekere kennis over iets. Waar is de stellige en zekere kennis over medicijnen? Kijk, hier komt een man.

'Ik ben een Allopaat.'

'Een allopaat. Welnu, hoe genees je mensen? ' 'Nu, als zij een ziekte hebben, een vergif, dan kijk ik in de lijst van mijn medicijnen, alles dat pharmacie mij geleerd heeft (Jij tovenaar!), en vind ik een ander vergif, sterker dan de man in zich heeft, en ik zeg, 'Open je mond en sluit je ogen en kijk wat ik je heb gegeven' (gelach) en er in gaat het.' 'Welnu, wat doe je dan? ' 'Ik heb het eerste vergif uitgeschakeld.' 'Welnu, Mijnheer Allopaat, als deze sterkere knaap binnen is, wat gaat hij doen? ' 'Ach, na een tijdje kan hij ons wat problemen geven.' 'Wat ga je dan doen? ' 'Ik kijk in mijn lijst van medicijnen en ik kies een andere knaap en ik zeg, 'Sluit je ogen en open je mond, ' en ik stop hem er in en schakel die andere uit.' 'Dat is heel goed. Nu, wat doe je hierna? Stel dat dat sterkere vergif de man problemen geeft aan zijn nieren of lever, of zijn maag, of iets einders? ' 'Wel, dan kijk ik in mijn lijst van medicijnen, en ik zeg, 'Sluit je ogen en open je mond', en ik stop er een andere in en schakel hem uit.' 'Welnu, Mijnheer Allopaat, wanneer houdt dit op? ' 'Oh, het houdt nooit op, totdat ik de man uitschakel' (gelach). 39

Op de voorjaarsvergadering van 1904 van de Christelijke Vereeniging van Natuur-en Geneeskundigen in Nederland stond de gebedsgenezing op de agenda. Dr. P. Wierenga gaf een lezing over het onderwerp, waarop een levendige discussie volgde. Uiteraard keurde men de afwijzing van geneesmiddelen door de gebedsgenezers af. Geconcludeerd werd dat geneesmiddelen en gebed juist goed samengaan. De lezing werd samen met een vervolgartikel van dr. S.R. Hermanides in het orgaan van de vereniging gepubliceerd. 40

Gebedsgenezing in de pinksterbeweging Vanaf het begin is gebedsgenezing een vast onderdeel geweest van de

boodschap en praktijk in de pinksterbeweging. 41 Aankondigingen in het blad van de pinksterbeweging Spade Regen (vanaf 1908) beloofden: 'Een volle verlossing voor geest, ziel en lichaam wordt in deze samenkomsten gepredikt.' Bijzondere samenkomsten voor goddelijke genezing werden op maandagmiddag gehouden. Lichamelijke genezing was een gebruikelijk element in de samenkomst, hetzij door het feitelijk plaatsvinden er van, hetzij door middel van getuigenissen en gebeden, of door illustraties in de prediking. Het sterkte het geloof van de leden en bevestigde dat God aan hun zijde was.

Bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van de getuigenissen in de samenkomsten, dient rekening te worden gehouden met het feit, dat velen 'in geloof getuigden. Dit houdt in dat de genezing wordt verwacht, maar nog niet is gerealiseerd. Met het afdrukken van getuigenissen in Spade Regen was men voorzichtiger. De pinksterleider G.R. Polman 'adverteerde' niet met voorbeelden van genezing, zoals de gebedsgenezers dat wel deden. Uit interviews met ooggetuigen is gebleken, dat vele genezingen nimmer in Spade Regen zijn vermeld. In de 23 jaar van verschijning (1908-1931) werden in Spade Regen slechts 21 getuigenissen, vaak met naam, datum en woonplaats, gevonden. Met een enkele uitzondering getuigden zij alle van een gerealiseerde genezing.

Hoewel de bediening tot genezing veelvuldig werd uitgeoefend, werd er in leerstellige zin nauwelijks iets op papier gezet. De weinige artikelen gewijd aan de boodschap van genezing (voor het merendeel vertalingen) benadrukten, dat genezing als een onderdeel van Christus' verzoening en als beschikbaar voor tillen gezien moet worden. In 1910 verscheen in Spade Regen een meer leerstellige uiteenzetting: 'Gods Weg ter Genezing'. Het was een vertaling van Dowie's tractaat God's Way of Healing, zonder dat de bron werd vermeld. Er werd niet verwezen naar medische hulp, maar wel werd geponeerd:

Ziekte kan nooit Gods wil zijn. 't Is het werk des duivels, als gevolg der zonde, en het is onmogelijk, dat het werk des duivels ooit de wil van God zou zijn. Christus kwam, om de 'werken des duivels te verbreken' en toen Hij nog lichamelijk op aarde was, genas hij 'alle ziekten en kwalen' en van velen dezer lijders staat uitdrukkelijk geschreven, dat zij 'van den duivel overweldigd waren' (1 Joh. 3:8; Matth. 4:23; Hand. 10:38). 42

Evenals Dowie geloofde Polman in vier wijzen van goddelijke genezing:

De eerste is het rechtstreeksche gebed des geloofs; de tweede, de voorbidding van twee of meer personen; de derde, de zalving der Ouderlingen en het gebed des geloofs; en de vierde, de Oplegging der handen door hen, die gelooven, en die God tot die bediening voorbereid en geroepen heeft (Matth. 8:5-13; Matth. 18:19; Jacobus 5:14, 15; Markus 16:18). 43

Anders dan Dowie veroordeelde Polman het gebruik van medische hulp niet, hoewel hij de weg van het geloof zonder medische hulp hoger achtte. B. Wielenga observeerde in 1918:

In de pinkstergemeente is de geloofsgenezing echter niet van primaire betekenis. Het wordt in den christen volstrekt niet veroordeeld, wanneer hij medicinale hulp zoekt. Het persoonlijk geloof beslist. Is het geloof sterk genoeg, laat de christen dan alleen van God genezing verwachten, zoo niet, dat hij dan den dokter te hulp roepe. 44

Zonder openlijk het gebruik van medische hulp af te wijzen, schijnt de druk om de diepere weg van het geloof te gaan gedurende de eerste tien jaar vrij sterk te zijn geweest. Deze druk nam in de jaren twintig af. Ooggetuigen uit deze tijd verklaarden dat medische hulp aanvaardbaar was. In december 1922 schreef Polman, in zijn enige artikel over het onderwerp, dat er in verband met de boodschap van lichamelijke genezing veel schade was aangericht: 'Men heeft er een leerstuk van gemaakt, een sekte van gevormd, en anderen veroordeeld, die hetzelfde niet gelooven.' 43 Polman spoorde de gelovigen aan om niet tegen doktoren en medicijnen te strijden, maar om hun geloof door werken te laten zien: 'Die denkt, iets beters te hebben, brenge dat voort, en de oprechten zullen gelooven.' 40 De overtuiging dat ziekte niet van God komt en

moest worden bestreden bleef overigens overeind. Evenals de gebedsgenezers protesteerden de pinkstergelovigen tegen fatalistische tendenzen in het traditionele christendom, het Nederlandse calvinisme in het bijzonder, dat ziekte als van God gezonden aanvaardde. Volgens zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus komen gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede en alle dingen niet door toeval, maar door de voorzienigheid van God. In latere jaren zou de gereformeerde predikant KJ. Kraan deze uitspraak een 'theologisch bedrijfsongeval' noemen, maar dit was in de periode waarover wij spreken nog onvoorstelbaar. 4 " 7 B. Wielenga beriep zich in zijn reeds aangehaalde studie over genezing op gebed (1918) tegenover de aanspraken van de gebedsgenezers juist op deze zondag in de catechismus. Wielenga beschuldigde de gebedsgenezers ervan genezing zeer eenzijdig op te vatten: 'Wanneer ziekte ontwrichting van het leven is, dan is er ook ziekte in de maatschappij, dat is de armoede; in de staatskunde, dat is de oorlog; in de onbezielde schepping, dat is de mislukking van het gewas.' Verre van sociaal geengageerd te zijn voegde hij er de onthutsende uitspraak aan toe: 'Wanneer de Schrift zegt, dat God de armoede, dat is de maatschappelijke ziekte (die ook gevolg is der zonde), zendt, en dat deze armoede in dit ondermaansche zal blijven, zoo volgt daaruit, dat ook de lichamelijke ziekte een Godsbestuur is, dat deze vijand van Gods schepping een dienstknecht Gods is, die doet wat Hem behaagt.' 48

Bij de opkomst van de gebedsgenezing in de negentiende eeuw kon het extreme standpunt om alle medische hulp af te wijzen gedeeltelijk worden verklaard als een (onbewust) protest tegen de gebrekkige beschikbaarheid van de toenmalige medische wetenschap, vanwege praktische, economische, sociale en culturele barrières. Hoewel deze barrières niet meer opgingen voor de periode na 1900 bleven de enkele overgebleven gebedsgenezers vasthouden aan hun strikte afwijzing van medische hulp, gewoonlijk gepaard gaande met een anti-kerkelijke houding. De pinkstergelovigen waren over het algemeen in staat om een meer gematigd standpunt in te nemen, mede omdat hun boodschap niet tot gebedsgenezing beperkt was. De Geestesdoop opende de weg naar een verscheidenheid van geestelijke gaven. Dit voorkwam een eenzijdige nadruk op lichamelijke genezing en bewerkte een wat meer uitgebalanceerde houding. De praktijk en de inzichten van de pinksterbeweging inzake de boodschap van genezing hielden een oproep aan de kerken in om hun

theologie en wereldbeeld te herzien. Het zou nog tientallen jaren duren, voordat dit appèl ter harte zou worden genomen.

Literatuur

Barbas, J.A. jr. 'Naschrift: De predikant bij het krankenbezoek'. Bouwsteenen, IV (1885), 105-110.

Barger, E. 'Een apostolisch man'. Stemmen voor waarheid en vrede, XIX

(1882), 41-66. Boardman, W.E. 'Een nieuw huis te Londen voor genezing door het geloof. Het Eeuwige Leven, III (1882-1883), 66-69.

Bosch, J. 'Geloofsgenezing' in Christelijke Encyclopaedie, II. Kampen,

1925-1931. Breijer, J.H. 'Genezen op het gebed'. Bouwsteenen, V (1886), 164-172. Brugghen, G.A. van der. 'Blumhardt en de wereld der geesten'. Stemmen

voor waarheid en vrede, XIX (1882), 549-556. Burkens, I.C. 'Brief van Doctor Burkens'. Het Eeuwige Leven, III (1882-

1883), 135-136. Chappel, P.G. 'Healing Movement' in Dictionary of Pentecostal and Charismatic Movement (Grand Rapids, 1988), 355-356.

Dijk, Paul van. Volksgeneeskunst in Nederland en Vlaanderen. Deventer,

1982. Dü, Th.B.V. (red.) Goddelijk Genezingsblad, I nrs. 1-3 (1899). Dowie, J.A. 'God's Way of Healing'. Leaves of Healing, XV (24 sept.

1904), 790. Dowie, J.A. (red.). Bladen der Heeling 1-2 (juni 1899-juli 1900). Dowie, J.A. Dokters, Medicijnen en Duivels. Apeldoorn, z.j.

'Engeland: De Conferentie over 'heiligheid en genezing". De Heraut 28

juni 1885. Goudsmit, Jaap. Anderhalve eeuw dokteren aan de arts: Geschiedenis van

de medische opleiding in Nederland. Amsterdam, 1978. Flier, GJ. van der. 'De zoogenaamde geloofsgenezing'. Bouwsteenen, V

(1886), 82-105. Gheel Gildemeester, F. van. 'Genezing op het gebed en door het Geloof.

Bouwsteenen, IV (1885), 343-374. H. 'Andrew Murray en zijne gebedsleer'. Stemmen voor waarheid en

vrede, XXIII (1886), 962-970. Hazenberg, W. Bijbelleer der Genezing des Lichaams op het Gebed des

Geloofs met Getuigenissen van Genezingen in Nederland. Veendam, [1896].

Hazenberg, W. Jezus de Geneesheer of De Kranken door Christus genezen. Veendam, [1893].

Hazenberg, W. De Tweeërlei Rust. Utrecht, z.j.

Hazenberg, W. 'Genezing door het geloof. Het Eeuwige Leven, III (1882-1883), 70-72.

Hazenberg, W. 'Het leven door ongeloof verkort'. Het Eeuwige Leven, III (1882-1883), 115-118.

Harlan, Rolvix. John Alexander Dowie and the Christian Catholic Apostolic Church in Zion. Evansville, 1906.

Hermanides, S.R. 'Gebedsgenezing uit philosophisch oogpunt beschouwd'. Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur-en Geneeskundigen in Nederland, III (1904), 68-72.

Hollenweger, Walter J. The Pentecostals. Londen, 1972. Höveker, H. 'Nog een woord over Andrew Murray de school des gebeds'. Stemmen voor waarheid en vrede, XXIII (1866), 1073-1078. Huet, P. 'Naschrift'. Het Eeuwige Leven, III (1882-1883), 73-74. Huet, P. 'Antwoord aan Doctor Burkens'. Het Eeuwige Leven, III (1882-1883), 137-138.

Kraan, KJ. Opdat u genezing ontvangt. Hoornaar, 1973. Kuyper, H.H. 'Genezing door het geloofsgebed'. Friesche Kerkbode 23 en 30 dec. 1898; 6 en 20 jan. 1899.

Laan, C. van der. De Spade Regen: Geboorte en groei van de pinksterbeweging in Nederland 1907-1930. Kampen, 1989.

Leeuwen, C.R. van. Wilt gij gezond worden? Ierseke, 1904. Leeuwen, C.R. van. Ziekte ... en hoe te genezen: Een woord over Goddelijke genezing. Amsterdam, 1901.

Lieftinck, W.H. 'Geloofsgenezing' (protest-voorlichting-waarschuwing). Naarden, 1911.

[Mooij]. Geloofsgebed en geloofsgenezing. Overdruk uit De Vredebode met enige aantekeningen voorzien. Leeuwarden, 1885. Murray, A. Jezus de Geneesheer der kranken, of de Geloofsgenezing naar Gods Woord. Amsterdam, 1885.

Murray, A. De School des Gebeds. Amsterdam, 1885. Murray, A. 'Brieven van Ds. Andrew Murray aan de gemeente te Wellington over de genezing door het geloof. Het Eeuwige Leven, III (1882-1883), 139-144.

De Pinkstergemeente en hare dwalingen getoetst aan Gods Woord. Rapport van de commissie inzake de 'Pinksterbeweging' aan de classis Meppel der Gereformeerde Kerken. Hoogeveen, 1932. Plessis, J. du. The Life of Andrew Murray of South Africa. Londen, 1919. Polman, G.R. 'Goddelijke genezing naar de Schrift'. Spade Regen, XV (1922), 139.

Posthuma, R.R. De Geloofsgenezing. Hoorn, 1905. Posthuma, R.R. 'Ingezonden'. De Gereformeerde Kerk, XII (1 febr. 1900). Roozemeyer, J.H.L. 'De roeping van den leeraar aan het krankbed, ook met het oog op Jac. V:14, 15'. Bouwsteenen, IV (1885), 92-104.

Smitt, J.G. 'Een bezoek te Hauptweil'. Het Eeuwige Leven, III (1882-1883), 85-89.

Velders, W.J.J. 'Gebedsgenezing' in Christelijke Encyclopaedie, VI. Kampen, 1931.

Verdoorn, J.A. Het Gezondsheidswezen te Amsterdam in de negentiendeeeuw. Nijmegen, 1981.

W., E. 'Blumhardt en het spiritisme'. Stemmen voor waarheid en vrede, XIX (1882), 557-563.

Wielenga, B. 'De genezing op het gebed'. Schild en Pijl, I (1918), 1-35. Wierenga, P. 'Genezing van ziekte op gebed'. Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur-en Geneeskundigen in Nederland, III (1904), 4-21.

Zegers, J.L. De Geloofsgenezing, hare leer en hare waarde. Den Haag, 1886.

Zoete, D. 'Genezing op het gebed'. De Gereformeerde Kerk, XVII (23 en 30 nov. 1899; 7, 14 en 21 dec. 1899).

Zündel, F. Johann Christoph Blumhardt in zijn leven en werken. Vertaald door C.A. Adama van Scheltema. Nijmegen, z.j.

Correspondentie Ditmarsch, J.C. aan J.H. Gunning J.Hz. Arnhem, 19 dec. 1912. Gunning J.Hz., J.H. aan C.R. van Leeuwen. Utrecht, 21, 23 en 25 april 1911; 9 mei 1911.

Gunning J.Hz., J.H. aan W.H. Lieftinck, Utrecht, 21 april 1911. Keers, W.A. aan J.H Gunning J.Hz. Z.p., 24 maart 1910. Kolff-Reepmaker, Maria J. aan J.H. Gunning J.Hz. Zeist, 17 sept. 1911. Leeuwen, C.R. van aan J.H. Gunning J.Hz. Amsterdam, 14 maart 1910; 22, 24 en 24 april 1911; 9 mei 1911.

Lieftinck, W.H. aan J.H. Gunning J.Hz., Muiderberg, 29 april 1911. Meijer, H. aan J.H. Gunning J.Hz. Amsterdam, 30 aug. 1911. Schneider, H. aan J.H. Gunning J.Hz., Muiderberg, 9 mei 1911.


1. P.G. Chappel, 'Healing Movement', in Dictionary of Pentecostal and Charismatic Movemcnt (Grand Rapids, 1988), 355-356.

2. F. van Gheel Gildemeester, 'Genezing op het gebed door het GelooF, Bouwsteenen, IV (1885), 343-374.

3. Chappell, 358.

4. In de rubriek 'Buitenland' van De Heraut van 28 juni 1885 verscheen een verslag van de conferentie. Gemeld werd dat Nederland 'slechts door één arbeider, die voor heiligmaking en genezing ijvert, gerepresenteerd was'.

5. J. du Plessis, The Life ofAndrew Murray of South Africa (Londen, 1919), 340.

6. Cf. Rolvix Harlan, John Alexander Dowie and the Christian Catholic Apostolic Church in Z/'on (Evansville, 1906); Philip Lee Cook, 'Zion City, Illinois: Twentieth Centuiy Utopia' (Colorado, 1965).

7. J.L. Zegers, De Geloofsgenezing, hare leer en hare waarde (Den Haag, 1886), 42-43.

8. Uit het studentenregister blijkt dat Hazenberg van 1 januari 1868 tot 26 maart 1869 ingeschreven is geweest, waarna hij vertrok naar Noord-Amerika. 9. Zegeis, 42. Onder de vele afgescheidenen die in de tweede helft van de negentiende eeuw naar Amerika trokken, waren eveneens de drie opeenvolgende predikanten van Hazenbergs kerk te Niezijl: R. Duiker, G.E. Boer en H. van Hoogen. Anderhalve eeuw Gereformeerden in stad en land, III (Kampen, 1984), 19. 10. W. Hazenberg, Jezus de Geneesheer of De Kranken door Christus genezen (Veendam, [1893]), 9-11.

J. du Plessis (Life of Andrew Murray, 338) schrijft dat Hazenberg in alle delen van het land veel gevraagd werd om zieken de handen op te leggen en te bidden voor hun herstel. Het Zuidafrikaans tijdschrift De Christen publiceerde brieven van Hazenberg, alsmede reacties van predikanten die tegen Hazenbergs opvattingen ingingen. Het Wageningsch Weekblad rapporteerde onder 'Zuid-Afrika' op 29 januari 1885 dat Hazenberg meer en meer tegenstand ontmoette Vooral van de predikanten der Ned. Ger. Kerk'. Hetzelfde blad berichtte op 15 juli 1885 onder 'Weer in de synode' dat enkele predikanten in Zuid-Afrika in meer of mindere mate met Hazenberg sympathiseerden, waaronder Andrew Murray.

11. W. Hazenberg, 'Genezen door het geloof, Het Eeuwige Leven, III (september 1882), 70-72; Idem, 'Het leven door ongeloof verkort', III (december 1882), 115-117. Toen de medicus I.C. Burkens een weerwoord schreef, antwoordde Huet dat hij als redacteur niet de volledige verantwoordelijkheid voor de inhoud van Hazenbergs brieven droeg. Het Eeuwige Leven, III (januari 1883), 135-138.

12. B. Wielenga en J.H. Gunning J.Hz. meenden, dat Hazenberg tijdens zijn verblijf in Amerika was beïnvloed door Dowie. Dowie kwam pas in 1888 naar Amerika, terwijl Hazenberg in 1880 Amerika had verlaten. Aangezien Hazenberg al in 1882 gebedsgenezing praktizeerde, is het niet waarschijnlijk dat hij zijn boodschap van Dowie had overgenomen. B. Wielenga, 'De genezing op het gebed', Schild en Pijl, I (1918), 11; J.H. Gunning J.Hz., William Booth (Amsterdam, [1936]), 254.

13. W.E. Boardman, 'Een nieuw huis te Londen voor genezing door het geloof, Het Eeuwige Leven, III (september 1882), 66-69; J.G. Smitt, 'Een bezoek te Hauptweil', III (oktober 1882), 85-89; A. Murray, 'Brieven van Andrew Murray over de genezing door het geloof, III (januari 1883), 139-144.

14. Vijf jaar later werd Huet door J.G. Smitt weer teruggewonnen. P. Huet, Na vijf jaren (Amsterdam, 1891).

15. J.H.L Roozemeyer, 'De roeping van den leeraar aan het krankbed, ook met het oog op Jac. V: 14, 15', Bouwsteenen, IV (1885), 92-104; J.A. Barbas jr., 'Naschrift', IV (1885), 105-110. Barbas beval de komende internationale conferentie over gebedsgenezing in Londen bij de lezers aan.

16. G J. van der Flier, 'De zoogenaamde geloofsgenezing', Bouwsteenen, V (1886), 104. 17. J.H. Breijer, 'Genezing op het gebed', Bouwsteenen, V (1886), 164-172.

18. H. 'Andrew Murray en zijne gebedsleer', Stemmen voor waarheid en vrede, XXIII (1886), 962-970.

19. H. Höveker, 'Nog een woord over Andrew Murray de school des gebeds', Stemmen voor waarheid en vrede, XXIII (1886), 1073-1078.

20. W. Hazenberg, Bijbelleer der Genezing des Lichaams op het Gebed des Geloofs met Getuigenissen van Genezingen in Nederland (Veendam, [1896]); Idem, De Tweeërlei Rust (Utrecht, z.j.).

21. Het Goddelijk Genezingsblad 1 (1899), rapporteert dat W. Hazenberg op 25 januari 1899 tijdelijk naar Zuid-Afrika was vertrokken. Naar het schijnt is Hazenberg niet meer teruggekeerd.

22. H.H. Kuyper, 'Genezing door het Geloofsgebed, ' Friesche Kerkbode 23 en 30 december 1898; 6 en 20 januari 1899; Cf. een ingezonden reactie van B. uit Lauwmaand, 3 februari 1899.

23. D. Zoete, 'Genezing op het gebed', De Gereformeerde Kerk, XVII, 23 en 30 november 1899; 7, 14 en 21 december 1899.

24. Cf. J. Beumer, De geloofsgenezing door R.R. Posthuma (Utrecht, 1907).

25. Wielenga, 11-13. 26. Goddelijk Genezingsblad 1/1 - 1/3 (1899). Namen met adressen van de vertegenwoordigers en plaatsen van samenkomst werden vermeld.

27. C.R. van Leeuwen, Ziekte..... en hoe te genezen: Ben woord over Goddelijke genezing (Amsterdam, 1901), 18-21.

28. De complete correspondentie met bijlagen werd gepubliceerd in: W.H. Lieftinck, 'Geloofsgenezing (protest-voorlichting- waarschuwing) (Naarden, 1911).

29. C. van Leeuwen aan J.H. Gunning J.Hz., Amsterdam, 14 maart 1910; 22, 24 en 25 april 1911; 9 mei 1911. Aanwezig in de Rijksuniversiteit Utrecht, afdeling Handschriften, onder: Hs Gunning 25 C 4.

30. Een onderzoek naar de tienjaarlijkse volkstellingen leverde enige gegevens op omtrent personen die de gebedsgenezing aanhingen. Bij de volkstelling van 1899 waren 48 personen (20 mannen en 28 vrouwen) als leden van de 'Geloofsvereeniging in de volheid van Christus' aangemerkt. Dezelfde telling toonde nog eens 11 leden (4 mannen en 7 vrouwen) van de 'Geloofsvereeniging van de Goddelijke Genezing". Van de in totaal 59 leden, kwamen op 2 na allen uit Amsterdam. Uitkomsten der achtste tienjaarlijksche Volkstelling 12 (Den Haag: C.B.S., 1901), 134- 135.

De volkstelling van december 1909 toonde: totaal mannen vrouwen Algemeene Christelijke kerk in Sion: 7 2 5 Bethel genezen door gebed: 21 10 11 Geloofsgenezing: 9 4 5 Geloofsver. in de volheid van Christus: 71 37 34

Uitkomsten der negende tienjaarlijksche Volkstelling 3 (Den Haag: C.B.S.), 208-211.

In de publicatie van de volkstelling van 1920 werden de cijfers van de kleinere gemeenschappen niet vermeld. Uit informatie verkregen uit het archief van het Centraal Bureau voor de Statistiek in Voorburg is gebleken, dat 2 vrouwen als leden van de

'Vrije Evangel. Gebedsgenezing', en één man als lid van 'Genezing op gebed' waren geregistreerd. De volkstelling van 1930 telde slechts 1 lid van 'Genezing door gebed'. 31. Cf. Paul van Dijk, Volksgeneeskunst in Nederland en Vlaanderen (Deventer, 1982), 62. 32. Jaap Goudsmit, Anderhalve eeuw dokteren aan de arts: Geschiedenis van de Medische opleiding in Nederland (Amsterdam, 1978), 21.

33. J.A. Verdoorn, Het Gezondheidswezen te Amsterdam in de 19e eeuw (Nijmegen, 1981), 15.

34. Walter J. Hollenweger, The Pentecostals (Londen, 1972), 116.

35. W. Hazenberg, Jezus, de Geneesheer (Veendam, 1893), 5. Hazenberg citeert een niet nader genoemde bron waarin 30 medici zich zeer kritisch uitlaten over hun eigen medische stand. Posthuma gebruikte dezelfde bron in zijn publicaties.

36. W.A. Keers aan J.H. Gunning J.Hz., 24 maart 1910.

37. R.R. Posthuma, 'Ingezonden', De Gereformeerde Kerk, XII (1 februari 1900).

38. C.R. van Leeuwen, Ziekte..... en hoe te genezen, 41.

39. J.A. Dowie, Leaves of Healing, III (juli 1897), 636. Geciteerd in Hollenweger, The Pentecostals, 119. 40. P. Wierenga, 'Genezing van ziekte op gebed'; S.R. Hermanides, 'Gebedsgenezing uit philosophisch oogpunt beschouwd', Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland, III (1904), 4-21; 68-76. Cf. British Medical Journal 18 juni 1910 voor uitgebreide reacties op de gebedsgenezing vanuit de Britse medische wereld.

41. Zie voor een uitgebreide beschrijving van het ontstaan van de pinksterbeweging in Nederland mijn: De Spade Regen: geboorte en groei van de Pinksterbeweging in Nederland 1907-1930 (Kampen, 1989). 42. 'Gods Weg ter Genezing", Spade Regen nr. 17 (aug.-sept. 1910), 3; cf. John A. Dowie, 'God's Way of Healing 1, Leaves of Healing XV (24 september 1904), 790.

43. Ibid. Cf. Wumkes, 21.

44. Wielenga, 11. Cf. W.JJ. Velders, 'Gebedsgenezing, ' Christelijke Encyclopaedie, VI (Kampen: J.H. Kok, 1931), 183-184. Hiertegenover staat de verklaring in het Rapport van de commissie inzake de 'Pinksterbeweging' aan de classis Meppel der Gereformeerde Kerken, De Pinkstergemeente en hare dwalingen getoetst aan Gods Woord (Hoogeveen, 1932), dat de pinkstergelovigen het gebruik van medische hulp afwezen (p. 12). Dit rapport behandelde echter uitsluitend de Gemeente des Heeren, een extreme tak van de pinksterbeweging, welke inderdaad elke medische hulp verwierp.

45. G.R Polman, 'Goddelijke genezing naar de Schrift', Spade Regen, XV (december 1922), 139.

46. Ibid, 140.

47. Cf. KJ. Kraan, Opdat u genezing ontvangt (Hoornaar, 1973), 194-201. Kraan demonstreert hoe de catechismustekst en de aangehaalde bijbelplaatsen elkaar op dit punt tegenspreken. 48. Wielenga, 24.

Dit artikel werd u aangeboden door: Archief en Documentatiecentrum van de Gereformeerde kerken in Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1990

DNK | 106 Pagina's

PROTESTANTSE GEBEDSGENEZERS IN NEDERLAND

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1990

DNK | 106 Pagina's