„HET JUK IN DE JEUGD”
Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt. (Klaagl. 3 : 27.)
Een moeilijke, zware, drukkende jeugd is niet aantrekkelijk. Het schijnt ook niet goed, niet nuttig en niet gewenst te zijn. In de jeugd, als alles nog zo zwak is en teer, als lichaams-en geesteskrachten zich ontwikkelen moeten, dan schijnt de tegenstand, de moeite en de druk allerminst gewenst. Daarom wordt ook inderdaad iemand, die een harde en zware jeugd heeft, door velen beklaagd.
Toch mogen wij ons wel eens afvragen, of zij die een zonnige jeugd hebben zulk een grote kracht ontplooien öf tot zulk een grote zegen voor zichzelf en anderen zijn.
Is de geschiedenis van de kinderen der weelde, die in hun jeugd worden ontzien, dan zo aanbevelenswaardig? Zijn de kinderen van Eli, die niet eenmaal zuur werden aangezien, zulke ideale mannen geworden in hun later leven?
Werkelijk, dan wist de profeet Jeremia het beter dan de priester Eli. Jeremia spreekt ernstige waarheid, als hij het „goed" noemt, dat een man het juk in zijn jeugd draagt. Góéd is wat anders dan é-angenaam, wat anders dan heerlijk, dan liefelijk. Goed is hier nuttig en daarom nódig.
Dat he£ft vooral Jeremia verstaan, die op jeugdige leeftijd tot profeet geroepen werd, die de moeite van dat profetisch ambt moest dragen, te midden van een wederspannig volk. Nu hij, omringd door de grootste ellende, op de puinhopen der beminde stad staarde, stond hij midden in het leven, dat door vuur beproefd en door stormen geschud werd. En nu zegt hij, dat het voor de vorming van dit leven vol strijd en smart goed was, het juk in de jeugd te dragen.
Er ligt in dit woord een beeldspraak, welke ontleend is aan een oud gebruik. Bij het ploegen van het land werd op de hals der dieren een dwarshout, of ook wel een juk uit ijzer bestaande, gelegd. Met banden werden zij aan elkander verbonden, om gemeenschappelijk de ploeg voort te trekken. Daardoor werd de nek neergedrukt en zo werden zij dan door de eigenaar naar zijn wil geregeerd.
Hierin zien wij het grote nut van het juk. Het juk, dat de Heere Zijn volk oplegt, heeft geen ander doel, dan om ons aan Hem te verbinden en om ons door Hem te laten leiden. Niet te doen wat wij willen, maar wat de Héére wil.
Helaas, de mens begeert van nature zijn eigen, verkéérde wil en zin uit te leven. Hij wil los van God en los van Zijn dienst en volk zijn levenspad bewandelen. Hoe goed is het, als ons dit juk in onze jeugd wordt opgelegd. Dat wij het gewillig leerden dragen.
Immers, die door genade aan de Heere verbonflen mag worden, leert kennen wien en wat hij geworden is door de zonde. Dan wordt de lust uit de zonde en uit de wereld weggenomen. Zulks geschiedt uit de eeuwige liefde Gods, opdat ook in onze harten de behoefte gewekt wordt, om van onze zonden en schuld verlost te worden en dóór God mét God verzoend en bevredigd te zijn. Nooit zal er behoefte in des mensen hart ontstaan naar Hem, die dierbare Zaligmaker, als wij ons zelf eerst niet als verlorenen leren kennen. En dit is toch het eeuwige leven; dat zij U kennen, den enigen en waarachtigen God èn Jezus Christus, Die Gij gezonden 'hebt. Zulks, gewerkt door Gods Geest naar des Vaders welbehagen, is het allergrootste voorrecht, vooral als dat in onze jéügd mag plaats grijpen.
Het juk der jeugd kan bestaan in moeilijkheden en wederwaardigheden, waardoor wij door des Heeren voorzienigheid geleerd worden, om met al die noden tot Hem de toevlucht te nemen. Al wil onze natuur zulk een juk wel afwerpen, wat is het goed en heilzaam dat te leren dragen. Dat toch is het juk van Christus en dat is zacht, omdat niets dan liefde er de last van uitmaakt. Onder dat juk is geen bezwijken mogelijk, omdat des Heeren ondersteuning er in ervaren wordt.
Geoefend te worden in de jeugd, om het geheim te verstaan, dat het is om eigen schuld en zonden, maar om dan ook te leren, dat Christus de zonden heeft gedragen en weggedragen, opdat wij alleen in en door
Hém behouden kunnen worden. Dan ook geeft de ervaring in de jeugd van 's Heeren ondersteuning en vertroostingen ons een rijke jeugd, niet alleen voor ons zélf, maar ook om dienstbaar te zijn voor anderen.
Zie dat eens in de profeet Jeremia, die hier uit eigen ervaring spreekt.
Hoe smartelijk en raadselachtig ook voor ons het juk in de jeugd schijnt te zijn, het bevat voor hen, die er door geoefend worden, een rijkdom, die de wereld niet ként en ons ook nooit géven kan.
Ook ü, mijn vrienden in het verre Oosten, wordt het juk opgelegd. Dat het voor uw later leven tot een rijke en een eeuwige zegen gesteld worde. Dat het diene, om u aan de Heere en Zijn dienst te verbinden, opdat gij u met al Uw noden in Zijn handen leert overgeven.
De Heere geve u, dat gij het woord van de profeet leert verstaan èn dat het nut van 's Heeren wegen, tot roem Zijns Naams, u met de dichter doe instemmen:
Dan zingen zij in God verblijd, Aan Hem gewijd, Van 's Heeren wegen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juli 1948
Daniel | 8 Pagina's