Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leer en Leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leer en Leven

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3.)

I. Het Woord Gods. (b)

God heeft Zich geopenbaard. Hij heeft Zijn raad en wil bekend gemaakt door mondelinge aanspraak aan onze eerste voorouderen, met hoorbare stem. Waren Adam en Eva staande gebleven, dan hadden deze aanspraken zich al meer en meer uitgebreid en de mens had steeds meer van Gods heerlijkheid mogen aanschouwen. Ongetwijfeld hebben Adam en Eva voor d'e val de glans en majesteit Gods aanschouwd en zonder verschrikking hoorden zij Zijn stem. Helaas, zij zijn gevallen, en wij met hen, en al dadelijk blijkt hun angst om - voor God te verschijnen. Toen riep de Heere Adam ter verantwoording met de woorden: Waar zijt gij? " en sprak hij, wat we lezen in Gen. 3 : 9-19, oordeel en genade over de gevallenen.

God sprak tot Kaïn, vóór en na zijn broedermoord. Als Abel in het geloof offerde, zag de Heere hem en zijn offer aan en liet dit door een teken weten. Zo dat dit ook Kaïn niet onbekend bleef. Waarschijnlijk kwam er vuur van de hemel, dat het offer verteerde. Dit wekte de toorn van Kaïn op en zijn aangezicht verviel. Nu gaat de Heere met Kaïn spreken om hem terecht te wijzen, maar hij zint op wraak en slaat tenslotte zijn broeder dood. De Heere roept Kaïn voor Zijn vierschaar en velt over hem een rechtvaardig vonnis, hoewel Hij hem nog van het tijdelijke leven verzekert.

God heeft ook werkelijk tot Noach gesproken vóór en né. de zondvloed. Eerst om hem bekend te maken, dat Hij voornemens was de goddeloze mensen van de aardbodem te verdelgen en om hem opdracht te geven tot de bouw der ark. Alles stond onder direct bevel des Heeren. De Heere spreekt als hij in de ark moet gaan, maar ook, als hij er uit moet gaan, om daarna Zijn verbond met hem en zijn nakomelingen op te richten.

De Heere sprak met Abraham en riep hem uit Ur der Chaldeeën, om land en maagschap te verlaten, ja zelfs zijns vaders huis en te gaan naar een onbekend land. Uit hem wilde de Heere een afgezonderd volk formeren. De uitnemendste belofte ontving hij: „En in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden." Uit hem zou de Messias, de Christus, naar het vlees geboren worden.

Zo ging Gods spreken voort met Izaak en Jakob en gaf hij al deze aartsvaders aanwijzingen, waarnaar zij hun leven moesten richten, hetzij onmiddellijk met hoorbare stem of door de mond van een engel.

Ook door Goddelijke inspraak in het hart maakt de Heere Zijn raad en wil bekend. Als Mozes de Is» raëlieten vermaant om weg te gaan van de tenten van Korach, Dathan en Abiram, dan voorspelt hij deze op-

standelingen een verschrikkelijke dood. De Heere maakte het hem in het hart bekend, dat zij niet sterven zouden als andere mensen en zij voeren levend ter helle (Num. 16). De uitkomst bewees, dat hij waarheid gesproken had.

Zo heeft de Heere ook door gezichten (visioenen) en dromen Zijn gedachten aan het schepsel bekend gemaakt. In Zijn Woord worden ze ons meegedeeld en hoe rijker en heerlijker de glans van Christus' Koninkrijk geopenbaard wordt, des te minder we lezen van dromen. De Heere openbaarde Zich in de droom aan Abimelech (Gen. 20), Jacob, Laban, Jozef, Salomo en Jozef, de man van Maria. Jozef, een van de 12 broeders, en Daniël worden ons beschreven als mannen, die dromen konden uitleggen. Onder de Nieuwe bedeling raakt de droom op de achtergrond. Onze dromen hebben geen betekenis, openbaren geen verborgen dingen en ontsluieren ons de toekomst van anderen of van ons zelf niet. Het is daarom geheel verkeerd, wanneer iemand zich voor een kind van God houdt, omdat hij wel eens een „vrome" droom gehad heeft. De wijze Prediker zegt daarvan in hoofdstuk 5:7: In de veelheid der dromen zijn ijdelheden! „Nimmer mogen we dan ook op een droom het gebouw onzer zaligheid vestigen. De Heere openbaart Zich op deze wijze gewoonlijk niet meer.

Met de visioenen is het echter enigszins anders gesteld. Daar lezen we van tot op de laatste bladzijde der Heilige Schrift. De Openbaring aan Johannes is immers één groot visioen! Vooral bij de Profeten wordt dikwijls van visioenen melding gemaakt. Deze wijze van openbaring maakte God dienstbaar aan de mededeling van Zijn heil en zaligheid in Christus. We komen hier later nog op terug. Dit staat nu reeds vast, ook het visioen heeft afgedaan als openbaringsmiddel. Wij hebben nu alléén de Bijbel, het geopenbaarde Woord van God. Wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de morgenster (d.i. Christus) opga in uwe harten. (2 Petr. 1 : 19).

Gelukkig, dat we het Woord van God nog in ons bezit mogen hebben. Dat alleen kan ons wijs maken tot zaligheid. Dat de Goddelijke inspraak dan ook in ons hart weerklinken mocht: „Ontwaakt gij, die slaapt en staat op uit de doden, en Christus zal over u lichten!", opdat het geopenbaarde Woord heerschappij voere in onze harten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1949

Daniel | 8 Pagina's

Leer en Leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1949

Daniel | 8 Pagina's