Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

De vestiging der germaanse-roomse kerk.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Reeds in de 3e eeuw vestigden zich germaanse stammen op de N.-grenzen van het romeinse Rijk. De Oost-Gothen trokken Dacië binnen en breidden hun gebied uit tot aan de Zee van Asow. Van hier uit maakten zij rooftochten over de Zwarte Zee naar Klein-Azië en brachten dan christenslaven mee. Zo zijn zij bekend geworden met het christendom.

De West-Gothen trokken de Donau over en kwamen zo in aanraking met de gevestigde Rijkskerk. Op het concilie van Trente (325) was reeds een gotische bisschop aanwezig. Hun bekendste bisschop is geweest Wulfila (4e eeuw). Hij was een geleerd man en maakte zich voor zijn volk verdienstelijk door het een letterschrift, een bijbelvertaling te geven. Deze, de zgn. „zilveren codex" wordt nog bewaard te Upsala in Zweden. Merkwaardig liet hij de boeken van Samuël weg: zijn volk was al oorlogszuchtig genoeg!

In deze tijd was de ariaanse godsdienst godsdienst van staat, zodat ook de Gothen het arianisme overnamen. Toen zij daarna overgingen tot bekendmaking van hun godsdienst aan andere germaanse stammen, zoals Vandalen, Bourgondiërs, Sucven en Longobarden kan men zeggen, dat een groot deel van hen ariaans waren.

De Volksverhuizing bracht heel wat verschuivingen. In 372 toch trokken de Hunnen de Wolga over, onderwierpen Oost-Gothen en Alanen en breidden hun macht, westwaarts gaande, ten N. van de Donku meer en meer uit. De germaanse stammen schoven daar bij op. De West-Gothen kwamen in Spanje terecht; de Vandalen uit Midden-Duitsland via Spanje in Noord-Afrika; de Bourgondiërs uit N.-Duitsland in 't gebied van Rhóne en Saóne.

Tijdens deze tochten kreeg ook het Rijk zijn deel.

De germaanse legers vielen het binnen, söms noodgedwongen en de Romeinen moesten hun legioenen uit vele bezette gebieden terugroepen. In 401 en 406 verlieten zij Engeland; ten slotte zelfs Gallië. Ook Italië en Rome moesten het ontgelden. De West-Goth Alarik kwam 3 jaar achtereen voor Rome en plunderde het in 410, wat een ontzaglijke indruk maakte. Het Rijk was niet meer, wat het voorheen geweest was; zijn kracht was gebroken. Wij zouden het kunnen noemen een Imperium Effaminatum, verwijfd.

Op weg naar Afrika stierf Alarik en werd opgevolgd door zijn zwager.

Eenmaal, in 451, hebben W.-Gothen en Romeinen zich verbonden op de Catalaunische velden (Chaions-sur-Marne) tegen Atilla. Deze werd verslagen en moest terugwijken over de Rijn, nam Aquileja en was voornemens op Rome los te gaan.

Het was op deze tocht, dat hij een gezantschap, met paus L.eo I aan het hoofd, ontving om hem te weerhouden aan zijn voornemen uitvoering te geven. Wat gelukte. Reeds het volgend jaar (453) stierf de Hunnen aanvoerder.

In tegenstelling met de andere Germanenstammen gingen de Vandalen in Afrika hevig te keer tegen de aldaar wonende orthodoxe bevolking. Zij veroverden Hippo (tijdens het beleg stierf Augustinus) en Karthago, dat hun hoofdstad werd, en plunderden de kusten van het Oostromeinse Rijk.

Beli-In 455 veroverden zij zelfs Rome. In 534 wist sarius hun rijk te gronde te richten.

Toen bestond het westromeinse rijk al lang niet meer. In 476 was nl. de laatste keizer, Romulus Augustulus, door Odovaker, vorst der Herulers, afgezet, en had deze zelf het bestuur over Italië in handen genomen.

Doch ook het rijk van Odovaker bestond niet lang.

De O.-Gothen rukten op onder aanvoering van Theodorik de Grote (489—526.). Deze liet Odovaker vermoorden en stichtte een oostgothisch rijk.

Hij sloot vrede met de Vandalen en streefde naar een goede verstandhouding tussen overwinnaars en overwonnenen. Zijn tijd was een tijd van hoge cultuur.

In 553 werd Italië een exarchaat (= een buitenprovincie met aan het hoofd een exarch of stadhouder, wiens zetel Ravenna was.)

In 568 kwamen de Longobarden de Povlakte binnenvallen en stichtten daar een rijk met Pavia als hoofdstad.

Al de genoemde Germanenstammen waren dus ariaans. Waar zij in hun nieuwe gebieden met de oude orthodoxe bevolking moesten samenwonen, bleven zij toch gescheiden, in een zekere spanning.

Er was nog een verschil. Overeenkomstig hun aard had men bij hen nationale kerken, waarvan de geestetijkheid onder de koning stond. De romaanse kerk daarentegen huldigde het principe van de eenheid der kerk. En de pausen hebben er dan ook onder veel strijd naar gestreefd, dit particularisme de kop in te drukken, wat hun ook gelukt is.

2. De Franken, Ook deze begaven zich „en route", trokken in 486 de Rijn over en vielen Gallig binnen. Nog altijd zaten daar Romeinen. Bij Soissons kwam het in dat jaar tot een treffen, waarbij de Romeinen beslissend geslagen werden en Gallië ontruimen moesten.

De koning der Franken, Clovis of Chlodwig (de naam wordt alweer verschillend geschreven), was een woest heerschap, volop heiden, maar getrouwd met een christenvrouw, de bourgondische prinses Clothilde.

Haar invloed zal het wel geweest zijn, dat Clovis 10 jaar later, strijdend tegen de Alamannen en in vrees het te verliezen, de God der christenen aanriep en beloofde christen te zullen worden, indien hij overwon.

Bij Tolbiacum (Zülpich) behaalde hij werkelijk de overwinning. Hij hield woord en liet zich door bisschop Remigius te Reims als katholiek christen dopen. Zijn Franken volgden hem.

Verder s'ioot hg vrede met de Alamannen, zodat hij in 500 koning van heel Frankenland was.

Men lette op de grote belangrijkheid van deze feiten. Er ontstond nl. een katholieke, geen ariaanse staat. Maar toch ook hier weer diezelfde zoeven genoemde germaanse trek: er ontstaat een frankische landskerk, waarvan de koning het hoofd is. De synoden waren rijkssynoden en de paus had bij de Franken geen rechtsmacht.

In zaken van geloof en tucht oordeelde de kerk zelf, maar bij de aanstelling van bisschoppen had ook de koning wat te zeggen. Dit laatste leidde tot simonie: de verkoop van geestelijke ambten, die later in de middeleeuwen zulke verschrikkelijke afmetingen zou aannemen, vooral onder de pausen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1950

Daniel | 12 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1950

Daniel | 12 Pagina's