Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKGESCHIEDENIS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

3. De Nederlanden. De stammen, die bij de aanvang van de 7e eeuw deze landen bewoonden waren de Friezen, Saksen en Franken. De Friezen bewoonden het gebied van de Wezer tot het Zwin, de Saksen het Oosten, de Franken het Zuiden. „Alzo waren de Friezen onze voorvaderen bij uitnemendheid."

Zoals wij vroeger meldden waren de Franken in deze tijd reeds geromaniseerd.

De Friezen en Saksen waren nog heidenen, die niet alleen aan hun godsdienst, maar ook, naar germaanse zede, aan hun vrijheid hardnekkig vasthielden.

Als wij nu bedenken, dat het eerste christendom in deze streken uit de handen van hun vijanden kwam of althans door de frankische vorsten krachtig werd ondersteund, clan kunnen wij wel begrijpen, dat zij de overgang naar het christendom niet alleen beschouwden als een verlies van hun godsdienst, maar ook van hun vrijheid. Vandaar hun tegenstand.

De allereerste Evangeliepredikers waren Franken. Wij noemen van deze Amandus en Eligius.

Eerstgenoemde, van adellijke familie, ging in zijn jonge jaren, tegen de zin van zijn vader, in de orde der Benedictijnen over en leefde streng ascetisch als kluizenaar. Op zekere dag vertrok hij van Bourges naar Rome om daar naar de begeerte van zijn hart te bidden op de graven van Petrus en Paulus. Zelfs wilde hij zich laten opsluiten in de St. Pieter, die hij dagelijks bezocht, om een halve nacht daar te kunnen vertoeven. Hij werd echter gesnapt door een kerkwachter en er uitgejaagd. Op de trappen buiten hervatte hij zijn gebeden en zag in een visioen Petrus, die hem vriendelijk toelachte en riep: „Amandus, keer uw schreden naar Gallië en predik het evangelie aan de he ; den-n"!

Teruggekeerd in zijn vaderland vertoefde hij enige tijd aan het wufte hof van Dagobert I; nu niet bepaald een plaats voor zulk een streng asceet. Dat begreep de koning zeker ook en zorgde er voor dat hij regionairbisschop werd, (d.w.z. bisschop zonder zetel) voor het werk der zending.

Amandus kocht jonge slaven vrij (Angelsaksen) onderwees hen en na tot priester geordend te zijn werden ze gebruikt in de pas gestichte gemeenten.

Omstreeks 631 ging hij naar Gandarum (Gent), berucht door zijn heidenen. Hij kreeg brieven van koning Dagobert mee, waarin het volgende fraais te lezen stond: allen, die zich niet vrijwillig door het bad der wedergeboorte laten zaligen zullen van 's koningswege tot het ondergaan van de doop gedwongen worden.

Ook in westelijk Zeeuws-Vlaanderen schijnt hij gearbeid te hebben. (Aardenburg)

schijnt hij gearbeid te hebben. Verder worden genoemd Calloo, Antwerpen en Geertruidenberg; maar zeker is dit niet.

truidenberg; maar zeker is dit niet. In 647 werd hij bisschop van Maastricht.

Eligius was een volksman en werd opgeleid te Limoges in het goudsmidsvak, waarin hij buitengewoon bekwaam was. Zijn naam als kunstenaar bracht hem aan het hof te Parijs, waar hij in hoge gunst kwam bij de Merovingers Lotharius II en Dagobert I. Reeds toen schijnt er een sterke begeerte in zijn hart geweest te zijn naar het missiewerk. Bij het volk was hij algemeen bemind om zijn weldadigheid en het stichten van kerken en kloosters.

In 638 stierf Dagobert I en kwam de tijd der hofmeiers. De eerste van deze was hem niet erg gezind en bewerkte de verkiezing van Eligius tot bisschop van Noyon, hoewel hij nog leek was. Het bisdom wercl hem dus als 't ware opgedrongen. Zijn diocees moet zeer uitgestrekt zijn geweest. Genoemd w r orden Noyon, St. Quentin, Doornik, Kortrijk, Gent, misschien ook Aardenburg.

Hij moest veel visitatiereizen maken en kwam zo ook in Zeeuws-Vlaanderen, waar destijds Friezen woonden. Is dit een zekere voorbereiding geweest voor de latere arbeid onder de noordelijke stamverwanten?

Op een eigenaardige manier zijn de angelsaksische predikers in deze landen gekomen.

De eerste was Wilfried, bisschop van York en leermeester van Willibrord. Hij was de man, die in 664 de zege voor de roomse stoel behaald had. Wegens een conflict, waarbij zijn diocees in 3 delen gesplitst was, wat natuurlijk niet naar 's mans zin was, begaf hij zich in de winter van 678 niet langs de kortste weg door Gallië, maar langs een omweg naar Rome om zijn zaak te bepleiten .

Een stormwind, anderen zeggen een gunstige wind, bracht hem in het friese land, waar koning Adgild hem zeer vriendelijk ontving en hem toestemming gaf het evangelie te verkondigen.

Alle aanzienlijken, met uitzondering van enige weinigen, en vele duizenden des volks lieten zich dopen, zodat, zegt zeker schrijver, het fundament des geloofs werd gelegd, waarop Willibrord heeft voortgebouwd.

Wilfried was een praktisch man. Niet alleen was hij zeer beschaafd, zeer milddadig jegens de armen, ook gevangenen vrijkopend, maar leerde de heidense Angelsaksen ook netten maken en vissen.

Tijdens zijn verblijf in ons land gaf hij onderricht het opwerpen van dijken. in

Nog éénmaal, 25 jaar later, bezocht hij deze landen op de doorreis naar Rome, waarbij hij ook zijn oudleerling met een bezoek vereerde.

Vooral dienen wij echter Willibrord en Bonifacius te noemen als de vestigers van het christendom alhier.

Toen Adgild gestorven was, werd hij opgevolgd door de gevreesde Radbod. Over deze Fries schreven wij reeds in de le jaargang van , , Daniël" (afd. Vad. Gesch.) Men zie dus aldaar.

De omstandigheden waaronder Willibrord in deze landen kwam, waren dus ver van gunstig.

Omdat ook deze man reeds in gemelde jaargang behandeld is, zullen wij niet alles herhalen. Alleen voegen wij er het volgende aan toe.

Willibrord is ook buiten ons vaderland werkzaam geweest, o.m. bij de woeste Denen.

Op de terugreis kwam hij door stormwind op Helgoland terecht, de zetel van de Fositedienst.

Juist was Radbod daar! Hij doopte toen een drietal bekeerlingen in de bron, waaruit alleen stilzwijgend mocht geput worden, onder luide „aanroeping van de heilige drievuldigheid." Daarop liet hij door zijn metgezellen enige gewijde runderen slachten!

De arme heidenen dachten niet anders of de plagers zouden öf krankzinnig worden öf sterven. Er gebeurde echter niets.

Nu riepen zij Radbod te hulp, die zeer wel de ernst van het feit begreep.

Hij beriep zich op Fosite en liet drie dagen achtereen het lot werpen over leven en dood van Willibrord en de zijnen. Het lot was hen echter gunstig; slechts een enkele moest sterven.

Dat dit feit gevolgen had bleek 50 jaar later toen onze Ludger er een eind kon maken aan de Fositedienst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1950

Daniel | 12 Pagina's

KERKGESCHIEDENIS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1950

Daniel | 12 Pagina's