Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. L. G. C. Ledeboer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. L. G. C. Ledeboer

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(IV.)

Op de Universiteit te Leiden legde Ledeboer zich vooral toe op het bestuderen der Oosterse talen; vooral het Hebreeuws en het Syrisch.

„Als student was hij zeer ingetogen en een vijand van brooddronkenheid en gekkernijen. Maar al te veel wordt bij de studenten gevonden dat, zelfs al is het dat zij studeren in de theologie en dus later het predikambt zullen aanvaarden, zij niet het minste besef omdragen van de hoge en dure roeping die op het predikambt rust, om de goddelozen het eeuwig wee en de rechtvaardigen het eeuwig wel aan te zeggen!" (Ter Gedachtenis blz. 9.)

In de keuze zijner vrienden zag Ledeboer nauwlettend toe. Veel vrienden had hij dan ook niet. Zijn boezemvriend A. J. C. van Blokhuyzen is nog jong, aan de tering overleden. Gelijktijdig met Ledeboer waren ook Gezelle Meerburg, Scholte, Brummelkamp, van Velzen en van Raalte student te Leiden. Opmerkelijk is het, dat Ledeboer toen geen omgang met hen gehad heeft.

Toen in 1830 de Belgische opstand uitbrak, greep Ledeboer naar de pen en schreef „Een woord aan mijn landgenoten." Dit boekje getuigt van warme vaderlandsliefde. De jongelingen wekt hij op, de wapenen op te vatten voor Vaderland en Vorst. Verscheidene studenten, waaronder ook Ledeboer, geven zich op als vrijwilliger. Toch is Ledeboer niet mee uitgetrokken. Waarschijnlijk heeft hij gemeend, wegens lichamelijke kracht niet te kunnen meegaan, daar hij teer van lichaamsgestel was.

In de dagen van Ledeboer geleek het onderwijs op de Universiteit soms rechtzinnig, maar het geloof der vaderen was het toch niet. Niet één oude schrijver heeft Ledeboer aan de Hogeschool gelezen. Toen Ledeboer eenmaal predikant was, heeft hij de gebreken van het

onderwijs aan de Acadamie beter gezien, dan toen hij zelf student was. In zijn „Spiegel dezes tijds" schreef hij toen: „Godgeleerdheid moet van God geleerd worden of zij is het niet. Toekomstige dienaars des Goddelijke Woords moeten in dat Woord, naar dat Woord, in de regel, daarin voorgeschreven onderwezen worden, of alles is ijdel. Wat zonder God begonnen wordt, mist gewisjselijk Zijn onmisbare zegen. Wanneer de Hoogleraren zelf niet van de opperste Leermeester geleerd en door Zijn Heilige Geest geleid menselijke leringen verachten en 's Heeren Woord alleen en geheel leren en onderrichten, wat is er dan van leerlingen te verwachten, die alleen in de Letter en deze nog verdraaid vervalst toe-en afgedaan, onderwezen worden? De eerzucht wordt aangeprikkeld, de hoogmoed voedsel gegeven, eigen wijsheid en krachten aangeblazen, niet wetende dat de kennis op zichzelf niets is, waar ze niet geheiligd wordt aan het hart, beoefend in de wandel en gepre-^ zen niet alleen met woord, maar met de daad en in waarheid. Kunnen wij elkander broeders noemen, die van een verschillende Vader zijn? leerlingen van één school, als Jezus niet de Meester en Zijn Heilige Geest de Leidsman is? als de boeken en geschriften, onderwijzingen en leringen, de handel en wandel der leraren en hoogleraren, geen sprekende bewijzen zijn van hun Leer, Dienst en Tucht der Gereformeerde kerken?

Wat is er te wachten van leerlingen zulker meesters, scholen zulker onderwijzingen; van Academiën, kansels, gemeenten onder zulk op-en toezicht? Hebben daartoe onze vaders hun goed en bloed opgeofferd, hun leven veil gehad? o land! land! land! waar de regeerders kinderen, leraars verleiders, meesters onkundigen zijn."

Zou het onderwijs aan de Universiteiten nu beter zijn dan toen?

In Februari 1832 deed Ledeboer zijn candidaatsexamen, waarop hij in Augustus 1834 zijn kerkelijk examen deed voor het Provinciaal Kerkbestuur van Noord Hooland. Hij slaagde en werd toegelaten tot de openbare predikdienst.

Nu aanvankelijk het doel was bereikt, keerde Ledeboer terug naar de ouderlijke woning te Rotterdam. Hij heeft zich óf niet dadelijk beroepbaar gesteld, óf geen beroep gekregen. In elk geval is hij nog tot 1838 bij zijn ouders gebleven. Ongetwijfeld zal hij in die tijd zich nog meer en meer bekwaamd hebben tot de roeping, die hem wachtte.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 februari 1951

Daniel | 12 Pagina's

Ds. L. G. C. Ledeboer

Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 februari 1951

Daniel | 12 Pagina's