Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van God verlaten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van God verlaten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En van de zesde ure aan werd er duisternis over de gehele aarde tot de negende ure toe. En omtrent de negende ure riep Jezus met een grote stem, zeggende: Eli, Eli, Lama Sabachtani!" dat is: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? " (Matth. 27 : 45—46.)

Sion zal door recht verlost worden. Zo kondigde de adelaar onder de profeten des ouden verbonds de gewisse verlossing aan tot troost van het aan Gods gerechtigheid gebonden Sion.

Doch hoe zal de door hun zonde geslagen breuke met God hersteld, hun schuld betaald? Wie klimt de berg des Heeren op ? Wie van Adams nakomelingen kan God ontmoeten en wonen bij een verterend vuur voor Wie de heilige troongeesten hun aangezicht bedekken en verkondigen de vlekkeloze heiligheid des drieënige Gods?

„Wee mij want ik verga, " zo riep de Godsgezant ziende zichzelf in zijn verdorvenheid en onheiligheid, schuldigheid en verwerpelijkheid. Geen toegang tot God, geen ingang in de plaats van zalige heiligheid en heerlijkheid dan door de aan Gods gerechtigheid voldoenende verzoening. Eeuwige duisternis en eeuwige Godsverlating is de rechtvaardige straf op de zonde. Daarom moest de straf die Sion de vrede door recht zou aanbrengen door Christus gedragen worden, ja doordragen in bijzonder in de drie-urige duisternis hangende aan het hout.

Ontzettende stonde voor Christus. Het lijden werd nu ten volle helle-lijden, het laatste lichtsprankje werd uitgedoofd, duisternis boven, duisternis rondom, ja, duisternis in Hem.

Duisternis is naar Gods Woord toch beeldspraak van zonde, ellende, van rampzaligheid, daarom wordt de plaats der verdoemden genaamd buitenste duisternis, waar elke druppel lafenis wordt onthouden en de zware heilige toorn Gods brandt als een vuur dat nimmer wordt uitgeblust. Zulk een helse duisternis van kwelling, benauwdheid en smaadheid heeft Christus geleden voor zijn sterven, drie uren lang.

O vreselijk lijden, nooit ten volle te vatten. God van God verlaten wie kan het vatten, heeft Luther uitgeroepen.

De vloek der verlatenheid als een rechtvaardig oordeel Gods is hier ten volle door Christus gedragen en doordragen, bijna zijn de drie uren voorbij en daar werd uit de dikke duisternis met grote stem Zijn weeklacht beluisterd in het roepen tot God, Zijn God: „Eli, Eli Lama Sabachtani", de vervulling en doormaking van psalm 22 in alle omvang en diepgang.

Hier werd de hitte van Gods rechtvaardige gramschap op en in Christus ten volle uitgestort en het van God verlaten zijn doorleden met volle en heilige bewustheid. God tegen Hem in rechtshandhaving, rechtsvolvoering.

Hier is in volkomenheid vervuld: „De afgrond roept tot de afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uwe baren en Uwe golven zijn over mij henengegaan."

Hier wordt door Christus, de eeuwige Zone Gods, de Godsverlating in drie uren doorworsteld en doorleefd met volkomen onderwerping. Zijn waarom is niet een uitdrukking van onwetendheid, bitterheid en toorn, neen, Hij wist waarom, voor wie en waartoe Hij leed; het was voor Hem geen onbegrepen onaanvaard lijden, doch, weten en ondergaan zijn twee zaken.

Weten dat herstel van een dierbaar pand uitgesloten is, veroorzaakt innerlijke smart. Maar het ogenblik der scheiding en afsterving is doormaking van de smart en uit geprangde harten uit zich de ontzetting der werkelijkheid in weeklacht en rouw.

Christus' uitroep: „Waarom hebt Gij Mij verlaten", zet ons verstand met eerbied stil en in verwondering en aanbidding roept Gods Kerk uit: „Zie Gij waart verbolgen omdat wij gezondigd hebben in dezelve is de eeuwigheid, opdat wij behouden werden", of zoals het Avondmaalsformulier het uitdrukt: „Opdat wij tot God zouden genomen, en nimmermeer van Hem verlaten v. orden".

Van God verlaten, Zijn gunst te missen. Zijn heilige toorn te gevoelen is voor Gods ware volk de diepste oorzaak hunner zielesmart. Zij leren het rechtvaardige van dit verlaten zijn kennen als veroorzaakt door eigen zonde en leren inleven hun verloren liggen en verloren gaan; de taal van de dichter is hun niet vreemd:

, , 'k Schatte mij geheel verloren, 'k Mocht van geen vertroosting horen. Als mijn ziel aan God gedacht, Loosd' ik niet dan klacht op klacht."

„Peins ik aan mijn vrucht'loos kermen. Vrucht'loos roepen om ontfermen, Dacht ik, hoe God anders helpt, Mijne ziel werd overstelpt".

Zulken worden door inwinnende genade Gods gramschap dubbel waardig en verliezen al hun hoop en grond buiten Christus.

In dit voor hun dodelijk helle tijds gewricht wordt het vrije genadewonder door zulk een borgtocht Christi verklaard en deze enige verlossende gerechtigheid hun toegerekend, door het geloof omhelsd. Ook in het verdere leven van Gods volk, in strijd en beproeving, zijn de verbergingen Gods hun niet vreemd. O, welke bange verlatingen worden doorleefd als de verklager der broederen met helse aantijgingen de ganse dag honend zegt: „Waar is Uw God? ", zodat hun benauwde ziel zucht: „Waarom Heere vergeet Gij mij, 'k ga in 't zwart, door rouw bezweken, om mijns vijands dwinglandij".

Deze tijdelijke verlatingen, hoe smartelijk ook moeten mede werken ten goede, alleen in deze oefenschool, worden we minder en zwakker in onszelf, opdat de Kracht Christi in ons troostrijk verheerlijkt worde, dat Hij door Zijn onuitsprekelijke benauwdheid, smarten, verschrikking en helse kwaal, in welke Hij in Zijn ganse lijden, maar inzonderheid aan het kruis, gezonken was, mij van de helse benauwdheid en pijn verlost heeft.

Mijn medereiziger naar de eeuwigheid, verneem toch uit deze zieleklacht van de lijdende Christus een ernstige waarschuwing. Hieruit kunnen wij beluisteren het vreselijke van het lijden in de buitenste duisternis de eeuwige en rechtvaardige verlating zal daar volkomen zijn, eerst naar de ziel en na de opstanding des vleses naar ziel en lichaam. Daar wordt de helle rampzaligheid uitgeleefd in het lasteren van en het vloeken op God.

Jezus' zieleklacht aan het kruis moge ter toetsing worden aangelegd, opdat alle valse gronden waarop wij kunnen rusten, worden ontdekt. Tevergeefs zal het geroep zijn: „doet ons open", op grond van vermeende deugden en werken. O, vreselijk vonnis: „gaat weg van Mij die de ongerechtigheid werkt".

Volk des Heeren hier zijn nog de bange, lange nachten van strijd, moeite en verberging, doch weet dat Uw Borg nu aan de rechterhand des Vaders, in al Uw benauwdheid niet onwetend is van Uw druk, ja, Hij zal straks Uw druk verwisselen in eeuwig geluk.

Als ik door angst en tegenspoed Ben in kleinmoed, Gij mij verkwikket Ook tegen mijn wreedsten vijand Uw rechterhand, mij hulp beschikket Gij zult mijn kruis eindigen hier Want goedertieren zijt Gij gestadig Het werk Uwer handen zult Gij Volvoeren vrij, o Heer genadig.

(Met toestemming van de redactie van de Kerkbode der Ger. Gem. te Rotterdam uit hun blad overgenomen.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1951

Daniel | 12 Pagina's

Van God verlaten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1951

Daniel | 12 Pagina's