Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstpoëzie van Jodocus van Lodensteyn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstpoëzie van Jodocus van Lodensteyn

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lof en prijs, en eeuwig eer Zij de Fleer, Enig oorsprong aller dingen, Die uit enkle goedigheid Dit bereidt, Laat der hemelen Hemel zingen.

Dat Jodocus van Lodensteyn, die alle mogelijke voorvallen heeft bezongen, niet geïnspireerd zou zijn geworden door het wondere gebeuren van Christus' geboorte, en wat daarmede samenhangt, is haast ondenkbaar. In zijn ..Uitspanningen" vinden we Simeons Lofzang, die hij aldus bezingt (voor 't gemak in de hedendaagse spelling):

„Nu laat gij Heer Uw dienstknecht in vrede gaan, De weg van al het sterfelijke vlees, Die al mijn heiige vaderen traden: Ik ben deez' aarde en deez' moeite zat.

Zo ga ik dan naar 't woord aan mij geschied, Want ik Uw zaligheid nu heb gezien: Dat heil, zo heilig, zo zalig, zo helder Dat zich verwondert al het hemels heir.

God zelf vertoont zich in 't verachte vlees, En dekt zijn heerlijkheid met zo een wolk: Om heerlijkheid, en leven te geven Aan alle volken daar de zonne rijst.

Nu staat de berg van 't heilig heerlijk huis, Uw Sion schoon, op aller bergen top: Een opgestoken baniere omhoge, Daar al 't benauwde henen vloeien zal.

Aan 't heidendom een licht vol vrolijkheid, En dat haar leide door deez' doodsvallei: Aan Uw verkoren Israël een glans Vol heerlijkheden. Hallelujah."

We merken terstond, dat deze verzen rijmloos zijn. Het zijn, „blanke verzen, " zoals men dat noemt. Verscheidene lezers zullen wellicht denken, dat het niet moeilijk is om zulke verzen te schrijven, maar dan zijn ze bezijden de waarheid. Het omgekeerde is waar. Dat deze verzen niet rijmen is heel geen bezwaar, 't Was heus geen onmacht van Van Lodensteyn.

Uit de Lofzang van Maria laat ik nu enige coupletten volgen:

„Vrolijk hart maakt groot de Heer, Geeft hem eer; Hallelujah zij mijn reitrant, Jeugdig hart en geest verheugd Rijst de deugd

Van mijn God, mijn Rots, mijn Heiland. Grote, grote dingen heeft Hij, die leeft, Aan mij arme maagd bewezen. Dat niet mij, maar Hem de roem Heilig noem; Eeuwig zij zijn Naam geprezen

Veel zijn 's hemels wonderdaan, Die gedaan Zijn, door Zijn almachtig' armen; Maar gering is al dat sterk Is, bij 't werk Van dit eindeloos ontfermen.

Die verheven zijn in eer Werpt Hij neer; (Wonder God!) en die verschoven Zijn, herstelt en recht Hij op In de top: Daartoe komt zijn Zoon van boven."

Het begin van „Jezus geboren" luidt: „Ziet daar is 't Licht! Daar is nu 't Licht! Daar berst het licht door Mozes' duisterheden: Een heilzaam licht hem van 't gezicht Het deksel dat zijn aangezicht bekleedde. De heldre Zon, waar 't al van zingt en waagt, Ons nu in 't oosten daagt. O zuivre Bron! Waar zal ik uw spring vinden? Die, eer de wereld hing In 's hemels glans, in 's hemels ring, Was, die de hemel minde, Was 's hemels eeuwig' Lieveling. Halleujah! Hallelujah!"

Enkele coupletten uit „Gods Zoon in 't vlees" luiden aldus:

, , 't Ligt daar in lompen opgerold, 't Werd als een hulploos mensenkind gesold. Wilt gij, o mens! 't geheim verstaan? 'k Beding: Sluit d' ogen eerst en luister wat ik zing.

Hier ligt des hemels heerlijkheid veracht; De lichte dag in aller nachten nacht: Wilt gij, o mens! 't geheim verstaan? 'k Beding: Sluit d' ogen eerst en ziet dan wat ik zing.

Wie zag d' onreikbre hemel met de aard' Zo kostelijk, zo zalig ooit gepaard? Het onbegrepen, eeuwig, eindloos Iet verenigd met een gras, een bloem, een Niet?

Ik zeg: de Schepper werd het schepsel, of Ik zeg: het schepsel werd de Schepper; 't stof Werd nu zijn eigen maker; d' eigenaar En maker werd zijn maaksel; beide is waar.

Ik zeg: de Geest die zonder einden leeft Werd vlees en sterfelijk; ik zeg: die beeft Voor 't minst gerucht en 't slechte doodsgevaar Werd van de dood onraakbaar — beide is waar.

Die 't alles weet krijgt een bepaald begrip. De mens verstaat 't oneindige in een stip; Ik zeg: die overal is, is nu daar. De mens is overal. En beide is 't waar.

Van alle zonden was Hij hemelschoon Die om de schuld verliet zijn hemeltroon. Wilt gij, o mens! 't geheim verstaan? 'k Beding: Sluit d' ogen eerst en luister wat ik zing.

Dat levend voorbeeld zal ons al het schoon, Des werelds rijkdom, heerlijkheid en troon; Des vleses lusten, eigen wil, en al Verloochnen doen, die Leraar ten geval."

INDEX.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1951

Daniel | 12 Pagina's

Kerstpoëzie van Jodocus van Lodensteyn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1951

Daniel | 12 Pagina's