Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. G. van Reenen en zijn  catechismus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. G. van Reenen en zijn catechismus.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

RONDKIJK

Van de catechismus van wijlen ds. G. van Reenen is een herdruk verschenen.

Het eerste deel kwam dezer dagen opnieuw van de pers en ik vind het de moeite waard om daarover een en ander te zeggen.

Onze jongeren hebben ds. van Reenen, die in 1935 te Leiden overleed niet gekend, zodat tegelijk iets uit zijn leven kan worden opgehaald. Ds. van Reenen was een zwakke man, die veel last had van zijn zenuwen en daardoor vaak verhinderd was te preken.

Hij zocht onze gemeenten te dienen met schrijven en deed dit o.m. in „.De Saambinder" in de vorm van samenspraken tussen Bart en Kees. Niet minder dan zeven honderd kolommen druks verschenen hierover van zijn hand, die gaarne werden gelezen. Na zijn dood zijn deze samenspraken gebundeld uitgegeven en aldus voor het nageslacht bewaard gebleven.

Ds. van Reenen had wel een zeer vruchtbare pen; hij schreef bovendien honderd vier en twintig leerredenen, waaronder de ..Heidelbergse catechismus" Toch was dit laatste een werk, waar hij erg tegen op zag. Het kwam hem voor als een vermetel werk voor een oud, zwak en ongeletterd man — hij was toen al 65 jaar — te meer daar er reeds zoveel verklaringen van de catechismus waren van geleerde en godzalige mannen. Om te trachten het werk van de oudvaders te verbeteren, kwam in zijn gedachten niet op. Hij schijft in „een woord vooraf" dat hij voor de aandrang op hem uitgeoefend bezweek een eenvoudige toelichting op de catechismus te schrijven geschikt om in de godsdienstoefening te lezen, omdat daar grote behoefte aan was.

Nu, die behoefte is twintig jaren na zijn dood nog groot, want de meeste onzer gemeenten zijn vacant. Telkenjare wordt er in die vacante gemeenten een verklaring van de catechismus voorgelezen en men kan dit niet steeds van dezelfde schrijver doen.

De verklaring van ds. van Reenen is inderdaad eenvoudig, maar toch zeer pakkend, mede door zijn aparte stijl.

De catechismus is een troostboek.

„Wat is uw enige troost? " zo luidt het begin. „De weg naar de troostbron heb ik zelf bewandeld" zegt ds. v. Reenen in zijn voorwoord, „de vrucht daarvan vindt ge in de eenvoudige toelichting." Dan is het makkelijk schrijven!

„Mocht U er iets in vinden dat u niet aanstaat - — zo zegt hij — schrapt dat dan door.' Maar hij raadt aan dit met potlood te doen, want vroeger had hij ook veel geschrapt waar hij later van genoot. Wat met potlood is geschrapt, kan weer gemakkelijk hersteld!

Het leven van ds. van Reenen was een bewogen leven van bange strijd. Wel mocht zijn ziel zich vaak in de overwinningen des geloofs en de uitlatingen van Gods vrije liefde verheugen, maar de dagen der duisternis waren voor hem vele Dikwijls moest hij uitroepen: „Ik heb vele bestrijders, o Allerhoogste!" Dat leven van strijd en aanvechting maar ook van de zege en triumf des geloofs, is in zijn predikaties wel eens te proeven. Voor hem die in dezelfde bestrijdingen zijn, mag dit wel eens tot troost zijn.

In zijn jeugd leerde Gijs van Reenen de kunst van glasschilderen. Hij moest dit werk ook in roomse kerken doen en had daar geen hinder van, tot de Heere zijn blinde zielsogen kwam te openen.

Eens, toen hij druk bezig was met beelden te versieren, viel er met kracht in zijn hart: „dat die ze maken hen gelijk worden!" Toen was het afgelopen en hij vluchtte de kerk uit. Gevolg was, dat zijn betrekking werd opgezegd, maar de Heere kwam wonderlijk voor hem, zijn vrouw en drie kinderen te zorgen. Hij begon een eigen zaak die zo met werk werd gezegend, dat hij zelf enkele knechten in dienst moest nemen. Al had hij een goede broodwinning, er was een onweerstandelijke drang in hem tot het predikambt en de bediening van het Evangelie.

9 oktober 1898 oefende hij voor het eerst te Utrecht; 17 sept. 1899 werd hij door ds. P. v. d. Heyden in de bediening des Woords en der sacramenten bevestigd te Zeist.

Hij bleef daar tot 1904 toen hij zijn standplaats verwisselde met Leiden, welke gemeente< ~> n der zijn bediening zeer is gebouwd. In 1912 leidde zijn weg naar Opheusden; in 1916 vertrok hij naar Gouda.

Zijn laatste standplaats was Werkendam waar hij 3 oktober 1920 werd bevestigd. Slechs 3 maanden heeft hij deze gemeente gediend, omdat hij door ernstige zenuwzwakten werd gekweld.

Op 1 sept. 1923 verkreeg hij emeritaat, nadien heeft hij de gemeente van Bodegraven nog mogen dienen. Maar in 1927 was openlijk voorgaan in de gemeenten afgedaan. Zijn laatste levensdagen heeft hij gesleten in zijn onvergetelijke gemeente Leiden waar hij op 3 sept. 1935 het tijdelijke met het eeuwige verwisselde.

De overleden dienstknecht des Heeren had het —• zoals gezegd — in zijn leven vaak zeer bang; hij ging onder vele folteringen gebukt. In een van zijn preken deelt hij daar een en ander over mee. Toen hij 13 jaar gepreekt had werd hij zeer gekweld met de vrees dat hij krankzinnig zou worden. Hij schrijft daarover als volgt:

„Wat heb ik een angst gehad van die angstzenuwen! En als satan er dan bij kwam om mij wijs te maken, , dat ik krankzinnig werd, dan zou ik de mensen kwaad doen en die lieve Heere vloeken, lasteren! Denk eens in wat dat zegt! En dat heeft jaren en jaren geduurd. Soms was de angst minder, ik had tijden dan scheen het over — dan leed ik meer ingew& ndspijn — maar dan kwam het weer met verdubbelde woede terug. Wat ik gebeden heb en gesmeekt, ja gesoebat heb, dat de Heere mij niet zou overgeven in satans klauwen, bij dag en bij nacht, dat weet alleen de Heere. Nooit sprak ik er met iemand over, alleen degenen die mij goed kenden, lazen op mijn gelaat wel eens de angst. En des te meer de Heere mijn werk wilde zegenen, des te kwader had ik het."

Toen zijn angst op een keer zeer hevig was, heeft de Heere hem er plotseling van verlost door middel van Ps. 31 : 17 (berijmd) Hoe hij voorheen ook over zijn kruis klaagde en morde, later rekende hij het onder de dingen die hem medewerkten ten goede.

Hij achtte zijn kruis zelfs tot een zegen, dat hij niet gaarne zou hebben gemist.

We kunnen er uit lezen, dat ook Gods knechten dikwijls zware beproevingen moeten doorstaan. Het was voor hem geen zaak van vreugde als het tegenwoordig was, maar er kwam een „daarna": daarna werpt het af een vreedzame vrucht der gerechtigheid, degenen die er door geoefend worden.

Uit de grote verdrukking is hij nu de strijd te boven. Hij spreekt echter nog, nadat hij gestorven is, door zijn geschreven woord. Oók door zijn catechismus. De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn

De catechismus van ds. v. Reenen is opnieuw uitgegeven bij W. M. den Hertog, Lange Nieuwstraat 52 A, Utrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1956

Daniel | 7 Pagina's

Ds. G. van Reenen en zijn  catechismus.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1956

Daniel | 7 Pagina's