Een melaatse gereinigd

Uit Matth. 8 : 1 blijkt, dat deze wondervolle genezing plaats vond kort na Jezus' prediking op de berg; waar Hij als hoogste Profeet en Leraar de verborgen raad en wil Gods betreffende het Koninkrijk Gods volkomenlijk geopenbaard had.

Met priesterlijke ontferming en koninklijke macht bevestigde Hij Zijn woorden door sprekende daden in het openen van blinde ogen, in het genezen van kreupelen, in het opwekken van doden en ook in het reinigen van melaatsen. Ook deze melaatse waarvan onze tekst spreekt, behoorde tot de bevoorrechten, die door Christus gereinigd werd.

Melaatsheid was een vreselijke ziekte, openbaar aan de rode vlekjes, eerst aan benen, daarna aan handen en vervolgens tastte de ziekte het gehele lichaam aan. Haar en wenkbrauwen verdwenen, het vlees teerde langzaam weg, de adem riekte, de stem werd hees, het licht der ogen werd weggenomen, voorwaar een levende dode.

Welk een treffend beeld van de zonde wordt ons hierin getekend. Hoor David in Psalm 51 daarvan getuigen:

Ontzondig mij met hysop en mijn [ziel, Nu gans melaats, zal rein zijn en [genezen.

Wie zal ten volle leren kennen de onreinheid der zonde, de inklevende verdorvenheid welke zich verspreid heeft over de gehele mens.

En gelijk de melaatsheid besmetteiijk is, alzo de vuilheid der zonde, wie zal een reine geven uit de onreine? Niet een. Gelijk de melaatsheid ongeneselijk is, alzo geldt van 's mensen zijde: Zal ook een moorman zijn huid veranderen of een luipaard zijn vlekken, zo zult gijlieden ook kunnen goed doen, die geleerd zijt kwaad te doen. Want al wiest gij u met salpeter, en naamt u veel zeep, zo is toch uw ongerechtigheid voor mijn aangezicht getekend, spreekt de Heere.

Hoe noodzakelijk toch is de rechte kennis der zonde, melaatsheid, opdat het waarlijk buiten hope wordt.

Ook deze melaatse was als van verre onder het gehoor van Christus geweest, voor hem was het woord als prikkelen en nagelen diep ingeslagen, door de Meester zelf. De onmogelijkheid om genezen te worden van 's mensen zijde had hij gehoord, doch ook beluisterd de mogelijkheid van reiniging door Christus. Deze horende melaatse werd een tot Christus komende melaatse; dat Jezus hem genezen kon stond onomstotelijk vast, welk een klaar inzicht kreeg hij in de heerlijkheid van Christus' Middelaarsmacht. Door een doornhaag van bezwaren is hij heengedrongen, en als een dodelijke zieke, doodswaardig en onrein, komt hij ootmoedig en onwaardig tot Christus. Deze melaatse komt als een die zijn nood en ellendigheid recht en grondig leerde kennen, tot de enige en ware Heelmeester Israëls en vallende voor Hem op zijn knieën, horen wij een biddende melaatse. Hoe groter de nood, hoe korter het gebed: Indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen: welk een onderworpen en voorwaardelijke bede, de uitoefening Zijner macht, begrensd door Zijn goddelijke wil. Immers een goddelijke toezegging of belofte was de melaatse niet geschonken en mitsdien geen recht van pleiting daarop. Onvoorwaardelijke overgave aan Zijn wil; welk een vrijwillige onderwerping wordt in zijn ootmoedige bede openbaar. Zulken worden niet verstoten. Jezus wordt met barmhartigheid innerlijk bewogen en daarin wordt aan de ine-

laatse geopenbaard de souvereine, eeuwige, verkiezende en verlossende liefde Gods in Christus. Met barmhartigheid bewogen over zulk een, clie naar Zijn rechtvaardig oordeel tijdelijke en eeuwige straffen verdiend heeft.

O, onbegrijpelijke, grondeloze barmhartigheid, omtrent een ellendige uitverkoren zondaar, waarom hij genezen en hersteld wordt, gebracht in een staat van verzoening met God.

Hier geldt het: Ik dank u, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt ze den kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U.

Daarom strekte Christus cle hand uit en raakte hem aan, hetgeen naar de wet verboden was en gelijk stond met het aanraken ener dode, doch Jezus is de onaantastbare reine. Want van Hem geldt alleen: zodanig een hogepriester betaamde ons, heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van cle zondaren. Hij is alleen bevoegd en bekwaam om de schuld der zonde-melaatsheid te betalen, de smet der onreinheid te reinigen en de macht der melaatsheid te doden. Het leven raakt de dode aan, cle Reine de onreine.

Zijn mond openende spreekt Hij tot de melaatse: „Ik wil, wordt gereinigd." O, genadewonder. Christus heeft zijn reiniging gewild, gewerkt en daarom geschonken, want terstond werd hij van zijn melaatsheid verlost. Van hem geldt: d' Eenvoudigen wil God steeds [gadeslaan; 'k Was uitgeteerd, maar Hij zag op [mij neder, Keer mijne ziel, tot uwe ruste weder, Gij zijt verlost, God heeft u [welgedaan.

Tot deze verloste heeft Christus vervolgens gebiedend gesproken, en als Hij hem strengelijk verboden had, deed Hij hem terstond van Zich gaan. Voor zulk een gereinigde wel een beproeving, want in zijn binnenste was juist het tegendeel, namelijk, om tegen ieder te spreken over het wonder der reiniging aan hem geschiedt.

De reden voor het spreekverbod is volgens Matth. 12 vers 16 tot 19 niet het verzwijgen van de grote daden Gods, doch het verkeerde en schadelijke verkondigen ervan en daar lag de gereinigde verkondiger voor bloot, zomede de vleselijk gezinde Joden in hun verkeerde Messias-verwachting.

Vele van Gods beweldadigde kinderen hebben met een hart vol van spreekverlangens ondervonden dat een onverklaarbare beklemming hen bond, als zij ter plaatse kwamen waar zij zich dachten te uiten, betreffende de daden Gods.

En Hij zeide tot hem: „Ziet dat gij niemand iets zegt; maar ga heen en vertoon uzelven de priester, en offer voor uw reiniging hetgeen Mozes geboden heeft, hun tot een getuigenis."

Hierin bevestigt Christus, dat Hij niet gekomen is om de wet en de profeten te ontbinden, doch te vervullen. Zie hiervan Lev. 14; cle priester onderzocht de gereinigde naar de wet en overtuigd van de volkomen genezing, werd zulk een wettelijk vrijverklaard en tevens vrijheid geschonken. Zulk een bewijs is voor een waarlijk gereinigde noodzakelijk en profijtelijk en voor alle tegenwerkers en tegensprekers van Christus' werk afdoende, ja een veroordelend getuigenis. Want daarin wordt Christus' woord bevestigd: Die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.

De gereinigde heeft echter ten deze Jezus' bevel niet opgevolgd want hij heeft toch gedaan wat Christus hem verboden had. Hoe begrijpelijk ook, toch is zijn handelwijze in cleze niet te verdedigen, gehoorzaamheid is beter dan offerande. Lezer, hoe noodzakelijk is het om onze zonde-melaatsheid recht en grondig te leren kennen, doch ook om bevindelijk te leren dat alle zelfreiniging de kwaal erger maakt, gelijk de bloedvloeiende vrouw, dan wordt de bede in het binnenste geboren:

Ontzondig mij met hysop en mijn [ziel, Nu gans melaats, zal rein zijn en [genezen, Was mij geheel, zo zal ik witter [wezen, Dan sneeuw, die vers op 't aardrijk [nederviel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen