Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ulieden daarentegen, die Mijn  Naam vreest, zal de Zon der Gerechtigheid  opgaan." (Mal. 4 : 2a)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der Gerechtigheid opgaan." (Mal. 4 : 2a)

7 minuten leestijd

In deze tekst, lezers, beluisteren we een rijke adventsbelofte voor degenen, die de Naam des Heeren vrezen.

Deze vreze van 's Heeren Naam, waarover de tekst spreekt, moeten we wel onderscheiden van de slaafse en de knechtelijke vrees. Slaafse vrees is het dienen van God uit vrees voor de straf op de zonde; knechtelijke vrees is het dienen van God uit hoop op loon. Beide zijn echter niet de ware Godsvrucht, welke hier in de tekst wordt bedoeld. Neen, met het vrezen van 's Heeren Naam wordt hier gedoeld op de ware kinderlijke vreze, waarin de Heere wordt bemind om Zijns Zelfs wil.

„Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest", daarmede worden zij aangesproken, die het om God is te doen geworden in hun leven; zij, die hebben leren uitzien naar de komst van Christus en die met de Kerk van de oude dag leerden smeken: „Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat de bergen van voor Uw aangezicht vervloten."

Is het zo bij U, lezer? Ziet Gij in heimwee uit naar de komst van de Heere Jezus, dat Hij indale in Uw hart en leven, door de Heilige Geest? Want alleen als het zó is, kan het waarlijk Kerstfeest voor ons worden.

Is het wa& r voor U, dat Zijn komst alleen Uw heil kan volmaken?

O, waar is in ons midden de honger en dorst naar de Gerechtigheid van Christus? Wie kan het niet meer uithouden buiten Jezus?

Er is bij velen geen zoeken en vragen naar God en Christus, omdat er geen besef is van verlorenheid in misdaad en zonde.

Waar zijn de adventskinderen, die met Simeon verwachten de vertroosting Israëls?

Ja, ook velen van Gods Volk kunnen zo goed buiten Christus. Velen hebben hun eerste liefde vergeten en zitten vast op veel, maar niet op Christus.

Maar nu is er toch ook een volk, dat in niets kan rusten dan alleen in Hem, dat door niets kan verzadigd worden dan alleen door Hem. Hij is hun eten en hun drinken, hun adem en hun leven. „Wien heb ik nevens U in de hemel, nevens U lust mij ook niets op de aarde."

En zie, zulken zullen verblijd worden, hun verlangen zal vervuld worden, want: „Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerecchtigheid opgaan."

Ja, dan wordt het Gods Kerk toegeroepen bij het naderend Kerstfeest: „Maak U op, wordt verlicht, want Uw licht komt."

In onze tekst wordt Christus' komst tot zaligheid der Zijnen dus voorgesteld onder het beeld van de rijzende zon. Vóórdat de zon opgaat in de natuur, is het op z'n donkerst. Maar zo was het nu ook een donkere nacht, voordat de Zon der Gerechtigheid opging in Bethlehems stal. Maleachi was immers de laatste profeet en na hem zweeg de profetie 400 jaar. Het was of de nacht altoos zou blijven. Het volk moest klagen: „Niet één profeet is ons tot troost gebleven."

Maar de zon is niet tegen te houden. Het laatste woord is nooit aan de nacht, omdat het eerste woord was: „daar zij licht" en daar was licht. Straks zal de Kerk na een bange nacht mogen zingen:

„Hij heeft gedacht aan Zijn Zijn trouw aan Israël nooit genade gekrenkt."

En zoals het nu is toegedaan in de geschiedenis des heils, zo moet het ook bevindelijk geleerd worden.

Daarom zal het ook eerst nacht in de ziel moeten worden. De nacht van zonde en schuld, de nacht van Godsgemis en zondesmart moet worden ingeleefd, want anders kan de Zon der Gerechtigheid nooit opgaan.

Maar als Gij nu in zulk een donkere nacht verkeert ja, als cle nacht al donkerder wordt, van Uw zijde meer en meer afgesneden en onmogelijk, houdt dan aan, grijp moed, Uw hart zal vrolijk leven, want „Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der Gerechtigheid opgaan."

De leiders van Uganda waren erg nieuwsgierig wat die witte man toch uitvoeren zou in die werkplaats. Ze drongen met hun slaven naar binnen en daar zagen ze Mackay werken. Het vuur werd aangeblazen door een geheimzinnige stormwind en het ijzer werd gloeiend heet op het aambeeld gelegd. Nu ging de witte man met een grote hamer op het ijzer slaan, dat overal de vonken heenspatten. En dan nóg eens in het vuur en nóg maar weer slaan, totdat het ijzer plotseling in het water gedompeld werd. De toeschouwers sprongen achteruit, toen een stoomwolk de smidse vervulde. Nu ging de blanke man het ijzer op de draaiende slijpsteen leggen. Een poosje later was de schoffel klaar en sneed als een mes.

„Mzungu wa Kazi is een groot tovenaar. Het harde ijzer maakt hij wel tienmaal zo hard. Het wiel draait rond door toverkracht."

Mackay hoorde wel wat de mannen spraken, maar verstond ook de naam, die men hem gaf: Mzungu wa Kazi, de witte man van het werk.

De zwarten vonden het dwaas, dat een man zo hard werkte. Ze zeiden: „De vrouwen zijn voor het werk en de mannen gaan met de koning praten, eten en vechten."

Ook deze woorden hoorde de smid. Hij hield op met smeden en het de hamer op het aambeeld rusten. Hij keek de leiders aan en sprak op vriendelijke toon: „Moeten jullie niet werken en moeten dat alleen de vrouwen doen? Dat hebben jullie mis. God schiep de mens met één maag en met twee handen om ons daarmee te zeggen, dat we tweemaal zo hard moeten werken als eten. Zie maar hier, " en Mackay stak zijn vuile handen naar de mannen uit. Lachend ging hij verder: „Jullie zijn alleen maag en geen handen." De toeschouwers werden niet boos, maar lieten die dwaze witte man maar praten. Dat hij een tovenaar was, stond evenwel bij hen vast.

Mackay had gemerkt, dat de vrouwen geregeld vanaf de hoogten, waarop ze woonden, naar het laaggelegen land gingen om water te halen. Vaak had hij ze al zien komen met de kannen op de rug. Zou dat water wel goed zijn, vroeg hij zich af. Hij vertrouwde dat moeras niet. Het water uit het moeras moest vol ziektekiemen zitten. Er moet beter drinkwater komen, maar hoe?

Mackay liep de heuvel op en begon te spitten. Zou er geen kleilaag zijn, waarop het gevallen regenwater in de bodem is blijven staan? Als hij die kleilaag bereikte, zou er een bron kunnen ontstaan. Na grondig onderzoek had hij een plaats gevonden waar kans van slagen was.

„Wie gaat er nu boven op een heuvel graven naar water? " vroegen de mensen zichzelf af.

„Wacht maar, " zei Mackay, „als we zestien voet diep zijn, zal er helder water te voorschijn komen. Dan hebben jullie het water niet meer uit de laagte de heuvel op te slepen." Er werd verder gegraven en de put werd al zo diep, dat de aarde niet meer over de rand gegooid kon worden. Nu stond Mackay, wiens handen nergens verkeerd voor stonden, met een katrol gereed. Door middel van die katrol en een lang touw, werden emmers aarde naar boven gehesen.

Mackay had zijn berekening goed gemaakt: op een diepte van zestien voet, welde helder bronwater in de put. De omstanders waren uitgelaten van vreugde en verwondering. Ze dansten en klapten in de handen. Ze riepen: „Mzungu wa Kazi is een groot tovenaar! Hij is de machtige geest! De koning moet komen om dit te zien."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1957

Daniel | 7 Pagina's

„Ulieden daarentegen, die Mijn  Naam vreest, zal de Zon der Gerechtigheid  opgaan." (Mal. 4 : 2a)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1957

Daniel | 7 Pagina's