Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nadere Reformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nadere Reformatie

6 minuten leestijd

(X).

De Kerk

lu deze tijd van verwarring op het kerkelijk erf en van verminderd „kerkelijk besef" willen we óók naar de mannen van de Nadere Reformatie luisteren, als ze spreken over de Kerk.

Sinds Kuyper de pluriformiteit van de Kerk heeft vurdedigd hebben we de Kerk als organisme (de onzichtbare Kerk) tot cle Kerk verklaard en de Kerk als instituut verwaarloosd. De pluriformi-" teit van de Kerk is een toestand, die we echter alleen om der zonde wil moeten aanvaarden, maar we mogen ons daar nooit bij neerleggen, want in wezen is de Kerk uniform. Onze belijdenis spreekt van éne heilige, algemene, Christelijke Kerk; onze vaderen kenden die scheiding tussen organisme en instituut niet: voor hen was het instituut het lichaam en het organisme de ziel van de éne, ongedeelde Kerk. Men leze slechts alle bekende

Catechismusverklaringen over Zondag 21 H.C. (van der Kemp, Beukelman, Vermeer, Smijtegelt e.a.) Zij stelden de kentekenen van de ware Kerk vast, toetsten hun Kerk daaraan en kwamen tot de conclusie dat hun Gereformeerde Kerk (dat is dus de oude, vaderlandse Herv. Kerk) de enige ware Kerk was, met uitsluiting van de Remonstranten, Pelagianen, Socinianen en andere richtingen, die toentertijd naast de Kerk bestonden.

Nu moeten we terstond toegeven dat de situatie in hun dagen ook vrij wat eenvoudiger lag, dan in de 19de en 20ste eeuw. Wij zitten met het probleem van de gescheidenheid der Reformatorische Christenen en geen enkele Kerk in ons vaderland (met uitzondering van de Ger. Kerk, art. 31) durft zich het predicaat „enige ware" toe te eigenen. Maar in alle kerken der Scheiding (en ook in de Ned. Herv. Kerk) leeft veel te weinig het besef, dat de pluriformiteit zonde voor God is. Integendeel, iedere richting is hoe langer hoe meer zijn eigen kerk of kerkje gaan beschouwen als de voortzetting van de oude Gereformeerde Kerk en om het minste verschilpunt gaat men weer uiteen om een nieuwe groep te vormen. Zo is de Kerk als instituut verlaagd tot een vereniging, waarvan het de leden vrij staat te „bedanken" als lid, als ze het met de gang van zaken niet meer eens zijn. Van alle leidslieden die in de vorige eeuw de vaderlandse Kerk hebben verlaten heeft bij Ledeboer het sterkst het besef geleefd, dat deze „oplossing" slechts een noodoplossing was, maar die „oecumenische" gedachte is ook bij zijn geestelijke nazaten, de Ger. Gem., praktisch verdwenen.

In voorgaande artikelen hebben we al gewezen op het feit, dat de ideale voorstelling van de vaderlandse Kerk in de 17de en 18de eeuw maar een sprookje is. Onze vaderen hebben juist niet anders gedaan dan zich beklaagd over het verval en de geesteloosheid van die Kerk! De groep, die voor dat verval een open oog had, was in vergelijking met de grote massa, uiterst klein. In een dergelijke situatie is het gevaar niet denkbeeldig, dat zon groep zich gaat isoleren om zich tenslotte van de officiële Kerk af te scheiden. Het vlees is immers spoedig geneigd, de stap te doen vanuit de kilte van een steeds meer oppervlakkig wordende Kerk naar de warme beslotenheid van de secte. Jean de Labadie, Anna Maria van Schurman, Adrianus de Herder en anderen hebben die stap gedaan — het liep uit op geestdrijverij en het werd een fiasco. Onze Gereformeerde vaderen voorzagen deze uitkomst duidelijk en zijn op de posten gebleven, waar God ze had geplaatst. Hun Kerk was immers Gods Kerk, een planting des Heeren. De schuld van de Kerk was hun schuld en die mochten ze niet op de anderen afschuiven! Ze beschouwden de Kerk niet als een gemeenschap van mensen, die het in alles met elkaar eens zijn, maar als de openbaring van het lichaam van Christus en dat kan niemand straffeloos verscheuren of verbreken. Ondanks verscheidenheid onder de mannen van de Nadere Reformatie stemmen ze op dit punt wonderlijk overeen.

Van Lodenstein zegt: „Ik heb mede schuld aan de grote brand der Kerk en moet blijven om die te helpen blussen." De Utrechtse kerkeraad, die toentertijd Lodenstein onder haar predikanten telde, schreef in haar notulen van 1670: „De Gereformeerde Kerk, die is door des Heeren genade in de wereld; dat de wereld zo veel in de Gereformeerde Kerk is beklagen wij van harte, maar wij arbeiden onder Gods genade en zegen daartegen oprecht en gedurig."

Jacobus Koelman, die zélf was afgezet als predikant van Sluis, was de sterkste tegenstander van het Labadisme. Brakel Jr., die tot tweemaal toe in zijn bediening werd geschorst en zich aanvankelijk tot de Labadie aangetrokken gevoelde, is een van zijn felste bestrijders geworden. „Als het de Heere God believen zal, Zijn Kerk zuiverder te maken, zal Hij dat Zelf doen!" Behalve Jean de Labadie stelt hij de Herder tot een waarschuwend voorbeeld (de Herder was predikant geweest te Bleiswijk, afgezet om separatistische neigingen, later predikant van een „vrije gemeente" in Rotterdam).

En juist van der Groe de grenzeloos vereerde v. d. Groe, door sommigen betiteld als „de laatste ziener in de vaderlandse Kerk", van wie toch wel niemand zal beweren, dat hij het verval niet zag, van der Groe schrijft: „Een onwettige afzondering van de gemeenschap der Kerk is een zeer verderfelijk kwaad, dat de Heere met droevige oordelen pleegt te bezoeken. Wie in een bedorven en geesteloze tijd ook onordentelijk uit de Kerk mag lopen, de arme en oprechte gelovigen, de treurige Sionskinderen zullen er dan nog ellendig in blijven zuchten — Indien sommigen nog enige heilige tranen overgehouden hebben om Jozefs droevige verbreking, laat ze komen en die uitstorten voor het aangezicht des Heeren, midden in Zijn Kerk en laat ze toch enige vergelding doen aan het huis van hun arme moeder, waar ze gewonnen en geboren zijn. Ze zullen toch in die vervallen hut veel veiliger wonen dan op de hoge bergen der luipaarden, waar zo menig ongelukkig mens is verslonden, die voor zich alleen geestelijker wilde zijn dan alle kerkgangers.

Welgelukzalig zal het volk zijn, dat op Jeruzalems puinhopen nog klagelijk zal zitten wenen, wanneer anderen met snelle kemelen zullen aftrekken naar Egypte, enz."

We meenden er goed aan te doen, deze dingen door te geven in een tijd van verwarring en scheuring. Ook de mannen van de Nadere Reformatie hadden kerkelijk besef!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1958

Daniel | 8 Pagina's

De Nadere Reformatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1958

Daniel | 8 Pagina's