Jacobus Koelman
(III).
Koelmans werken
Koelman, die na zijn verbanning uit Sluis tot nietsdoen gedoemd was, heeft zijn verdere leven besteed aan het schrijven en vertalen van een groot aantal stichtelijke werken. De volledige lijst van de door hem uitgegeven geschriften telt niet minder dan 67 nummers, waarvan er 44 oorspronkelijk zijn en 23 uit het Engels vertaald. Was de toegang tot de kansel hem ontzegd, hij zou zich op een andere wijze verdienstelijk maken en daardoor niet alleen de Kerk van zijn dagen, maar ook die van later eeuwen stichten. Uiteraard kunnen we van die werken slechts een onvolledige opsomming geven, maar dat moge voldoende zijn tot een nadere kennismaking met deze eenzame figuur onder cle „oude schrijvers."
Reeds als predikant van Sluis had Koelman er blijk van gegeven, over een welversneden pen te beschikken.
In 1671 schreef hij: „De pointen van nodige Reformatie omtrent cle Kerk en de belijders cler Gereformeerde Kerke van Nederland." Deze titel verraadt reeds de man van de Nadere Reformatie, clie niet genoeg had aan een Reformatie van de leer, en opriep tot reformatie van het leven.
In navolging van Lodenstein's „Beschouwinge van Zion" schreef Koelman in 1678 een soortgelijk werk: „Beschouwingen van de toestand der Nederlanclsche Kerk."
Als goed Voetiaan sprak Koelman zich ook uit over cle viering van de Dag des Heeren in „De praktijk des sabbaths." (1682)
Hoewel Koelman, wat het bevindelijke leven betrof, veel overeenkomst vertoonde met Jean de Labadie en hoewel afscheiding van de kerk bij hem alleszins verklaarbaar zou zijn geweest, toch heeft hij de Labadisten fel en hartstochtelijk bestreden. Eerst verscheen van zijn hand: „Historisch verhaal nopende der Laba-disten scheuringhe" (1683). Later volgde daarop: „Der Labadisten dwaling grondig ontdekt en wederlegt."
Het spreekt haast vanzelf, dat Koelman, als filosofisch doctor zich ook interesseerde voor wijsgerige problemen. Daarvan getuigt zijn werk: Het vergift van de Cartesiaansche philosofie grondig ontdekt." (1692) Cartesius (Descartes) was een Frans filosoof, wiens wijsbegeerte voor de kerk van de 17de eeuw een voortdurend gevaar betekende.
In hetzelfde jaar mengde Koelman zich ook in de strijd tegen Balthsasar Bekker met een „Wederlegging van Bekkers Betooverde Werelt." Balthasar Bekker had in zijn boek „De Betooverde Wereld" willen afrekenen met het middeleeuwse bijgeloof, maar tevens bestreed hij het geloof aan een persoonlijke duivel en leerde hij slechts een beperkte werkzaamheid van de engelen.
Koelman was echter geen kamergeleerde, maar hij bewoog zich ook op het terrein van het praktische leven.
Zo had hij reeds in 1673 geschreven: „De pligten der ouders; " in 1674 vertaalde hij „De wekker der leeraren, " terwijl hij in 1694 een werk schreef: „Over
't ampt en de pligten van ouderlingen en diakenen."
Als alle mannen van de Nadere Preformatie is Koelman op z'n best in zijn latere, stichtelijke werken. We noemen slechts enkele titels, die voor zichzelf spreken:
„Geestelijke gezangen tot roem van vrije genade."
„Over de noodzakelijkheid en nuttigheden van de verborgen godsdienst." „De weg Gods met den mensch hier op aarde naar den hemel leidende."
Koelman s vertalingen
Van de werken, die Koelman uit het Engels heeft vertaald, zijn de volgende onder ons nog wel bekend:
Guthry: „Des Christens groot interest." Rutherfort: „Brieven."
Hooker: „De heilzame wanhoop."
„De arme, twijfelende Christen tot Christus genaderd."
Simons: „Staat en genezing der verlaten
ziel." Binning: „Des zondaars heiligdom."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1959
Daniel | 8 Pagina's