Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Volkeren rondom Israël

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Volkeren rondom Israël

6 minuten leestijd

7.

De godsdienst der Babtjloniërs I.

De oude Babyloniërs waren een zeer religieus volk. Dit blijkt uit het verschil in idealen tussen de Assyrische en Babylonische koningen. Het ideaal van een Assyrisch vorst was altijd een groot veroveraar en een beroemd krijgsheld te zijn.

Een Babylonisch vorst richtte zijn strevingen echter op het bouwen van een tempel. De regering van een Babylonisch vorst was pas geslaagd wanneer er onder zijn bewind een prachtige tempel was verrezen.

De Babyloniërs hielden er een omvangrijke godenwereld op na.

De voornaamste god was Anu, de heerser des hemels. Hij hield er een hele verzameling echtgenoten op na, maar Isjtar (de Kanaanietische Astarte) was de voornaamste. Zij was de godin van de liefde, maar ook van de oorlog.

Onder Anu stond Enlil, de god van het vasteland. Anu en Enlil waren de mensen slecht gezind. Enlil was het die de zondvloed zou veroorzaakt hebben. (Op de Babylonische uitleg van de zondvloed komen we in het volgende artikel terug). De zoon van Anu heette Ea. Hij was de god van de zee, en, omdat het diepste van de zee gold als de bron van alle wijsheid, de god van kunsten en wetenschappen. In tegenstelling tot zijn vader was Ea een groot mensenvriend. Ea's menslievendheid ging over op zijn zoon Marduk, dezelfde die wij uit de Bijbel kennen als Bel. Deze Marduk nam op zich de machten van de onderwereld te bestrijden op voorwaarde dat hij heerser over alle andere goden zou worden. Hij overwon de machten van het duister en beroofde Anu en Enlil van hun machtspositie.

Zo werd Marduk de hoofdgod en naarmate Babel zich ontwikkelde steeg de macht die men hem toeschreef. Marduk werd almachtig, alwijs, algoed, heilig en rechtvaardig. Hoewel er nog vele andere goden waren (van het vuur, van de maan, van het onweer), werd Babels godsdienst zo toch monotheïstisch getint.

Het hiernamaals was voor de Babyloniër weinig aantrekkelijk. Er bestond slechts één mogelijkheid: de onderwereld, die voor iedereen slecht was. In de Babylonische literatuur wordt de onderwereld geschilderd als „een duistere woning, waarvan niemand terugkeert, en waar het voedsel stof is en klei." Toch is er nog enig onderscheid: de slechten hebben het veel zwaarder clan de goeden. (Een onderscheid dus dat berust op eigen verdiensten van de mens). De slechten moeten „het afval van de stad der doden eten en uit haar goten drinken, een steen hebben zij als rustplaats."

De hoofdgod der Assyriers was Assur, natuurlijk in overeenstemming met cle Assyrische volksaard de god van de oorlog en van de jacht.

Wanneer we de Babylonische mythologie vergelijken met de Griekse, valt ons een aanmerkelijk verschil op. De Griekse goden staan op een veel hoger plan dan cle Babylonische. De Griekse god was het ideaal voor de Griek zelf. De Babylonische goden zijn veel primitiever. De godenwereld is de weerspiegeling van het cultuurplan van het volk. De Babylonische goden zijn primitief, en dus scheppingen van primitieve mensen. Ze hebben een grenzenloze macht, maar ze hebben hoegenaamd geen intelligentie en tonen totaal geen zelfbeheersing. Voordat een Babylonisch god de strijd aanbindt, gaat hij zich te buiten aan grofheden en beschimpingen om eigen moed aan te wakkeren en zijn tegenstander bang te maken.

Naarmate het levensplan van de Babyloniër zich verder ontwikkelde, steeg ook het niveau van hun goden. In het nieuwe Babylonië waren de goden sterke, wijze en goede wezens.

De hemellichamen werden aangebeden als openbaringen van de goden. Hieruit is de sterrewichelarij ontstaan. De waarzeggerij en wichelarij vertoonde in Babylonië een buitengewone wijze van ontwikkeling. Men geloofde dat alles wat er gebeurde samenhing met bepaalde natuurverschijnselen. Uit de plaats van cle hemellichamen ten opzichte van elkaar, geloofde men alles wat er gebeuren zou tè kunnen voorspellen, omdat hierin de wil van de goden en dus het lot van de mensen tot uiting kwam. Men nam dan ook geen gewichtige besluiten zonder vooraf de sterren te raadplegen.

Zeer belangrijk waren ook de maan en cle planeten. Geluk en ongeluk hingen van het al of niet zichtbaar zijn van de maan af. Maansverduisteringen voorspelden dus ongeluk, evenals zonsverduisteringen. Overigens was de zon veel minder belangrijk. Jupiter was de geluksplaneet, Mars daarentegen voorspelde altijd ongeluk. In de latere Babylonische geschiedenis was het mogelijk meteen bij de geboorte van een kind uit de stand van de sterren op dat ogenblik globaal zijn levensloop te voorspellen, of die gelukkig of ongelukkig zou zijn. Men had een speciale kalender met gunstige en ongunstige dagen.

Ook kon men de orakels raadplegen om achter de wil van de goden te komen. Sommige godheden hadden hun eigen orakel. Het voornaamste orakel was dat van de godin Isjtar.

Verder hadden allerlei natuurverschijnselen speciale betekenis. Bij het onweer hing het van het tijdstip van losbreken af of het oorlog of oproer, een rijke oogst of misoogst betekende.

Aardbevingen voorspelden ongeluk. (Dat was nogal makkelijk want een aardbeving bracht altijd meteen al ongelukmet zich mee). Hield een aardbeving de hele dag aan, dan voorspelde ze de ondergang van het rijk.

Speciale vogelwaarzeggers verklaarden de vlucht van de vogels. Een zeer belangrijke vogel was cle valk. De raaf bracht altijd ongeluk. Aan droomuitlegging werd een zeer grote betekenis gehecht.

Denk aan de droomuitleggers van Nebukadnezar uit het boek Daniël. In bibliotheken zijn bij de opgravingen grote aantallen dromenboeken gevonden.

De Babyloniërs waren zeer bang voor boze geesten. Alle ongelukken en ziekten, zowel bij mensen als dieren, werden aan boze geesten toegeschreven. Ze dachten clat de hele atmosfeer cloor deze wezens bevolkt werd. De demonen huisden vooral in bergspleten, graven, ruïnes, en in de woestijn.

Een heel leger van priesters was tegen deze machten in het leven geroepen. Bij alle plechtige overeenkomsten en verdragen werden hele offer-en bezweringsceremonies opgevoerd. Door hun voorgewende macht over boze geesten en hun rijke fantasie om het volk nieuwe schrikbeelden voor ogen te houden hadden deze priesters grote macht over het volk en vormden ze een staat in de staat.

Hoe diep kan de mens vallen wanneer hij de ware Godsdienst verlaat!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1961

Daniel | 6 Pagina's

Volkeren rondom Israël

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1961

Daniel | 6 Pagina's