Bavinck als dogmaticus belicht
Dr. R. H. Bremmer: „Herman Bavinck als Dogmaticus." Uitgave van J. H. Kok N.V., Kampen, 1961. 457 blz., geb. f 18.75.
Professor Bavinck is geen onbekende onder ons. Haast ieder weet dat hij een dogmatiek geschreven heeft. Daarom moet een boek dat hem juist als dogmaticus behandelt, hier besproken worden. Bavinck was als mens zeer sympatiek en hij was een geleerde van formaat. Zijn „Gereformeerde Dogmatiek" is eigenlijk zijn levenswerk en is nog altijd onze aandacht waard. Niet dat wij overal op 't zelfde standpunt staan. Dat zeker niet! Ik hoef maar te herinneren aan twee bekende dingen, om dat duidelijk te laten zijn. Bavinck heeft, met anderen, gemeend artikel 36 der Belijdenis niet voor zijn rekening te kunnen nemen. Op politiek gebied gaan wij niet met hem mee. Dan is er de formule der gereformeerden dat men de gedoopte kinderen heeft te beschouwen en behandelen als uitverkoren en herboren, totdat uit belijdenis of leven van die groot geworden kinderen beslist het tegendeel zou blijken. Wij achten deze stelling ruïneus, maar Bavinck heeft ze met zijn hele hart aanvaard. Er is dus tussen ons en Bavinck — dat blijkt bij 't bestuderen van zijn werk herhaaldelijk — een grote afstand. Maar dit mag niet beletten dat wij met zijn werk in dankbaarheid ons voordeel doen. Zijn „Dogmatiek" geeft ons een boeiend beeld ervan, hoe een zeer groot geleerde welbewuste als openbaringsteoloog zich in 't moderne denken van zijn tijd — het einde van de negentiende eeuw — verdiept heeft en.... dit denken heeft bestreden waar 't hem nodig leek. Alleen al daarom, uit historisch oogpunt, is het belangwekkend met hem mee te denken. Maar er is meer. Hij heeft ons voor ons eigen leven ook nog veel te zeggen. Op menig punt valt er van hem te leren. Laat er veel zijn dat ons van hem scheidt, er is ook veel dat ons met hem verbindt. Dit laatste wordt teveel vergeten onder ons!
Dr. Bremmer wilde zich in Bavincks werk op het gebied der dogmatiek verdiepen. Daarbij bleek hem dat er nog verrassend veel aan bronnen over Bavinck is. De vele brieven die bewaard zijn maakten het zelfs mogelijk om Bavincks leven te herschrijven. Daarom meende schrijver goed te doen de taak die hij zich had gekozen uit te breiden. Eerst schreef hij een boek betreffende de dogmatiek van Bavinck — dit werkstuk heeft als dissertatie dienst gedaan — en daarnaast kwam dan — in het eerste boek verwijst de schrijver er ter aanvulling gedurig naar — een biografisch deel. Het eerste werk is nu als boek verschenen en wordt hier besproken. Het tweede zal — als ik tenminste goed ben ingelicht — over niet al te lange tijd verschijnen. Ik ben er erg nieuwsgierig naar.
„Herman Bavinck als dogmaticus" bestaat uit drie gedeelten. In het eerste schetst de schrijver Bavinck als dogmaticus temidden van zijn tijdgenoten. Allereerst wordt hij gekonfronteerd met de heerszuchtige figuur van Kuyper. Men kan in hun verhouding perioden onderscheiden. Bavinck is het niet in alles met de leider eens. Tenslotte kan men zelfs bij hem ten opzichte van Kuyper van een kritisch afstand nemen spreken. Toch vinden wij — en Bremmers boek versterkt ons in die mening — dat Bavinck, ondanks zijn korrekties op het teologisch werk van Kuyper, wel heel ver, betreurenswaardig ver met hem is meegegaan. Niet minder boeiend is het hoofdstuk dat ons de kontakten tussen Bavinck en de etischen laat zien. De etischen, toch, streefden naar verzoening van geloof en wetenschap, 'n vraagstuk dat juist Bavinck levenslang geboeid heeft. Met name wat er over het epistolair kontakt met de beminnelijke Gunning Sr gezegd wordt, zal men met genoegen lezen. Tenslotte staat de schrijver dan in 't eerste deel nog stil bij het kontakt met de modernen. Ook hier kwam het verschil niet tot een oplossing. Aardig is het iets te horen van het briefverkeer met Duker, de bekende biograaf van Voetius. Merkwaardig is de levenslange vriendschap tussen Bavinck en een ander groot geleerde van zijn tijd, maar dan op een gebied dat ver van 't zijne was verwijderd, Snouck Hurgronje.
Het tweede deel bevat een analyse van de „Dogmatiek". Het is een fraai stuk werk, waarin wie Bavincks „Dogmatiek" nog niet zelfstandig bestudeerde een uitstekend overzicht van dit uitzonderlijke werk geboden wordt. Bremmer laat uitvoerig zien hoe Bavinck over een en ander dacht, wijst met een weinig kommentaar op invloeden die Bavinck blijkbaar ondergaan had voor hij tot een samenvatting van zijn denken over de dogmatische problemen was gekomen, en laat biezonder uitkomen hoe Bavinck in zijn „Dogmatiek" de resultaten der moderne wetenschap bestreden heeft: nadat hij zelf zich in die resultaten grondig had verdiept en dan met wijsheid en voorzichtigheid! Ik stel mij voor dat wie de mooie samenvatting van de „Dogmatiek" van Bavinck, zoals die hier als hoofdmoot van zijn boek door Bremmer wordt gegeven, met aandacht heeft gelezen, de lust in zich zal voelen opkomen om zich ook eens in 't werk in kwestie te verdiepen, indien hij dat althans niet eerder deed. Hetgeen betekent dat ik vind dat men dit stuk beslist moet lezen. Het is boeiende lektuur!
boeiende lektuur! In 't laatste deel werpt schrijver nog een blik terug en richt daarna het oog op 't heden en de toekomst. Nogmaals vat hij daarin samen wat de analyse over Bavinck als dogmaticus ons heeft geleerd, waardoor hij werd beïnvloed en hoe wij hem zien staan temidden van zijn tijdgenoten. Dat wij hem werkelijk daar onderscheiden kunnen en wel duidelijk, is een bewijs dat deze studie is geslaagd. De dogmatische beschouwingen van Bavinck worden verder vergeleken met die van een aantal hedendaagse schrijvers van gereformeerden huize — dit laatste in zijn ruimere betekenis — die zich op de problemen van de dogmatiek bezonnen hebben. Tenslotte vat de schrijver dan zijn oordeel samen over de ontwikkeling van Bavinck als dogmaticus en over de betekenis en het karakter van wat men wel als zijn levenswerk beschouwen moet.
Bavincks „Dogmatiek", aldus de schrijver, blijft ondanks alles kultureel een zeer belangrijk monument: we zien hierin een teoloog een poging doen de vragen van zijn tijd — het einde van de negentiende eeuw — vanuit het Evangelie en vanaf reformatorisch standpunt te benaderen. En verder: Bavincks „Dogmatiek" blijft door haar instelling — historisch en syntetisch als zij is — en evenzeer door haar karakter — men kan dat religieus-reformatorisch noemen — een uitgangspunt waarmee men rekening zal moeten houden. Met deze beide konstateringen kan ik mij — ondanks allerlei verschillen, waarvan er sommige diepgaand te noemen zijn, ik wees daar eerder op — geheel verenigen.
Intussen heb ik ook kritiek op Bremmers werk. Wat de opzet van zijn werk betreft, één aspekt van Bavincks „Dogmatiek" is welbewust verwaarloosd: het dogmenhistorische. Dit vind ik te betreuren. Ongetwijfeld zal de schrijver de verhouding Kuyper-Bavinck enerzijds en de Hervorming anderzijds heel anders zien dan ik. Dat hij echter vrijwel in het midden laat of en in hoever genoemden van de leer der Reformatie afgeweken zijn, is zeer beslist een manco in dit boek. Ik geloof dat dit ten dele samenhangt met heel de instelling van schrijver. Zijn boek is bijna enkel refererend en niet kritisch. Hij geeft een trouw verslag van feiten, maar treedt haast niet in de beoordeling daarvan. Ook dit vind ik zeer jammer. Ter verduidelijking geef ik hier één voorbeeld. Het is bekend — en Bremmer wijst daar ook met nadruk op — dat de ideeënleer van Plato — maar dan in een door Augustinus en door Thomas van Aquino wat verkristelijkte vorm — op Bavincks denken grote invloed uitgeoefend heeft. Men vindt daar in de „Dogmatiek" genoeg bewijzen van. Nu zegt schrijver ergens — en terecht — dat men er voor moet waken dat de wijsbegeerte nooit het dogma overwoekert. Als men Bavinck leest vraagt men zich op bepaalde plaatsen af of hij met zijn wijsgerige konstrukties niet te ver ging. Indien ergens, dan mag men toch in een studie over Bavinck als dogmaticus verwachten, dat men op zulke vragen antwoord krijgt. Maar bij Bremmer zoekt men daarnaar tevergeefs!
Kleine ongerechtigheden zijn de volgende. In het eerste hoofdstuk van deel I bespreekt de schrijver de gedachtenwisseling van Bavinck en Ten Hoor. Het was voor menig lezer wel geriefelijk geweest wanneer daarbij vermeld was dat de brieven die hier op betrekking hebben — en die men in één stuk leest — in de bijlagen zijn opgenomen. Het statistisch overzicht van de gevallen waarin Bavinck in zijn „Dogmatiek" verwijst naar of citeert uit Kuyper — blz. 55 enz. — had beter naar de bijlagen verwezen kunnen worden; het werkt storend in de tekst. Op blz. 72 noot 41 was bij de gegevens over Gunning Sr vermelding van De Vrijers „Gunning Tragicus" (Den Haag, 1946) op zijn plaats geweest. Zo vraag ik mij ook af waarom bij het betoog betreffende het supra en het infra (II, II, 10) de dissertatie van Prof. Dijk niet wordt genoemd. Bovendien, waar Bavinck beide standpunten terecht verzoenen wilde, waarom wijst de schrijver niet op Junius, die eeuwen eerder ook zo'n poging ondernam?
Te haastige korrektie heeft veroorzaakt dat er fouten in de tekst gebleven zijn. Over kleinigheden wil ik bij een boek als dit niet vallen. Er zijn echter plaatsen waar de tekst gewoon bedorven is. Zo zijn in de beschrijving van de twee metoden die een schrijver van een dogmatiek ten dienste staan — blz. 153 onderaan en blz. 154 bovenaan — de twee benamingen voor de als mogelijk veronderstelde werkwijzen verwisseld, wat zeer verwarrend werkt. Op blz. 155, in de samenvatting, staat het goed! Blz. 284 is er weer zoiets: bovenaan de bladzij is de tekst blijkbaar verminkt. Hier moet de lezer er naar raden hoe het
(Zie vervolg pag. 104)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1961
Daniel | 8 Pagina's