Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begrafenis op Westduin

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begrafenis op Westduin

(Gerrit Achterberg)

5 minuten leestijd

Over de onlangs overleden dichter Achterberg (zie vorig artikel) ben je niet zomaar uitgepraat. Een beschouwing over zijn gehele werk heeft in dit blad en deze rubriek geen zin. Slechts enkele verzen mogen hier volgen, om een idee te geven op welke manier deze dichter zich uitte. We moeten daarbij wel bedenken, dat Achterberg met enkele woorden een heleboel zegt, en als we er geen erg in hebben, lezen we er over heen.

Het gedicht, dat nu in het kort besproken zal worden, is over de begrafenis van de dichter Martinus Nijhoff, die leefde van 1894—1953. Het opschrift luidt: Begrafenis op Westduin. Het begin is als volgt:

Twijfelend bij een halte in de stad, vroeg ik een aanspreker de kortste weg. Ik moet er ook naar toe, heeft hij gezegd. De tuinman en de dood, heb ik gedacht.

De dichter staat bij een halte in Den Haag en hij moet naar de begraafplaats Westduin, maar hij weet niet goed welke kant hij uit moet. Gelukkig is daar een aanspreker, een lijkdienaar, die ook staat te wachten. Deze man zal de kortste weg wel weten.

De derde en vierde regel zijn zeer geladen. Er spreekt meer uit dan we zouden denken. De aanspreker zegt, dat hij er ook heen moet. Hij bedoelt dat hij daar moet zijn vanwege zijn werkzaamheden. Maar Achterberg hoort iets anders. De lijkdienaar moet ook naar de dood, naar de groeve der vertering, en ineens komt de dichter het verhaal van de tuinman en de dood in de gedachten. Dit laatste behoeft enige verklaring. Er is een perzisch verhaal, dat ons zegt, dat we de dood nooit kunnen ontlopen. Een tuinman van een perzisch edelman was bezig om te snoeien in de tuin en daar zag hij de Dood, die hem dreigde met zijn hand. Hevig ontsteld snelt de tuinman naar zijn heer en vraagt deze hem zijn paard te willen afstaan, om voor de avond nog Ispahan, een centrum van handel en industrie, te bereiken. De tuinman er vandoor. Het wordt middag en nu ontmoet de edelman de Dood. „Waarom, " vraagt de edelman, „hebt gij vanmorgen mijn knecht gedreigd? " En het antwoord van de Dood is, dat het geen dreiging was, maar dat hij verrast was de tuinman 's morgens nog stil aan het werk te zien, en dat hij (de dood) hem 's avonds in Ispahan toch zou moeten halen. De tuinman was dus op de vlucht gegaan voor de dood en hij was juist naar de plek gevloden waar de dood hem zou opwachten. Nu begrijpen we de laatste zin. De tuinman en de dood werd in dichtvorm gebracht door P. H. van Eyck.

Nu gaan we verder:

Hij wist niet wie hij te begraven had. De naam van Nijhoff had hem niets gezegd.

Ieder komt evengoed bij hem terecht. Geen mens bestaat zonder zijn eigen vracht.

Het is de lijkdienaar om het even wie er begraven wordt. Als de aanspreker geroepen wordt, is hij present, en hij let er niet op of het een bekend persoon is ja dan neen. Wat weet de lijkdienaar van Nijhoff af? Een zekere meneer Nijhoff wordt begraven en daarmee uit. Ieder zal in handen van hem vallen, of hij nu bekend is in het land of niet. Elk mens moet worden begraven: het laatste restje moet worden weggebracht. De vracht die ieder heeft moet ter aarde besteld.

Doodbidders, vier aan vier, gaan voor de kist. Een zwart quadraat schuift naar een dito gat.

En kleiner wordt het laatste ogenblik.

De doodbidders (aansprekers) zijn in het zwart gekleed en vormen een quadraat: vier bij vier. Het gaat heel rustig; daarom gebruikt de dichter het woord schuift. Langzaam gaat het naar een dito gat: ook zwart, net als de doodbidders. Nu is het maar enkele ogenblikken meer.

Ruimte en tijd kortsluiten op het pad. Het touw gaat liggen met een losse knik, wijl God niet eeuwig met zijn maaksel twist.

Deze laatste drie regels houdt Dr. Schulte Nordholt voor de geheimzinnigste en tederste uit alle doodspoëzie.

Het woord kortsluiten is een betrekkelijk jong woord in onze taal; sinds de elektrische stroom is gekomen, kwam ook het begrip kortsluiten. Dan is de stroom verbroken en alle kontakt is weg; alles is afgesneden. En zo gaat het nu met de ruimte en tijd ook: voor de gestorvene is er geen ruimte meer op aarde en de tijd is voor hem weg. Het verband tussen ruimte en tijd is verbroken: voor degeen die begraven wordt is de eeuwigheid aangebroken, dus geen tijd meer, en voor het lichaam is geen plaats meer beschikbaar op aarde. Straks zakt de kist in de groeve: het touw ligt er losjes onder, om even later gespannen te worden wanneer de kist langzaam zal dalen in het graf. En waarom is dit alles nu? Dat staat in de laatste ernstige regel: •wijl (de afkorting van het oude woord dewijl) God niet altoos zal twisten met de mens. De Heere heeft gezegd: „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven." De bezoldiging der zonde is de dood. Elke begrafenis is een sprake Gods, die al geklonken heeft in het Paradijs.

Als we nu het gedicht in z'n geheel lezen, dan merken we, dat juist de soberheid van woorden zo veelzeggend is. Heel kort is alles weergegeven, en er is geen woord tegenin te brengen, want het is God, die onze tijd heeft bepaald, en de Heere doet geen onrecht.

INDEX.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1962

Daniel | 8 Pagina's

Begrafenis op Westduin

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1962

Daniel | 8 Pagina's