Sions heil komt!

Als wij een adventtekst zoeken, komen wij onwillekeurig bij de profeet Jesaja. Advent betekent „komst". Het is Jesaja die wel in het bijzonder spreekt van die komst, die de gehele aarde in verwondering zal brengen. „Zie", zo zegt de tekst tot tweemaal toe. Na dit woord ter opwekking komt het wonder. „De HEERE heeft doen horen tot aan de einden der aarde". Dat was het wonderlijke, het nieuwe, het verbazingwekkende. Niet alleen Israël, maar alle volken zullen het horen. De heidenen, de goddeloze, vijandige wereld zal het horen. Zegt der dochter Sions: Zie, uw heil komt. De tijd komt dat de dochteren Sions niet alleen te Jeruzalem zullen gevonden worden, maar over de gehele aarde.

Er wordt voor dit koninkrijk geen nieuwe naam gebruikt, want de heidenen zullen, tegen de natuur, op de oude stam worden ingeënt, waar de natuurlijke takken, namelijk Israël, waren afgehouwen.

Wie zijn die einden der aarde? Het is de gehele wereld die voor God verdoemelijk ligt. Het zijn de einden der aarde die tot nu toe halsstarrig geweigerd hebben hun hals te buigen onder de Wet van God. Het is de door de zonde en door de duivel wederrechtelijk in bezit genomen wereld. De wereld, die het oor leent aan alles en aan iedereen behalve aan God. De wereld, die zich dood tobt om zichzelf te verlossen en toch nooit het gestelde doel bereikt. Een wereld, waarop het steeds donkerder wordt, waarin de door God gestelde normen niet meer geldig schijnen, waarin men het goede kwaad en het kwaad goed noemt. En tot die diepgezonken, die hopeloos verloren wereld komt de boodschap: Uw heil komt.

Als dan alle mensen trouweloos van God zijn afgekeerd, zegt God: zal Ik komen Uw heil, let wel niet het maar uw heil komt. Dit heil komt en is gekomen. Wij zien het reeds in de eerste stralen welke zich over het in duisternis levend volk van Israël uitspreiden. In Johannes de Doper.

Was dit verlossing? Was dit heil? Hoor hem eens te keer gaan: „En ook de bijl ligt airede aan de wortel der boom. En alle boom die geen goede vrucht voortbrengt wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen." En toch, ja dit is reeds het heil.

God had de ganse wereld kunnen laten in de totale vervreemding van Hem en van Zijn Wet. Het is heil als Hij door Zijn Heilige Wet ons onze zonden en Gode-ongelijkvormigheid laat zien. Het is heil als daardoor de ellende recht gekend wordt. Als daardoor alle hoop op verlossing buiten de Verlosser wordt afgesneden. Als God onze lampen laat uitgaan eer het geroep gehoord wordt „zie de bruidegom komt". Is het dan niet om wanhopig van te worden als aan een wereld in nood gepredikt wordt dat ze in der eeuwigheid geen licht meer zal zien, zo ze blijft volharden in de zelfverlossingsidee.

En zoekt die wereld niet alleen onder de Papoea's of onder de negers of indianen. Zoekt die wereld in uw hart. Die wereld die nog steeds van de zonden en van Christus wil profiteren. Die wereld die maar niet buigen wil onder de eis: „de wapens neer!"

Hoe lang al getobt, o medezondaar, om zalig te worden buiten Christus? Om bekeerd te worden zonder het Evangelie? Die nog steeds niet wanhoopt aan uw zelfverlossing?

Misschien het bidden moe, het kerkgaan u een last, het bijbellezen enkel vorm. En uw levenstijd snelt heen. Nog niet verlost. Hoor het in deze Adventstijd: uw heil komt. Hij is gekomen. Hij heeft alles meegebracht. De Voorloper voor Zijn aangezicht heengezonden. Ook dat is genade. Hoort dan Zijn stem en vreest voor Zijn vlammend woord.

Zegt het de zondaars, de ruwe soldaten, de tollenaars na: „En ik, wat moet ik doen." Uw toestand kan zo hopeloos niet zijn. Uw leeftijd niet zo hoog geklommen, uw zonden niet zo hoog opgestapeld. Ja, want het is bekend dat slechts zeer weinigen zich te slecht vinden om zalig gemaakt te worden. Gij onverbro-

kenen, onboetvaardigen, harden van hart.

Uw heil komt! In Hem is alles om u klein te krijgen. Gij die voor het vuur der hel niet terugdeinst. Hier roept Hij „Ik raad u aan dat gij van Mij koopt goud, beproeft, komende uit het vuur." Zult u dan nog niet buigen, ook nu nog niet bekennen: „ik zal des Heeren gramschap dragen want ik heb tegen Hem overtreden"? Zie, zegt Hij dan, Ik zal nog verder gaan: Zie zijn loon is met Hem en zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht.

Het loon is kort en goed: De eeuwige zaligheid. Wilt ge dit o zondaar, in plaats van uw zonden om niet ontvangen? Eén ding eis Ik: geef Mij dan uw hart, uw zondig, verloren, walgelijk vuil hart. Ja, Hij dringt er binnen met de wonderlijke werking Zijns Geestes.

Hij buigt ons hart. Ook dat doet Hij. Ook clat is in dat heil besloten. Nu houden wij het niet langer uit tegen Hem. Heere, als U dan de einden der aarde, als U dan zo één als ik ben wilt hebben, als U dan op zulke voorwaarden mij wilt zaligen, zie, hier ben ik dan. Was mij, reinig mij, ontneem mij alles waar ik aan vast zit en neem dan elke scheiding weg tussen U en mij. En dan, dan is het Kerstfeest.

En zij kwamen met haast en vonden Jozef en Maria en het KINDEKE, liggende in de kribbe.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen