Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De engelen des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De engelen des Heeren

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En waar liggen nu voor ons de grenzen om niet in de dwaasheid van Romes leer te vervallen over de engelen maar ons te houden aan de openbaring van Gods Woord? Wat is het moeilijk de juiste maat te bepalen, want wij zijn toch zondige mensenkinderen. Geen overschatting, maar a.u.b. ook geen onderschatting zoals, ik noem maar een voorbeeld, in onze dagen over de leer van de sacramenten, die in deze tijd zo verschrikkelijk overschat worden. Denk o.a. maar aan het boekje van Pi-of. de Leeuw. Deze man schrijft alsof we nu al in de hemel zijn, maar zo is het niet. Het is nu nog een strijdende kerk. Het concilie van Trente heeft zich ook over de engelenverering uitgelaten. In de eerste plaats beweren zij dat de engelen onze voorbidders zijn, ten tweede onze wachters, ten derde dat ze de gebeden voor Gods troon dragen en ten laatste dat ze onze beschermers zijn. Dit gronden ze op het feit dat zij altijd het aangezicht van hun Schepper zien. Ze zouden het opgedragen patroonschap over onze zaligheid hebben en, zo beweert het concilie van Trente: Het doet geen afbreuk aan Gods eer, maar God zou door die engelenverering meer en meer verhoogd worden.

Doch het schromelijk misbruik, zoals het in de loop der eeuwen zich in Romes kerk heeft geopenbaard is dan ook een vrucht van hetgeen de Roomse kerk ging leren.

Nee, dan luisteren we naar het woord van de apostel Paulus in Coll. 2 : 18 nl.: at dan niemand u overheerse naar zijnen wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand van zijn vlees. In de gemeente van Colosse werden pogingen in het werk gesteld om de zielen der gelovigen weer in velerlei opzicht aan banden te leggen, n.1. tussen hen en Christus, de Koning van Zijn kerk; tussen het Hoofd en de leden om de ware eenheid te verbreken. Mfsn meende dus niet genoeg te hebben aan de verering van Christus. De Judaïstische leraren wilden de dienst der engelen invoeren in de z.g. nederigheid in de wandel en om een toevlucht tot de engelen te nemen; wat juist in art. 21 van onze confessie zo kostelijk en op een aangrijpende wijze door Guido de Brés wordt getekend, n.1. de

enige voorbidding van Jezus Christus. Dus wie zo rechtstreeks de Heere Jezus aanriepen waren niet nederig genoeg. Men bleef staan aan de poort der engelen, van de heiligen. Denk in onze tijd aan de vervloekte Maria-cultus. De leer der hervorming bracht ons iets anders: Sola scriptura — alleen de Schrift; sola fide — alleen het geloof; sola gratia — alleen door genade. Daar ging het toch in de leer der hervorming en in de eeuw van de Afscheiding om, om het koningschap van Christus in Zijn kerk.

In Coli. 2 heeft Paulus het zo kernachtig mogen uitdrukken: een schijnrede, en dat is dus ook de engelenverering, van wijsheid, een eigenwillige godsdienst en nederigheid in het lichaam niet te sparen, maar ze zijn niet tot eeuwige waarde doch tot verzadiging van het vlees.

Er is dus geen engelenaanbidding. In Openb. 19 : 10 beluisteren we uit de mond van een engel: ie toch dat ge dat niet doet; ik ben uw mededienstknecht en die uwer broederen, die het getuigenis van Jezus hebben.

Aanbid God! Ook in Openb. 22 wijst hij onverbiddelijk de aanbidding van zich af. Denk eens aan wat Petrus belijdt in Hand. 10, wanneer Cornelius voor hem nederknielt. Hij gedoogt het niet, zeggende: k ben ook een mens. De Heilige Schrift leert ons geen eer van elkaar, noch van engelen aan te nemen; maar God Drieënig alleen te aanbidden en te verheerlijken. In Hebr. 1 : 14 schrijft Paulus dat de engelen dienende geesten zijn, die uitgezonden worden om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen.

De leer die Rome leert over de beschermengelen heeft Voetius, de grote docent, die meer dan veertig jaren hier in Utrecht gedoceerd heeft, geheel verworpen. In Hand. 12 lezen we: Het is zijn engel.

Wanneer dat meisje terugkeert als zij de stem van Petrus heeft vernomen, spreekt de biddende gemeente: et is zijn engel. En in Matth. 18 : 10 zegt Jezus: ie toe, dat gij niet één van deze kleinen veracht; want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemel altijd het aangezicht van Mijn Vader, Die in de hemelen is, zien.

Wel vrienden en vriendinnen, die uitspraak van Hand. 12 is ontleend aan de apocriefe boeken, die zeggen dat er beschermengelen zijn. Het is zo wonderlijk, dat het onbegrijpelijke door het ongeloof wordt verworpen, want ze zeggen tegen dat meisje, dat terugkomt en zegt dat Petrus voor de deur staat: gij raast! Maar het is juist dat goddelijke in de verlossing van Simon Petrus

uit de gevangenis, waar hun gebed verhoord is. En nu vallen ze terug op een uitspraak zoals die door verschillende Joodse rabbijnen in de apocriefe boeken is opgetekend.

En wanneer we die uitspraak van de Heere Jezus zien, als Hij zegt dat die kleinen nu altijd het aangezicht des Vaders zien is dit, omdat zij in een bijzondere bescherming staan. En denk alleen maar aan die andere uitspraak: Indien gij één van die kleinen veracht het zou nuttiger en beter zijn dat u een molensteen om de hals gebonden werd en dat ge in het diepst van de zee geworpen werd. De Heere draagt dus een bijzondere liefde en zorg toe aan die kleinen en denk aan wat Christus leert: Indien ge niet wordt als een kindeke, ge zult het koninkrijk Gods niet ingaan. Is het juist niet de strijd van Gods volk kind te worden? Dat is toch de hoogste stand die de Heere Zijn volk kan geven. Wanneer de Heere Jezus op de eerste opstandingsdag aan Zijn discipelen verschijnt zegt Hij: waarom komen zulke gedachten in uw harten. Want ze menen een geest te zien, doch een geest heeft geen vlees en benen. En dan verzocht Hij hen Hem wat te eten te geven, wat Hij voor hun ogen opat.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1964

Daniel | 16 Pagina's

De engelen des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1964

Daniel | 16 Pagina's