Het leven en de preken van Ds. Bernardus Smytegelt.
RONDKIJK
Vorige keer beloofden wij nog iets uit het leven van Ds. Smytegelt te vertellen o.m. over de vele preken die van hem in omloop zijn en hoe die zijn tot stand gekomen.
Smytegelt heeft zelf geen enkel geschrift voor de pers gereed gemaakt. Toch zijn er na zijn dood heel wat bundels preken van hem verschenen, wij noemen daarvan alleen de voornaamste, o.m. „Des Christen's enige troost in leven en sterven, 52 Catechismuspredikaties; „Des Christen's heil en cieraat", 45 predikaties; „Keurstoffen", „Een woord op zijn tijd"; „Maandagse Catechisatiën", en niet te vergeten „Het Gekrookte Riet", 145 predikaties over Matth. 12 : 20 „het gekrookte riet zal Hij niet verbreken". Begrijpelijk gaat het in deze preken niet altijd over dezelfde tekst, hoe zou dat in 145 preken ook kunnen? Het zijn preken over het bevindelijke leven, ze handelen over de uitverkiezing, wedergeboorte en bekering en vooral een aandringen op zelfonderzoek. Er zouden er nog veel meer te noemen zijn, maar we laten het hierbij.
Alles wat op Smytegelt's naam staat berust op aantekeningen, een zekere Maria Boter heeft gedurende 30 jaar al zijn preken onder het gehoor opgeschreven, niet alleen zakelijk, maar zoveel mogelijk ook woordelijk.
In zijn testament stond dat zijn preken en aantekeningen onder zijn 3 erfgenamen moesten worden verdeeld (hij is n.1. nooit gehuwd geweest) maar alleen om ze zelf te gebruiken. Ze mochten er niets van afschrijven om te laten drukken, zelfs niet uitlenen. Wilden de erfgenamen zich niet aan deze voorwaarde houden, moesten ze alles verbranden. Waarom hij dit zo bepaald heeft is niet bekend; waarschijnlijk kwam het voort uit geringschatting van zich zelf en bewustheid van eigen onvolmaaktheid en tekortkomingen.
Smytegelt bracht in zijn predikaties de noden, de zorgen van de gemeenschap, de volkszonden, de nationale en ook de internationale problemen naar voren. Hij timmerde op de consciënties van overheid en volk, ging diep in op allerlei kwaad in het gezinsleven, maar ook op de moraliteit van de Overheid. In een Catechismuspreek (Zondag 38) zegt hij b.v. tot de ouders: „Gij zorgt wel dat uw kinderen voeding en dekking hebben, maar zoo weinig, dat zij genade mogen ontvangen. Gij zorgt dat ze een stuk brood hebben, maar niet, dat zij een kruim genade ontvangen".
Tegen de kermis ging hij op de kansel fel te keer. In een Woord op zijn tijd vindt men er speciale preken over. Met klem drong hij aan op de heiliging van de dag des Heeren: „dan niet uit rijden gaan.... dan moeten de wegen niet krioelen van mensen. De kroegen zitten vol, koets en paarden moeten rollen. De jachten en schepen moeten varen".
Smytegelt was een volksredenaar. Hij had een stem
als een klok, zijn gestes waren soms zeer uitbundig. Hij was gewoon met de handen op de kansel te slaan en met. de voeten te stampen. De Regenten kwamen niet veel onder zijn gehoor, omdat zij van zijn boeteprediking niets moesten hebben. Zij wisten, dat hij niemand ontzag.
Ds. De Beveren, de opvolger van Ds. Smytegelt zegt van hem: Hij was een Boanerges (zoons des donders) in het bestraffen en bedreigen, zodat de toehoorders met een heilige beving werden aangedaan als hij de overtredingen verkondigde, niemand ontziende, dood en leven voorstellende. Maar ook een Barnabas (zoon der vertroosting) wetende de dienst des Heeren beminnelijk voor te stellen. Wat wist hij de neergebogen zielen te onderscheppen, in vreze te bemoedigen, in moedeloosheid op te beuren, in duisterheid te besturen, in verlegenheid raad te geven en vooral in een ieder goede gedachten in te boezemen van de trouwe Gods!"
Smytegelt was teer in zijn preken; wat komen we vaak de woorden tegen: ..Lieve Heere", „liefste Heere Jezus", of „Onze lieve Drie-eenige God".
Hij preekte enerzijds de ontzaglijkheid van het Gericht Gods voor de onwedergeborene, maar anderzijds verkondigde hij de rijkdom van het Evangelie. Hij was niet eng, „klop vrijmoedig aan, wie het ootmoedig doet ontvangt gehoor."
Ds. Smytegelt was een piëtist van het goede soort, Prof. Dr. M. J. A. de Vrijer die een bock over Smytegelt heeft geschreven, zegt van hem: Zijn mystiek is christelijke mystiek.
Vroomdoenerij was er bij hem niet bij. Hij liep b.v. niet langzaam of met gebogen hoofd, doch met vlugge tred door Middelburg's straten. Hij zei eens: , , Ik drage mijn wezen, zoals mijn Schepper dat heeft geformeerd, ongefronst, ongemaakt." Wel was hij een voorbeeld van een zeer godvruchtige levenswandel, zodat zelfs zijn grootste tegenstanders van hem moesten zeggen: „Smytegelt is een godzalig predikant, hij practiseert 't geen hij leert".
De Engelenwacht
Er is een verhaal van Ds. Smytegelt bekend, waaruit blijkt dat Gods bijzondere zorg over hem was. Daarmee willen we deze beschouwing besluiten.
Ds. Smytegelt werd op zekere nacht — zoals dat wel meer gebeurde — uit zijn bed geklopt. Hij werd verzocht bij een van zijn gemeenteleden te komen, die op sterven lag. Het adres wordt opgegeven en de zegger verdwijnt in de duisternis.
Haastig kleedde „de oude van de Singel" — zoals hij wel werd genoemd — zich aan en begaf zich op weg. Het stormde en met gebogen hoofd moest hij tegen de wind optornen. Er was geen levende ziel op straat-Bij een brug zag hij wel twee mannen staan, zeker varensgasten, op weg naar hun schip.
Ds. Smytegelt komt waar hij wezen moet, maar er brandt geen licht. Op zijn herhaald kloppen opent men de deur, en dan verneemt hij dat alle huisgenoten gezond zijn. Er moet dus een vergissing in het spel zijn.
Twee jaar later wordt de predikant weer in het hoile van de nacht gewekt.
Dringend wordt hij verzocht mee te gaan. Iemand, die eens zijn verbitterde vijand was, ligt op sterven. Ds. Smytegelt haast zich en is spoedig bij de zieke, die snikkend vertelt, dat hij het was, die hem in de stormnacht naar buiten heeft gelokt, met de bedoeling om hem, met de hulp van zijn vriend over de brugleuning te werpen en te verdrinken. Maar toen ds. Smytegelt de brug naderde, had hij zeer duidelijk vóór, achter en aan beide zijden van de dienaar Gods een wacht van engelen gezien, die hem met vlammende zwaarden begeleidden. Hun voornemen werd verijdeld. Ds. Smytegelt herinnerde zich nog heel goed, hoe hij toen een vergeefse reis had gemaakt en bedrogen was. Hij zag er Gods bewarende Hand in, zoals de profeet Elisa in Dothan beschermd werd door een leger van engelen. Hier werd bewaarheid wat in Psalm 34 : 4 staat:
Des Heeren engel schaart Een onverwin'bre hemelwacht Rondom hem die Gods wil betracht Dus is hij wel bewaard.
Bij de herdenking van de 300ste geboortedag van Bernardus Smytegelt meenden we iets uit het leven van deze godzalige prediker te moeten ophalen. Uit zijn geschriften, die in onze vakante gemeenten nog veel worden gelezen, spreekt hij nog tot ons, nadat hij gestorven is. De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn.
Rondkijken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1965
Daniel | 16 Pagina's