De zalving van David
(1 Sam. 16).
Het gaat hier dus over de zalving van David, de man naar Gods hart, die bestemd was koning van Israël te worden in de plaats van koning Saul.
De Heere had Saul verworpen en daarover treurt Samuël. Aan deze droefheid van Samuël moet nu echter een einde komen, daar de Heere hem beveelt zijn hoorn met olie te vullen, naar Bethlehem te gaan, om daar één der zonen van Isaï tot koning te zalven.
Ook hier is Bethlehem weer het toneel van de verkiezing Gods.
Samuël maakt tegen deze opdracht enige bedenking, daar hij uit zwakheid bevreesd is, dat het de koning ter ore zal komen en deze hem zal doden.
De Heere toont hem daarop een weg, waarop hij ongemerkt zijn opdracht kan volvoeren. Hij moest in Bethlehem een offer gaan brengen en Isaï met zijn zonen aan de offermaaltijd uitnodigen.
Als Samuël Bethlehem binnenkomt, komen de oudsten van de stad hem bevend tegemoet om hem te vragen of zijn komst met vrede is.
Daaruit blijkt, dat ook onder Sauls regering Samuël toch nog ten dele zijn richtersambt uitoefende en hier en daar naar toeging om kwaad te bestraffen.
Samuël stelde echter de oudsten gerust Het offer werd gebracht en in Isaï's huis heeft daarna de offermaaltijd plaats. Samuël zal Isaï over het volledige doel van zijn komst ingelicht hebben.
Daarom laat Isaï zijn zonen, te beginnen met de oudste, binnenkomen. Toen Samuël Eliab zag, meende hij uit zijn gestalte te kunnen besluiten dat dit de van God verkorene was.
Eliab moest het echter niet zijn. „De mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan."
Zoals met Eliab, zo ging het met al de zonen van Isaï, die thuis waren.
Daarop werd de kleinste zoon van Isaï, die de schapen van zijn vader weidde, nu van het veld gehaald. En juist deze David moest gezalfd worden. Vanaf het ogenblik van zijn zalving werd de Geest des Heeren vaardig over David. Dat wil zeggen: David werd toegerust met die gaven van wijsheid, voorzichtigheid, rechtvaardigheid en dapperheid, welke hij als koning zou nodig hebben.
Vragen:
1. Was het geen leugen van Samuël dat hij zei, dat hij kwam offeren, terwijl zijn eigenlijk doel toch was een koning te zalven?
2. Is het nodig, dat wij aan iemand, die ons iets vraagt, de hele waarheid zeggen?
3. Wat leert ons het woord „heiligt U" in 1 Sam. 16 : 5 ten opzichte van elke godsdienstige handeling?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1965
Daniel | 16 Pagina's