Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dominees onder het kruis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dominees onder het kruis

9 minuten leestijd

(6)

Ds. C. v. d. Oever

Honderd jaar geleden was de naam V. d. Oever in onze kringen én daarbuiten niet slechts een naam maar een begrip! Wie zou ds. V. d. Oever niet kennen? Door de een bemind, door de ander verguisd, maar door ieder gezien als een man, met wie men terdege rekening moest houden.

Omdat ds. V. d. Oever zo'n uitermate belangrijke rol gespeeld heeft in de geschiedenis van de Kerken onder het Kruis, mag een levensbeschrijving van hem in het kader van deze artikelen niet ontbreken. Over zijn leven zou een gehele „Daniël" vol te schrijven zijn; daar dit uiteraard niet de bedoeling is, dienen we ons wel zeer te beperken. Cees v. d. Oever werd in het jaar 1802 geboren als zoon van timmerman Cornelis v. d. Oever en Anna de Wit. Zijn moeder was een vrome vrouw, die hij echter reeds op de jeugdige leeftijd van 8 jaar verloor. Later schreef hij over zijn moeder: „Ik hoop mijn moeder, die het kruis (6) mij vroeg ontvallen is, eenmaal weder te ontmoeten. . . .". De jonge Cees heeft slechts weinig school gegaan, doordat vader een langere schooltijd niet kon betalen. Ijverig en leergierig was hij echter wel. Al spoedig moest Cees gaan verdienen; dit deed hij als schippersknecht. Door zijn ijver werd hij al jong zetschipper op de pakschuit van Schiedam naar Rotterdam. De jonge schipper hield echter ook wel van een borreltje en kaarten was een bezigheid, waar hij zich graag mee ophield.

Toen hij eenmaal getrouwd was, werd de onstuimige Cees wat rustiger. Zijn leven verdiepte zich, hij werd godsdienstig. Er vond een zekere omkering bij hem plaats. In zijn vroomheid was echter heel veel eigengerechtigheid, zoals hij later zelf bekende. Van die hoogte „moest hij nog doodvallen."

De vroomheid, waarin hij zichzelf had opgebouwd, kon hij onmogelijk volhouden: na een jaar viel hij dan ook weer in de oude zonden terug. De Heere laat echter niet varen de werken Zijner

handen; daarom kon V. d. Oever het in de zonde ook niet meer uithouden. Met een benauwde ziel ging hij over de aarde, totdat hij enkele maanden later licht ontving van de Ileere n.a.v. de woorden: „Jongeling, Ik zeg u: sta op! en de dode zat overeind"; dit gebeurde tijdens een kerkdienst in de Hervormde Kerk te Valkenburg.

Later kreeg V. d. Oever kontakt met Cors Noorduyn, de latere kruisdominee te Noordwijk. De omgang met deze oudere vriend is voor V. d. Oever van grote betekenis geweest; de broederlijke liefde is tussen hen ook altijd gebleven. In deze tijd werd V. d. Oever ernstig ziek. Het ziekbed was voor hem een diepgaande geestelijke oefening. Vanaf die tijd zag men hem minder in de Hervormde Kerk: zijn ziel vond er geen voedsel meer. Hij bleef thuis en las een preek. Al spoedig verzamelde zich een kring van mensen om hem heen (zoals we dat ook bij anderen al hebben gezien), voor wie hij na enige tijd ging „oefenen". Als dan in 1834 de Afscheiding een feit wordt, is het niet verwonderlijk te horen, dat ook V. d. Oever van de partij is. De pakschuit had hij ondertussen al laten varen, daar hij door zijn zojuist vermelde ziekte het zware schipperswerk niet langer meer kon uitvoeren. Zondags oefende hij, door de week gaf hij catechetisch onderwijs en deed hij ander pastoraal werk voor de groep, die hij om zich heen verzameld had. Dit alles deed hij onbezoldigd, zodat er in deze jaren in het gezin van V. d. Oever grote armoede geleden is.

Bij de Afgescheidenen hield oefenaarouderling V. d. Oever het niet lang uit: ook bij hem zijn het de bekende bezwaren (aanvrage van de vrijheid, wijziging van de Dordse Kerkenorde, leerverschillen), die hem nopen de Afgescheidenen te verlaten. Zo zette hij zijn oefeningen des zondags voor een kring van gelijkgezinden voort en kreeg hij bekendheid als oefenaar V. d. Oever.

Nu, preken kon hij geweldig! Hij had in de volle zin de gave van het woord. Hij wist goed, hoe hij het de mensen moest aanzeggen. Zijn preken waren dan ook pakkend en boeiend, levendig en concreet. In zijn beoordeling van de misstanden was hij niet mals, dan kon het van de preekstoel daveren. Maar wanneer het er om ging Gods arme volk te bemoedigen, kon hij zeer vertroostend zijn. Het vergeestelijken, het allegoriseren, was hem niet vreemd; daarin kon hij soms wel overdrijven, maar zijn hoorders verdroegen het van hem.

Geen wonder, dat het getal van zijn aanhangers al spoedig tot boven de 20 liep. Dit bracht konsekwenties mee, daar het vergaderen van meer dan 20 personen nog steeds niet toegestaan was. V. cl. Oever wendde zich toen met zijn groep in een rekwest tot de koning om erkenning. Dit had geen succes, ook zelfs niet toen V. cl. Oever de inkonsekwente beslissing nam, om zich dan maar „christelijk apostolisch" te noemen. De nood in de „gemeente" van V. d. Oever werd echter steeds groter door het ontbreken van de volle bediening van Woord en Sacramenten. Het aantal ongedoopte kinderen werd steeds groter. U ziet: de moeilijkheden waren van dezelfde aard als we bij Hoksbergen en Wust opmerkten.

In deze tijd kwam V. d. Oever met Ds. Smitt in kontakt. Aan Smitt werd na verloop van enige tijd verzocht de gemeente in Rotterdam te institueren. Aan dit verzoek wilde ds. Smitt wel voldoen. In het begin van 1844 kwam hij om besprekingen hieromtrent te voeren. Tekenend voor V. d. Oever nam deze daarbij direkt de leiding door naar de leer der Kruisgezinden te informeren. Pas toen deze in orde bevonden werd, kon men verder over de instituering van de gemeente en de bevestiging van de ambtsdragers spreken. Een dag lateivond de bevestiging tot ouderling van V. d. Oever reeds plaats; ook een diaken werd in het ambt gesteld. Nog weer een dag later werd de gemeente geïnstitu-

eerd, waardoor zij nu behoorde tot het verband van de Kruisgemeenten. Een maand later werd V7. d. Oever (buiten zijn aanwezigheid) beroepen als herder en leraar der gemeente. Hij kon dit beroep echter niet direkt aannemen, daar hij er geen vrijmoedigheid voor had. Enkele maanden later liet hij zich echter door ds. Smitt bewegen om zich aan het kerkelijk examen te onderwerpen, dat gehouden zou worden op de Algemene Vergadering der Kruisgezinden te Linschoten. Dit gebeurde. Het onderzoek verliep bevredigend, zodat de vergadering hem beroepbaar stelde. Het beroep van Rotterdam kon V. d. Oever niet afwijzen. Zondag 9 juni 1844 was voor hem en de gemeente een belangrijke dag. 's Morgens hield ds. Noorduyn voorbereiding van het Heilig Avondmaal, 's middags werd het door ds. Smitt bediend, terwijl 's avonds V. d. Oever tot predikant werd bevestigd door ds. Smitt.

Twee dagen later deed ds. V. d. Oever intrede met deze woorden: „Wie ben ik Heere en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt? "

Ds. V. d. Oever betoonde zich als predikant buitengewoon aktief. De gemeente nam in korte tijd zeer in omvang toe. Reeds spoedig werd tot de bouw van een groter kerkgebouw overgegaan. Enkele jaren later werd zelfs een eigen school van de gemeente geopend. Toen de school te klein bleek werd een nieuwe gebouwd en het oude gebouw als naaischool ingericht. Er was zelfs een weeshuis en een tehuis voor ouden van dagen van de gemeente. In al deze aktiviteiten is ds. V. d. Oever wel de stimulans geweest. Met ijzeren wil wist hij dikwijls zijn zin door te drijven, in vele gevallen ten goede van de gemeente. Dat hij door zijn bazerig optreden echter lang niet door iedereen bemind werd, is ook duidelijk. Aanvankelijk echter stond de gemeente volledig achter hem. De spot en de hoon, waaraan hij en zijn gemeente blootstonden, is bepaald niet gering geweest. „Ik geloof niet, dat er één persoon in ons vaderland is, die meer veracht, verguisd en gelasterd wordt dan ik en mijn geschriften....", zegt hij er zelf van. Ondanks dit feit, nam de gemeente meer en meer toe.

Toen ds. Smitt in 1843 stierf, werd ds. V. d. Oever de leider der Kruisgemeenten. Dat men van een leider kon spreken, bracht de kerkelijke struktuur der gemeenten met zich mede. En een leider was V. d. Oever! Jarenlang was zijn woord wet, niet alleen in de eigen gemeente, maar ook op de Algemene Vergaderingen. Dit kwam mede door het feit, dat door hem verschillende jonge mensen werden opgeleid tot het predikambt; dezen stonden in de meeste gevallen onvoorwaardelijk achter hun leermeester. Zijn leiderschap heeft hem niet voor niets de bijnaam opgeleverd van „de paus der kruisgezinden"! Ds. V. d. Oever was de eigenlijke vertegenwoordiger der Kruisgemeenten naar buiten. Wie over de Kruisgemeenten sprak, had het tevens over ds. V. d. Oever. Zijn plaats in dit kerkverband was bijna niet meer weg te denken. Een uitgebreide correspondentie werd door hem gevoerd. Vele gemeenten werden door hem geïnstitueerd. Volgens dr. F. L. Bos heeft hij 17 predikanten in het ambt bevestigd en 10 kerken in verschillende plaatsen in gebruik genomen. Voorts zijn er van hem 137 (!) preken in druk verschenen. Uit deze feiten moge de geweldige invloed, die van hem uitging, voldoende blijken.

Maar. ... er kwam een terugslag. Die kon onmogelijk uitblijven. Het zou te ver voeren, dit te beschrijven. In ieder geval: sinds 1858 werd de positie van ds. V. d. Oever wankel. Door kerkelijkjuridische maar zeker ook persoonlijke kwesties werd de sfeer zo geladen, dat V. d. Oever met enkele getrouwen (waaronder zijn beide zoons: ook predikanten) alleen kwam te staan. In 1883 kwam er een nieuwe klap: beschuldigingen omtrent zijn persoonlijk leven werden

op een rumoerige ledenvergadering van zijn eigen gemeente tegen hem geuit. De zondag daarop bleef zelfs de kansel voor hem gesloten, zodat ds. V. d. Oever voor de tweede maal alleen stond, nu nog slechts met een handjevol getrouwen. Hij bleef echter even strijdbaar als altijd. In 1870 kwam het zelfs tot ingebruikneming van een eigen kerkgebouw. Nog enkele jaren van betrekkelijke rust werden hem in deze gemeente vergund.

In 1877 stierf deze dienstknecht des Heeren in volle wapenrusting.

Aan mensverheerlijking ten opzichte van ds. V. cl. Oever willen we niet meedoen. Ongetwijfeld was hij een groot man, een geboren leider, maar niets menselijks was hem vreemd. Toch geloven wij, dat hij in Gods hand een belangrijk middel geweest is tot uitbreiding van Gods Koninkrijk!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1965

Daniel | 16 Pagina's

Dominees onder het kruis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1965

Daniel | 16 Pagina's