Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Noodlottig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Noodlottig

6 minuten leestijd

Het laatste woord over dit onderwerp is aan de heer uit Tholen. Zijn repliek ziet er als volgt uit:

„Naar aanleiding van de ingezonden reakties op het door mij ter diskussie opgegeven onderwerp, zij het mij vergund enkele opmerkingen te maken.

Dat tegenwoordig niemand, die het woord „noodlottig" gebruikt aan het noodlot denkt, kan ik met de briefschrijver uit Goes niet eens zijn. Naar mijn mening wordt de uitdrukking „noodlottig" in meerdere gevallen met voordacht gekozen en is daarbij gedacht aan de oorspronkelijke betekenis van het woord, dus: door het blinde noodlot, het fatum veroorzaakt. Het noodlot heeft dan het ongeval veroorzaakt en het gevolg van het ongeval was de dood.

Bij deze opvatting is er geen plaats voor de Voorzienigheid. De begrippen „Gods Voorzienigheid" en „noodlot" staan diametraal tegenover elkaar. Indien wij Gods Voorzienigheid aanvaarden, is er geen plaats voor het noodlot; omgekeerd evenmin.

Met betrekking tot het woord „noodlot" zegt „KOENEN": „heidens beginsel van een ongekende en onafwendbare macht, dikwijls met de bijgedachte aan iets kwaads; in het algemeen, bestemming", en ten aanzien van „noodlottig": „ongelukkig, rampspoedig: een noodlottig ogenblik, rampzalig". Een en ander zou voor ons toch wel een reden moeten zijn het woord „noodlottig" niet te ge-

bruiken. De betekenis van een woord is, aldus genoemde briefschrijver, wat men er in denkt. Hij meent, dat men met de uitdrukking „door een noodlottig ongeval" alleen maar wil zeggen, dat „iets" de dood ten gevolge heeft gehad en dat dit de huidige, geldige betekenis is van het woord „noodlottig". Deze redenering kan ik echter niet volgen. Met dat „iets" kan m.i. alleen het ongeval zelf bedoeld zijn, want dat had immers, van 's mensen zijde gezien, de dood tengevolge.

Welke betekenis wil men nu naast de oorspronkelijke aan het woord „noodlottig" toekennen? Hoe zal men kunnen weten of men dit woord in de oorspronkelijke dan wel in de „huidige" betekenis heeft gebezigd?

Wanneer men in een mededeling betreffende een overlijden vermeldt: „noodlottig ongeval", dan betekent dit, dat men te kennen wil geven dat het ongeval noodlottig was, zoals men bijv. kan zeggen dat een huis mooi is. Dit laatste is, dunkt mij, voor iedereen duidelijk, maar wat wil men nu zeggen met „noodlottig ongeval" zonder dat men aan het noodlot denkt?

„Arnhem" schrijft: „De in de advertenties geplaatste woorden „noodlottig ongeval" zal voor de Banier-en Wachter Sionslezers geen twijfel opwekken omtrent de Goddelijke Voorzienigheid".

„Ermelo" schrijft: „Nu kunnen diegenen, die in een advertentie zetten „door een noodlottig ongeval" het wel doen met de gedachte, dat de Heere het beleid daarvan gehad heeft."

Zo zien wij dan dat de één meent dat men het woord „noodlottig" kan gebruiken zonder aan het noodlot te denken, terwijl anderen nog verder gaan en zelfs veronderstellen, dat men „noodlottig" kan bezigen en toch in Gods Voorzienigheid geloven. Hier rijzen enkele vragen: Is de mededeling dat iemand tengevolge van een ongeval is overleden, niet duidelijk? Waarom dan toch de overbodige toevoeging „noodlottig"? Hoe denkt men over het gebruik van het woord „noodlottig", wanneer iemand tengevolge van een ongeval plotseling is overleden, doch wiens sterven een doorgang was tot het eeuwige leven? Wordt de mode-term „noodlottig ongeval" soms gebruikt om te laten zien, dat men met zijn tijd meegaat? Verschaft het gebruik van het woord „noodlottig" nu zoveel genot, is men er zo aan verknocht dat men het, welke betekenis het ook moge hebben en zonder er bij na te denken, per sé wil gebruiken? Omdat anderen het doen?

Ik geloof niet dat, indien uit een gezin door een ongeval plotseling een kind is weggenomen, de ouders, wanneer zij daarin Gods hand zien en derhalve in Gods Voorzienigheid geloven, in een desbetreffende overlijdensadvertentie het woord „noodlottig" zullen willen of durven gebruiken.

Leert Amos 3 vers 6 ons niet: Zal er een kwaad in de stad zijn, dat de Heere niet doet? Geldt dit woord niet voor een ieder onzer persoonlijk?

De briefschrijver uit Utrecht meent, dat „De Bilt" het gelijk aan zijn zijde heeft, namelijk dat het een Sub-subprobleem is. Tja, maar wie bepaalt nu of iets een probleem, een subprobleem, een hoofdprobleem of helemaal geen probleem is. De briefschrijver uit De Bilt kan het blijkbaar maar moeilijk verkroppen dat het onderwerp „noodlottig" ter diskussie is gesteld. (Zie o.a. het slot van zijn schrijven opgenomen in „Daniël" no. 13 van 1965). Daarom lust het mij niet om op zijn geschrijf verder in te gaan. Tenslotte wil ik nog opmerken, dat het gebruik van het woord „noodlottig" — in tegenstelling tot hetgeen sommigen blijkbaar veronderstellen — voor mij geen probleem, geen subprobleem, noch ook een sub-subprobleem is. Er is mijnerzijds ook geen sprake van een gezocht probleem (gezocht zonder of met aanhalingstekens); ik acht het gebruik van het woord „noodlottig" in strijd met

Gods Woord, met art. 13 der Ned. Geloofsbelijdenis en met Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus, waarom wij het gebruik van dit woord achterwege dienen te laten". Aldus het commentaar van onze vriend uit Tholen op de geplaatste brieven naar aanleiding van het door hem aangesneden onderwerp.

CONCLUSIE: Er zijn twee opvattingen te voorschijn gekomen. De ene ziet in het woord „noodlottig" niet meer de oorspronkelijke betekenis, samenhangend met „noodlot". Zij vinden, dat het woord in de loop der eeuwen een betekenisverandering ondergaan heeft zoals met zoveel woorden het geval is geweest en dat men dus bij het gebruik van dit woord helemaal niet meer aan „noodlot" denkt, maar het opvat als een bijvoeglijk naamwoord, dat de ernst van het ongeval moet aangeven. De andere opvatting is die, waarbij men de oorspronkelijke betekenis wenst te handhaven. Deze mening is onze Thoolse vriend en ds. L. Rijksen en anderen toegedaan. Beide meningen zijn duidelijk uit de verf gekomen en als we nu een beetje rekening met elkaar houden, is het dus het beste, dit woord maar niet te gebruiken. Onze mooie taal is rijk genoeg, om een ander en beter passend woord te vinden.

Tenslotte nog een opmerking voor een lezer uit BENTHUIZEN, wiens brief heel lang onderweg is geweest door verkeerde adressering (aan de heer De Bode): U zult wel gemerkt hebben, dat uw aangehaalde artikel uit De Saambinder reeds door mij was geplaatst.

Allen, die meegedaan hebben aan de diskussie over „noodlottig", hartelijk dank.

DISKUSSIE GESLOTEN

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1966

Daniel | 16 Pagina's

Noodlottig

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1966

Daniel | 16 Pagina's