Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reformatie - bekering tot God (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatie - bekering tot God (1)

8 minuten leestijd

Doorklinkende hamerslagen.

De hamerslagen waarmee op 31 oktober 1517 de 95 stellingen door Maarten Luther op de deur van de slotkapel te Wittenberg geslagen zijn, klinken nog door.

Veel mannen, geleerder en met groter aanhang, zijn na hem gekomen en gegaan. Maar hun namen worden niet meer genoemd en hun werk niet meer gekend. Waar ligt de oorzaak hiervan? Wel, het werk dat Luther deed, was uit God.

De Koning der Kerk bezocht Zijn kerk na een eeuwenlange nacht. De Reformatie was het werk van Gods Heilige Geest, die mensen gebruikt om Zijn kerk te bouwen uit het stof.

Zoals God als Eerste in het Paradijs onze ouders opzocht, toen zij al bevende van Hem vloden, en hen troostte, belovende hen Zijn Zoon te zullen geven, zoals Gocl Zijn volk verloste uit het diensthuis van Farao en het leidde naar Kanaan, zo heeft God ook Zijn kerk verlost aan het eind der middeleeuwen, toen deze verzonken lag in ongeloof en bijgeloof. Die toestand der kerk tekende zich ook enigermate af in het leven van Maarten Luther.

Luther als jongen.

Als jongen kende hij de angst voor Gods straf op de zonde. Hij ziet God als wrekend rechter die de zonde met helse straf vergeldt en slechts door boete, vasten en lichamelijke kastijding kan worden verzoend.

De angst voor boze geesten krijgt gestalten in zijn kinderlijke gesprekken met de duivel. De opvoeding door zijn vrome, maar ook zeer bijgelovige moeder zal niet vreemd zijn.

Die angst voor God trachtte Luther kwijt te raken door sterk te leunen tegen de middelen, die de kerk ter hand stelde.

De macht van de kerk.

Een kerk die met haar ontzagwekkende macht het geestelijke en wetenschappelijke leven eeuwen lang beheerste.

Een kerk met een theologie uitgebouwd met de meest verfijnde kunstgrepen van de scholastiek 1), steunend op een groot gezag van talrijke kerkvaders en een eeuwenoude filosofie, gebouwd op de grondlijnen die de Griekse denker Aristoteles eenmaal had getrokken. Slechts zij die rooms geweest zijn, kunnen beseffen, hoe groot de macht van deze kerk is in leven en denken van deze mensen. Het is immers de ker k die de zaligheid uitdeelt.

Hoe denkt de roomse kerk over mens en genade?

De gehele sacramentsleer der kerk is er op gericht de mens in staat te stellen medewerker Gods te zijn. Genade is meestal helpende genade die via de kérk aan de mensen uitgedeeld wordt om hen in staat te stellen het zelf te doen.

Dit houdt ten sterkste verband met de opvatting van de roomse kerk over de mens. Te dezen opzichte denkt de roomse kerk zeker niet als Augustinus, maar is semi - pe1agiaans 2).

Ik kan dit niet beter laten zien dan met de woorden van één van haar kerkvorsten, de overleden kardinaal De Jong.

Deze schrijft in zijn handboek over de kerkgeschiedenis: „De kerk heeft sommige onderdelen van Augustinus' genadeleer nooit tot de hare gemaakt. Zijn pessimistische opvatting over de menselijke natuur. Zijn sobere en harde voorstelling van de almacht en de gerechtigheid Gods. Zijn verklaring van de erfzonde. Zijn leer over de werkzame genade, de predestinatie, het klein getal der uitverkorenen e.d. is nooit door de kerk gedeeld.

Integendeel, vooral met Thomas van Aquino 3) en sedert het concilie van Trente 4) heeft zich een mildere opvatting baangebroken, die ook meer in overeenstemming is met de traditie vóór Augustinus en met de opvatting der Griekse kerk". Tot zover kardinaal De Jong.

Griekse invloed: de mens is in wezen goed.

Typerend is dat hier verwezen wordt naar de Griekse kerk.

Deze kerk heeft juist niet de grenzen weten te trekken tegenover het Griekse denken in cultuur en filosofie. Juist in de Griekse kerk is men niet toegekomen aan het bijbelse mensbeeld. Men kleefde zo vast aan het Griekse denken in het voetspoor van Socrates 5):

„De mens is in wezen goed, het kwaad is slechts een gevolg van verkeerd inzicht. De wetenschap kan deze verkeerde inzichten door goede vervangen", dat men aan het bijbelse mensbeeld niet toekwam.

Augustinus alleen in naam gehandhaafd.

Het was juist Augustinus die tegen dit optimistisch mensbeeld plaatste de gevallen mens, wiens ziel verdorven is.

Weliswaar heeft de roomse kerk de leer van Augustinus niet veroordeeld, maar in de tijd van paus Gregorius de Grote zien wij duidelijk de sporen van het semipelagianisme. Men spreekt wel over de val des mensen, maar bedoelt er wat anders mee dan Augustinus.

De mens is niet verdorven, dood tot enig geestelijk goed, maar ziek, verzwakt. Zijn vrije wil is niet verloren, maar slechts verzwakt. De mens kan zelfs vóór het geloof nog goede werken doen. De scholastiek in de middeleeuwen leerde letterlijk: „Als iemand doet wat binnen zijn bereik ligt, weigert God hem de genade niet". In naam handhaaft Rome Augustinus, maar in feite werd de predestinatie van besluit — vóórwetenschap, althans bij een groot deel van de r.k. theologen en kwam men zo tegemoet aan de vrijwilsleer van Pelagius.

Wat verstaat Rome onder geloof en bekering?

En daar men verder leert, dat de kerk de middelen heeft om die zieke mens te sterken en in staat te stellen de ladder tot God te beklimmen, zo krijgt Christus nooit de funktie van énige Verlosser en Heiland. Hij blijft bij Rome altijd verheven voorbeeld, helper, de eerste onder de groten, ook wel Middelaar, maar nooit de enige Naam onder de hemel gegeven om zalig te worden. In verband daarmee is het ook duidelijk, dat de roomse mens schier nooit spreekt over en uit persoonlijk geloof in Jezus Christus. Dit is verdund in te geloven wat de kerk leert. Wanneer men geen beletselen stelt aan de werking van de sacramenten ontvangt men door het gebruik hiervan

zonder meer genade en kan men gerust zijn op zijn zaligheid.

Bekering is bij Rome dan ook: bekering tot de kerk, tot de middelen die als voertuigen van de genade dienen.

Samengevat dus dit: Behoort men bij de kerk, is men gedoopt, gebruikt men de sacramenten, zo ja, dan is het zonder meer vaststaand dat men Gods kind is.

Luthers worsteling

Nu gaan wij begrijpen wat het voor Luther moet zijn geweest dit alles lós te laten. De kerk als bezorgster van de zaligheid. De paus als onfeilbare uitlegger van Schrift en traditie. De sacramenten als voertuigen der genade. Boete en strenge levenswijze met vasten en kastijden als middelen tot vergeving der zonden. Een respectabel aantal heiligen als voorspraken en verlossers.

Wat is het een lange, bange nacht geweest om dit alles als ondienstig, ja schadelijk voor de zaligheid los te laten en zijn vertrouwen te stellen op de volkomen offerande van Jezus Christus aan het kruis volbracht.

Niet door onthouding en zelfkastijding. Niet door marteling van het lichaam om zo te komen tot zelfmishaging. Noch door zijn gang naar Rome, waar hij de Pilatustrap op-en afklom tot het bloed zijn knieën kleurde, maar door het geloof alleen, zonder de werken der wet, zou hij leven.

De rechtvaardigheid Gods wordt in het evangelie geopenbaard uit geloof tot geloof. Rom. 1 : 17. Hier ging de zon op. Dit ging zijn leven beheersen. Nu begreep hij de opvattingen van Augustinus over de verdorvenheid des mensen en zijn verlossing door het geloof.

Er bestaan geen goede werken, zo roept hij uit. Elk werk uit het geloof gedaan is goed en zonder geloof kunnen wij God niet behagen. Nu verstaat hij dat waar berouw niet eindigt bij een verzoend God, maar daar begint.

Hier wordt de theologie van het kruis geboren die Luthers leer en leven beheersen zal. Het „uit God, door God en tot God. zijn alle dingen" wordt zijn devies. Hij hield niet meer over dan Gods WToord en het was hem een kracht Gods tot zaligheid.

Het breekpunt.

In verband hiermede is het begrijpelijk, dat het breekpunt met de leer der kerk openbaar kwam bij de aflaathandel. Aflaat zonder innerlijk berouw is in strijd met de leer des Evangelies. Heeft de mens waar berouw, dan wordt hij vergeving der zonde deelachtig. Bezit hij dit berouw niet, zo kan de aflaat niet helpen. Luther ontdekte weer de band Kerk - Geest - Woord. De Reformatie is bekering geweest tot God. Tot Gods Woord.


1) Scholastiek. Hieronder verstaan we een geheel van denkregels, dat men gebruikte om allerlei conclusies uit een bepaalde stelling af te leiden.

2) Semipelagiaans. Pelagius was een Engelse monnik uit de vijfde eeuw, die de erfzonde loochende. Anderen gingen zo ver niet maar leerden dat het gevolg van de zondeval slechts een verzwakking in de wil tot het doen van het goede is. Zij namen de opvatting van Pelagius dus eigenlijk voor de helft over. Vandaar de naam semipelagiaans. Dit semipelagianisme heeft in de r.k. kerk ingang gevonden.

3) Thomas van Aquino. Deze hoofdfiguur uit de middeleeuwse wereld leefde van 1225 - 1274. Hij heeft de opvattingen van de Griek Aristoteles aanvaardbaar gemaakt voor de kerk van de middeleeuwen.

4) Het concilie van Trente. Dit concilie werd gehouden in de jaren 1545 - 1563. Het was de reaktie van de roomse kerk op de Hervorming. De leer werd opnieuw vastgesteld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1969

Daniel | 16 Pagina's

Reformatie - bekering tot God (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1969

Daniel | 16 Pagina's