OTHNIËL
BIJBELSTUDIE
Een onneembare vesting.
In hfdst. 3 lezen we, dat de HEERE Israël een verlosser en richter geeft nl. Othniël. Aan zijn roeping zit een belangrijke voorgeschiedenis vast, waarvan we lezen in hfdst. 1. Zoals bekend waren er destijds twee verspieders geweest, die een goed gerucht van Kanaan voortbrachten: Jczua en Kaleb: godvrezende mannen. Zij geloofden God cp Zijn woord, dat Hij machtig was om cle vijanden te verslaan en Israël het beloofde land te geven. Dat geloof was een gave Gods.
Kaleb was uit de stam van Juda, welke stam bezig was om overeenkom3tig Gods bevel het hun toegewezen gebied te zuiveren van vijanden. In verband met het „goecle gerucht" was hem Hebron met het omliggende land toegekend. Daartoe behoorde ook Kiriath-Sefer. De stam van Juda had al veel terrein veroverd, maar men bleef staan voor Kiriath-Sefer. Ik heb gelezen dat dit in het hoge gebergte lag, omgeven door hoge rotsen. De Kanaanieten hadden zich daar teruggetrokken en zich versterkt. Het was een onneembare hoogte (denk ter vergelijking aan de Golan-hoogte). De mannen van Juda zagen nu graag dat Kaleb (een man van grote invloed) zou zeggen: laat maar, ik heb Hebron al enz.
Zo dachten en deden velen van Israël. Zij roeiden alle heidenen niet uit. Laat maar die enkelingen doen ons geen kwaad. Dit brak hen later op. Die Kanaanieten werden hun tot een strik.
Kaleb wilde daar niet aan mee doen. Al zou ieder ongehoorzaam zijn aan de HEERE, hij kon het niet. Godsvreze geeft gehoorzaamheid en brengt tot een geloofskeuze. Alle afgodendienaars moeten er uit. Al zijn er dan onneembare vestingen. Al gaat de massa, ja al gaan zijn eigen broeders uit de stam van Juda een andere kant uit; Kaleb kan niet. Waar er godsvreze door de Heilige Geest in ons hart komt, zegt men tot de zonde: henen uit! Al zijn er ook in dit opzicht van die onneembare vestingen en al staat iemand dan helemaal alleen. Maar dan toch liever de Heere
aan onze zijde. Hij kan onneembare vestingen innemen en de hoogste bergen maken. Voor Christus' aangezicht worden alle bergen tot een vlak veld. vlak
Wie zal die vesting innemen?
Kaleb zelf is ongeschikt voor zo'n zware strijd. De Heere had Kaleb altijd bijgestaan; maar nu is Kaleb echter te oud geworden. Zelfs de grootste mannen in het koninkrijk Gods moeten toch eens hun taak overdragen. God werkt door de geslachten heen.
Kaleb ziet met verontrusting de slapheid onder de mannen van Juda. Ach, hij is oud Maar waar zijn nu de jongeren, die de plaatsen der ouderen zullen innemen? Jongens, geloof maar gerust, dat ook nu de ouderen onder Gods kinderen met grote zorg bezet zijn en de Heere smeken om de vervulling van Zijn belofte: , , Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen".
De HEERE, Die middellijk werkt, zal voor de oplossing zorgen. Kaleb heeft nog een ongehuwde dochter thuis, Achsa. Zij is de vreugde van zijn ouderdom. Maar toch wil hij afstand van haar doen terwille van de Heere en Zijn woord. , , En Kaleb zeide: Wie Kiriath-Sefer zal slaan en nemen haar in, dien zal ik ook mijn dochter Achsa tot een vrouw geven".
Schoonzoon van Kaleb worden was begeerlijk; invloedrijk man als hij immers was. Daar kon men eer mee inleggen. Daar kon men goed mee zijn. Toch diende niemand zich aan. Helaas, maar dat is nog zo. Al worden ons de hemelse schatten aangeboden, we zijn zo vleselijk gezind, dat wij van nature de rijkdom van Gods goedertierenheid verachten.
De vesting ingenomen.
Toch komt er één. Dat moet er dan één geweest zijn met hetzelfde Godsvertrouwen als Kaleb. Met dezelfde genade. Want die stad was onneembaar. Die jongeman moet wel door de Heere daartoe ge, trokken zijn!
Hij blijkt familie van Kaleb te zijn. Het is öf een veel jongere broer van Kaleb of een zoon van zijn broer. Zijn naam is Othniël. In 's Heeren kracht overwint hij (v. 13a> . Die de Heere verwachten zullen de kracht vernieuwen.
Door deze overwinning verkreeg Othniël ook zijn ibruid (v. 13b). Othniël is de eerste richter en uit de stam van Juda. Ik heb ergens gelezen dat zijn naam betekent: leeuw Gods. Nu is ook het boek der Richteren heilsgeschiedenis. En als dan de richters typen van Christus zijn, wie zou dan nu niet denken aan de Leeuw uit de stam van Juda? Heeft de Heere Jezus Christus de bruidsgemeente, die Hij van Zijn Vader ontving, niet verkregen door Zijn strijd en overwinning? Ja, door lijden en sterven heeft Hij de dood en de helse machten overwonnen en voert Hij Zijn bruidskerk naar Zijn huis. Hij betaalde voor haar zonde; Hij kocht haar met Zijn bloed. En Hij zag Zijn strijd bekronen.
Gelukkig de mens, die door deze leeuw overwonnen wordt. Wee de mens, die Hem ontloopt. Christus zal dan verscheuren en niemand zal redden. „Juda, gij zijt het, u zullen uwe broeders loven".
Vragen voor de verenigingen.
1. Juda zei: die enkelingen laat maar. Zij lichtten de hand met Gods gebod. Het had droevige gevolgen. Hoe kun je Juda's gedrag terug vinden in ons leven? Kunnen die kleine dingen, waarvan wij zeggen: nou ja, is dat zo erg, ons tot een strik worden?
2. Kaleb vroeg: „waar zijn de jongeren, die de plaatsen der ouderen innemen? " Zou deze vraag nu weer gesteld moeten worden?
3. Waar vind je in de bijbel dat Christus genoemd wordt: de Leeuw uit Juda's stam?
4. Is Hij nog machtig om vestingen in te nemen en bergen te slechten? Hoe dan? Kun je voorbeelden noemen?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1974
Daniel | 20 Pagina's