MARY JONES, het meisje dat zo graag een bijbel wilde hebben
Mary was een meisje dat ergens in Wales in Engeland woonde. Haar vader was wolwever. Hij verdiende zoveel voor zijn gezin, dat ze net niet van honger hoefde om te komen'.
Naar school gaan, toen ze er oud genoeg voor was? Nee dat ging niet.
Had ze dan speelgoed genoeg om de tijd door te brengen? Nee, ook dat niet. Verveelde ze zich niet? Gelukkig niet, want als ze maar iemand kon helpen, dan was ze er. Eén dag in de week, was wel de fijnste. De zondag. Dan hoefde vader niet naar het weefgetouw, dan had hij tijd om te vertellen. En dat kon hij goed.
En weet je wat hij dan vertelde? Mooie verhalen uit de Bijbel. Vader wist een heleboel verhalen. Van Abram, Izak, Jacob en van Jozef. Van Mozes en noem al die mooie Bijbelverhalen maar op.
Haar vader vertelde haar er van. Dat waren de fijnste uurtjes van de week.
Ze luisterde stil er naar en met grote aandacht en ze vergat alles om haar heen. Ze vergat haar pop en het kleine poesje en de geit en de kippen, alles!
En terwijl ze luisterde kwam soms in haar een wondermooi verlangen op: „Als ik al die verhalen eens zou kunnen lezen. Wat zou ik dat graag willen."
Maar er waren twee dingen waarom het niet kon. Ze hadden geen Bijbel en ze kon niet lezen. En als ze dan 's avonds haar avondgebedje deed in haar stille kamertje, dan voegde ze er altijd bij of de Heere, die alles geven kan, haar ook wilde geven dat ze kon leren en dat ze een Bijbel mocht krijgen. Mary geloofde vast dat de Heere dit gebed zou verhc-ren. Hoe .of wanneer? Nee, dat wist ze niet. Maar al wist de kleine Mary dit niet zo te vertellen toch bad ze er niet alleen om, ze begreep dat je er ook voor moest werken.
Ze ging er vast voor sparen. Bij iedereen die ze hielp kreeg ze wel eens een geldstukje. Voor het doen van een boodschap een cent, dan eens als ze op de kleintjes van een buurvrouw had gepast een stuivertje, of bij een rijke boer waar ze de boerin had geholpen eens een dubbeltje. Al die geldstukjes (het was natuurlijk Engels geld, maar voor het gemak maar in Hollands geld omgezet) verdwenen niet in de la van de snoepwinkel, maar in een doosje, dat ze op haar zolderkamertje bewaarde. Niets gaf ze er van uit, alles werd zuinig bij elkaar gespaard. En ze zocht naar elk middel om het te vergroten. Op een keer kreeg ze een paar kuikentjes. Met grote zorg kweekt ze de diertjes op. Wat is ze blij als ze merkt dat het allemaal hennetjes zijn. Want die leggen eieren en eieren kun je weer verkopen en dat geld gaat weer in het doosje.
Op een dag komt vader thuis van het werk en zegt: „Mary, zou je nog lezen willen leren? " Mary schrok. Meende vader dat nou? Ja hij meende het. Ze zag het in zijn ogen; nee vader hield haar niet voor de mal.
„Maar natuurlijk vader, dat weet U toch wel, maar maar dat kan toch niet. Er is hier toch geen school, en " aarzelde Mary.
„Nee hier is geen school, maar in het volgende dorp wordt er één geopend, en als je daar heen wilt, dan mag je. Alleen' het is wel een uur lopen elke dag voor je."
„Dat geeft niet, " zei Mary, „maar kunt U dat wel betalen."
„Daar hoef jij je geen zorg over te maken hoor." En zo werd het eerste deel van haar kindergebedje verhoord. Mary leerde lezen. En 's avonds dankte ze er de Heere voor, maar smeekte nog vuriger of Hij ook het tweede wilde verhoren, dat ze een Bijbel mocht krijgen. En ze deed als eenmaal Hanna, ze beloofde de Hee-
re, dat ze .die Bijbel niet alleen voor zichzelf zou houden, maar er anderen ook uit zou voorlezen.
Voortaan ging Mary iedere dag naar school. Iedere dag door weer en wind. Een uur heen, een uur terug. Lopen, want bus, tram of fiets moest nog uitgevonden worden. Maar dat gaf niet, ze had het er graag voor over. Zo gingen jaren voorbij. Mary werd 12, 13 zestien. Ze was inmiddels al lang van school af, hielp mee verdienen in het gezin, maar wat ze voor zichzelf verdiende, mocht ze houden en dat ging trouw in haar doosje.
Eens op een dag telde ze weer haar geld. Ze kwam precies tot ƒ 20, —. Dat is nu niet zoveel, maar in die tijd was het een kapitaaltje. Ze gaat vlug naar beneden en roept met een blijde stem: „Vader, moeder, ik heb ƒ 20, — mag ik nu naar de stad om een Bijbel te gaan kopen. U weet wel bij ds. Charles waar mijn vroegere zondagsschoolmeester er ook één heeft gekocht? Het mag hé vader." Het mocht van vader. Het zou een heel eind voor haar worden 40 km. heen en 40 km. terug. Maar lopen daar gaf Mary niet om. Als ze haar Bijbel maar kreeg!
Het is een mooie morgen, midden in de zomer. Niet alleen de vogels, die hun hoogste lied al zingen en de bijen die al dansen in de eerste zonnestralen, nee ook Mary is deze morgen al vroeg op pad. Ze loopt op blote voeten. In een zak op haar rug zitten haar schoenen, die ze straks zal aantrekken als ze in de stad komt. Ze zouden op de slechte weg te veel slijten en haar voeten kunnen er tegen.
Ze is blij Mary, ze zingt van blijheid. Nu, eindelijk na zes jaar, zal haar wondere verlangen vervuld worden. Straks zal ze een Bijbel hebben en dan
Uur na uir v-strijkt, maar onverdroten loopt ze verder. Hc srint al avond te worden als ze tenslotte l. renten van de stad loopt. Al gauw heeft zo , .e ^storie waar ds. Charles woont gevonden. Bevend belt ze aan. Nu zal het grote ogenbiik komen. Nu De deur gaat open. Een dame kijkt haar nieuwsgierig aan. Ze ziet direkt dat dit geen meisje uit de stad is. „Wie ben je en wat kom je doen? " vraagt de dame vriendelijk.
„Ik ben Mary Jones en kom om een' Bijbel te kopen mevrouw, " zegt Mary zacht.
„Ik kom uit Llanfihangel." „Wat", roept mevrouw „en ben je daar helemaal vandaan komen lopen, maar kind wat zul je dan moe zijn."
Nu wordt Mary in de studeerkamer van de dominee gelaten die een ogenblik later binnenkomt. Aan hem vertelt ze het zelfde, wat ze al aan mevrouw verteld heeft. Dan zegt de dominee: „Nou kind, maar dat is dan toch wel heel jammer want...". De dominee maakt zijn zin niet af als hij ziet hoe daar een groot verdriet in haar ogen komt. Hoe het bloed wegtrekt uit haar gezicht, hoe haar lippen beginnen te beven, hoe ze het plots uitsnikt van diep verdriet. Dan legt hij zijn hand op haar hoofd en vraagt of dat nu zó erg is dat hij geen Bijbel meer voor haar heeft. En dan vertelt Mary hoe ze er voor gebeden heeft jarenlang, hoe ze er voor gespaard heeft 6 jaren lang, hoe ze er lezen voor geleerd heeft. En nou heb ik het geld en... en...
„Wat zeg je? Zes jaar er voor gespaard en 40 km. voor komen lopen? "
„Wou je dan zo graag zelf een Bijbel hebben? "
„Ja, dominee en nou is alles voor niets geweest."
Ontroerd kijkt de dominee haar aan en zegt dan: „Hoor 'es Mary je mag zo niet naar huis gaan, die ene Bijbel die ik voor mijn vriend bestemd had, krijg jij dan."
Overgelukkig neemt ze hem in ontvangst. Ze zal hem nu maar vlug betalen en weer weg gaan. Ze krijgt van haar ƒ 20, — nog ƒ 5, — terug die ze dankbaar aanvaardt.
In de keuken wacht haar een stevig maal en later een heerlijk bed, waarin ze tot de volgende morgen vast slaapt
want teruggaan deze avond, mag ze niet meer van de dominee. Terwijl Mary slaapt loopt ds. Charles die nacht zijn studeerkamer op en neer. „Dat mag niet zo blijven, dat moet veranderen, " denkt hij.
En in die nacht rijpt een plan in zijn hoofd.
En als Mary, die volgende dag, zich met haar kostbare schat huiswaarts spoedt, zet ds. Charles zich aan zijn bureau om aan de uitwerking van zijn plan te beginnen.
Dit eenvoudige meisje zal wel nooit geweten hebben, dat haar verlangen naar een Bijbel zulke vérstrekkende gevolgen zouden krijgen voor kerk, zending en evangelisatie. Want dit is de stoot geweest tot de oprichting van het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap in 1804.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1974
Daniel | 22 Pagina's