Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN DOPERSE HOUDING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN DOPERSE HOUDING

9 minuten leestijd

Het is niet eenvoudig om in enkele woorden aan te geven wat verstaan moet worden onder een „doperse" houding. Veelal probeert men een doperse houding te typeren door wat kenmerken te noemen van een doperse houding, zoals volwassendoop, individualistisch, spiritualistisch, chiliastisch, geestdrijverij, ziekelijk verlangen, mystiek, wereldmijding enz. Door het gebruik van deze woorden wordt een gevoelswaarde weergegeven van een doperse houding. In de geschiedenis van de kerk zijn er veel bewegingen geweest die doperse elementen in zich hadden. Het asceseidee was reeds aanwezig in de beginperiode van de christelijke gemeente. Paulus heeft in zijn brieven herhaaldelijk gewaarschuwd tegen het niet gebruiken van spijs en drank; een onthouding van het huwelijk uit wettische motieven, omdat het natuurlijke alleen maar als bron van zonde werd aangezien.

Extremisten en gematigden

Het woord „dopers" is afgeleid van een sektarische beweging uit de Hervormingstijd; die van de Ana-baptisten of Weder-dopers. De aanhangers van deze sekte waren oorspronkelijk volgelingen van Zwingli.

Binnen de sekte van de wederdopers waren twee stromingen. De extremisten (Münster) en de gematigden (Mennonieten of Doopsgezinden).

De extremisten waren erg chiliastisch ingesteld. Ze bezaten een overspannen toekomstverwachting, waardoor men zelfs revolutionair vooruit greep op het komende Koninkrijk Gods. Eerst gedroeg men zich als weerlozen: men was tegen wapengeweld. Al snel sloeg de stemming om. Men waande zich „in de laatste dagen". De gelovigen mochten naar het zwaard grijpen en tegenstanders proberen te vernietigen. De geschiedenis te Münster, het „Sion" van de extremistische wederdopers heeft ons geleerd dat ontucht en veelwijverij

hoogtij vierden. Geen enkele band werd meer geëerbiedigd. Een beweging die in „de geest" was begonnen, eindigde in „het vlees".

Wat van de wederdopers na Münster overbleef werd door Menno Simons in gemeenten verzameld. Zij vormden de gematigde stroming van de wederdopers. Menno veroordeelde de Münsterse dweperij, maar was zelf een overtuigd spiritualist.

De Mennonieten stelden een volkomen heiligmaking tegenover de rechtvaardiging door het geloof alleen. Een wettelijke zedeleer volgens de eisen van de Bergrede was hun uitgangspunt. Men leefde in een besloten kring: daarbuiten regeerde de antichrist. Van weelde waren zij afkerig. Zweren was verboden. Wapengeweld, ook tot eigen verdediging, werd geschuwd. Hun opvatting over de heiligmaking was perfektionistisch; ze waren van mening dat de mens de volkomen zondeloosheid in dit leven kon bereiken.

Het was hen niet te doen om een hervorming van de kerk, maar om een persoonlijke heiliging van de mens. Hun gemeenschap zou een heilige gemeenschap moeten zijn: een gemeente zonder vlek en rimpel. Een gemeente van enkel wedergeborenen. Wie bij herhaling onheilig leefde en zodoende een smet op de gemeente bracht, werd uitgebannen. Gedoopt werd alleen hij of zij die zich bewust aan God wilde geven. Organisatie was er niet. Geen kerkelijk verband. Geen belijdenis en geen vaststaande leer. Het geloof van de leden is het resultaat van hun eigen zoeken. Persoonlijke vroomheid is hoofdzaak.

Samenvattend kan men zeggen dat het uitgangspunt bij de Dopersen bestaat uit een mijding van het gewone, aardse, kerkelijk en staatkundig leven en een zich opsluiten in een kring van volmaakte vromen die reeds de hemel op aarde hadden gevonden, een gemeente zonder vlek of rimpel. De vrijheid onderscheidt hen van de meeste kerken. Persoonlijke belijdenis, ondogmatisch karakter en zelfstandig onderzoek van de Bijbel zijn facetten van deze vrijheid. Ze leidt echter gemakkelijk tot verslapping en ontsporingen.

Nadere Reformatie

De Nadere Reformatie is een periode in de geschiedenis van de kerk geweest, waarin diverse stromingen zijn ontstaan die de nadruk legden op de reformatie van het leven. Het ging niet om iets nieuws, maar om de doorwerking van de reformatorische beginselen. Een reaktie op de rechtzinnige prediking die steeds meer sporen vertoonde van een verstarde orthodoxie. Bewegingen zoals het Piëtisme in Duitsland en het Methodisme in Engeland hadden verschillende doperse elementen in zich. Er werd sterke nadruk gelegd op de bekering volgens een bepaalde „methode".

In Schotland ontstond het Puritanisme. Deze stroming legde de nadruk op een levensstijl vanuit een zuiver belijden en een intens geloofsleven. In Nederland onderging men veel invloed van het puritanisme. Mannen als Brakel, van Lodenstein en Voetius drongen met klem aan op een beleving van de gemeenschap met God door Woord en Geest.

Sektarisch werden echter Jean de Labadie en zijn volgelingen. Deze sekte vertoonde typische doperse trekken. De verhouding tussen Woord en Geest vervaagde. De Labadie vond dat alle onwedergeborenen uit de kerk verdreven moesten worden. In Wieuwerd in Friesland ontstond een typische „gemeente" van de Labadisten. Men leefde in gemeenschap van goederen en streefde naar een strenge wereldmijding. Het „Europese wonder", Anna Maria van Schuurman, die tot de vriendenkring van

Voetius en van Lodenstein behoorde, sloot zich aan bij de Labadisten.

Ten gevolge van noodlottige uitspattingen van de Geest-drijverij in vroeger en later tijd zijn velen ertoe gekomen het leven van de Geest en het zedelijk leven alleen maar als tegenstellingen te zien. Uit de Geest leven scheen zoveel te betekenen als van alle zedelijke banden ontslagen te zijn, alle zedelijke tucht te verwerpen, zich aan geen zedelijke normen te storen. Daarom was de kans groot om in de Geest beginnend, te eindigen in het vlees.

Wat is een doperse houding?

Wat wij onder een doperse houding verstaan wordt voor een groot deel bepaald door de zienswijze op de vleeswording van Christus en de wedergeboorte; de verhouding Geest en Woord; mystiek, bevinding en geloof.

De Wederdopers leren dat Christus geen vlees en bloed heeft aangenomen uit de maagd Maria, maar Zijn lichaam heeft meegebracht uit de hemel, en slechts dóór het lichaam van Maria is doorgegaan. Christus menselijke natuur was dus een nieuwe schepping, buiten Maria om. Met deze opvatting van de wederdopers over de vleeswording van Christus hangt nauw samen hun zienswijze op de wedergeboorte.

Gelijk Christus een nieuw geschapen menselijk natuur aanvaardde, los van het geslacht van de mensen, zo ook is de wedergeboorte een nieuwe schepping, los van de bestaande mens. Wil en verstand worden niet vernieuwd, maar opnieuw geschapen. Wat Christus doet is geen hérschepping, maar een nieuwe schepping. De wereld ligt niet in het boze, maar is radikaal boos, ten dode opgeschreven. Daarom is volgens de Wederdoper alle reformatie onmogelijk. Ook zegt men dat de wedergeboorte op aarde reeds volmaakt is.

Tegenover de volmaaktheid van de wedergeboorte stelt men dat er een mogelijkheid is van afval der heiligen, en het totaal verlies van ontvangen genade. Gods Woord stelt echter duidelijk dat de wedergeboorte een vernieuwing is van de uitverkoren gevallen zondaar. In de wedergeboorte wordt de mens niet vernietigd en daarna opnieuw geschapen, maar de Heere verlicht het verduisterde verstand en vernieuwt de verdorven wil. Op aarde komt de vernieuwing niet tot volmaaktheid, maar eerst in de eeuwige heerlijkheid. Ook zegt Gods Woord dat er geen afval der heiligen is. We vinden in de Bijbel juist opwekkingen tot een heilige wandel, opdat de bekeerden niet verflauwen in de liefde, en opdat zij de gunst van de Heere niet zullen missen.

Volgens de wederdoper staat de wedergeborene feitelijk buiten het natuurlijke leven en heeft hij niets te maken met de van God gegeven orde. Juist uit deze opvatting vloeien andere opvattingen voort die aangeduid worden als kenmerken van een doperse houding. De wedergeborene mag geen eed zweren; geen wapens dragen; geen oorlog voeren; geen overheidsambt aanvaarden. Hij moet de wereld mijden, eruit gaan.

Woord en Geest worden losgemaakt

De wederdoper ziet Gods Woord slechts als hulpmiddel. De Bijbel is wel nodig om tot het geloof te komen, maar als men eenmaal gelooft, is het Woord niet meer nodig. Dan spreekt de Geest. Men leeft bij het zogenaamde inwendige licht. Er is een groter vertrouwen op invallen en gevoelens dan op Gods Woord. De prediking van het Woord heeft alleen waarde als weergave van wat de gelovige bij het innerlijk licht ervaarde. De prediking werd niet meer gezien als het heilsmiddel waardoor de Heilige Geest het geloof werkt en telkens weer versterkt. Geest en Woord zijn losgemaakt.

Calvijn zegt: „Het gepredikte Woord en de sakramenten zijn de organen van de Geest. Bovenal bedient de Heilige Geest Zich van de prediking van het Woord in de gemeente. Wie de Geest losmaakt van het Woord, komt tot spiritualisme; het benadrukken van het geestelijke. Wie het Woord losmaakt van de Geest komt tot rationalisme: het overdreven benadrukken van het verstandelijke.

Door het losmaken van Geest en Woord raakt men bepaalde sporen die het Woord ons wijst kwijt. Bijvoorbeeld de betekenis van het ambt, de bediening van de sakramenten, het belang van de theologische wetenschap en de „geregelde" inrichting van de kerk. (kerkeraden, synode). Men beweert dat men, geleid door de Geest, dergelijke dingen niet meer nodig heeft. Dit terwijl de Geest juist wil werken via deze instellingen.

Mystiek en bevinding

Een doperse houding kenmerkt zich ook

door een bepaalde mystieke geloofservaring. Deze mystiek wordt gezien als een gevoel van overgeestelijkheid; van een sterke innerlijkheid, een zich verlaten op allerlei openbaringen buiten Gods Woord, een zich verlustigen in allerlei fantastische gevoelensgenietingen, een dweepziek minachten van allerlei genademiddelen, zoals Gods Woord, de prediking en de sakramenten, een van de wereld afgekeerd zijn.

Totaal tegenover deze mystiek staat de bevinding zoals deze beschreven is in Rom. 5 : 4. De bevinding betekent een beproeving van het geloof. Beproeving behoort bij bevinding. Geloof en bevinding hangen nauw met elkaar samen. Een bevinding zonder geloof bestaat uit wat gemoedelijkheid, gevoeligheid. Een psalmversje, woordje, een tekst, een traan, wat blijdschap of wat droefheid. De niet echte bevinding mist de beproefdheid. Er is echter ook geen geloof zonder bevinding. Waar de Geest het geloof gaat werken, daar komt één en dezelfde bevinding, die wel rijk geschakeerd kan zijn, maar die één is in het kennen van de drie stukken die nodig zijn om welgetroost zalig te leven en te sterven.

Samenvattend kan men zeggen dat het verschil tussen mystiek en bevinding het volgende is: de bevinding is de ervaring van het geloof, en de mystiek is de ervaring van het gemoed.

Tenslotte

Een vlucht uit het leven van hier-en-nu om in ziekelijke mijmeringen en gedachten zich te richten op „het leven na dit leven" is een eenzijdig gerichte houding, met miskenning van onze taak in dit leven en deze wereld: en doperse houding. Aan de andere kant moet een christen er heel goed van overtuigd zijn dat hij zich nooit in deze wereld blijvend mag inrichten. Hij behoort zich op de wereld te gedragen als „gast en vreemdeling". Het staat de christen niet vrij om onbegrensd zijn hart en liefde aan de dingen van de wereld te geven. Bezitten als niet-bezittende. Wij moeten ons voortdurend bewust zijn dat wij leven in een wereld die niet bestemd is om in deze gedaante altijd te blijven, maar die voorbij gaat. „Want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk, dat zij een vaderland zoeken" (Hebr. 11 : 1).

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1978

Daniel | 20 Pagina's

EEN DOPERSE HOUDING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1978

Daniel | 20 Pagina's