Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SOLA SCRIPTURA, SOLA GRATIA, SOLA FIDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SOLA SCRIPTURA, SOLA GRATIA, SOLA FIDE

9 minuten leestijd

AI kennen wij geen latijn, ieder van ons is toch wel bekend met de woorden, die de titel van dit artikel vormen. Zij vormen als het ware het thema van de beweging van de kerkhervorming. Wellicht ten overvloede: Sola Scriptura beteken „alleen door de Schrift", Sola Gratia „alleen door genade", Sola Fide „alleen door het geloof". Op treffende wijze is in deze spreuk samengevat, waar het in de machtige worsteling van de reformatie om ging. De nadruk valt in de spreuk op het driemaal herhaalde „alléén". Immers, ook Rome beroept zich wel op de Schrift. Ook Rome wil wel weten van genade. Ook Rome spreekt wel over het geloof. Maar hoe? Daar gingen — en gaan! — de wegen uiteen. In het korte bestek van dit artikel willen wij nu iets schrijven over de verschillende wijzen, waarop Rome en de reformatie spreken over de Heilige Schrift, de genade en het geloof.

De strijd om de Schrift

Wat zegt Rome over de Heilige Schrift? Op het Concilie van Trente (gehouden van 1545-1563 ten Noord-Oosten van het Garda Meer), het grote concilie van de roomse Contra-Reformatie, werd aangaande de Heilige Schrift uitgesproken, dat wij het heil kennen uit „de bovennatuurlijke mededeling van waarheden in de Heilige Schrift én uit de andere prediking van Christus en de apostelen, die niet is teboekgesteld in geïnspireerde geschriften". Heel duidelijk blijkt hier het principieel andere uitgangspunt van de roomse kerk. Wij belijden in navolging van de reformatoren, dat de kennis der zaligheid, de waarachtige kennis van God en van Christus slechts te bekomen is uit de Heilige Schrift. Rome stelt daartegenover, dat er nog een andere bron is waaruit wij het heil kunnen kennen, namelijk de traditie. Men verstaat daaronder dan de prediking der apsotelen, die niet in de Heilige Schrift

is bewaard, rnaar die in de kerk op andere wijze is overgeleverd. Je voelt het gevaar: wie naast de Schrift nog een andere bron aanneemt, waaruit hij zaligmakende kennis van God verkrijgen kan, laat het vaste fundament los. Hier ligt de strijd tussen Rome en de reformatie omtrent de Schrift. Voeg daarbij nog twee strijdpunten! In de eerste plaats werden in de vierde zitting van het trentse concilie de „apokriefe boeken" als kanoniek erkend. Hier viel ook een scheidslijn. Hoewel men wel weten zal, dat ook in de kerk der hervorming de apokriefe boeken hier en daar zeer werden gewaardeerd (let eens op de aanhalingen in de Institutie van Calvijn uit het boek van Jezus Sirach!), dat ook op de Synode van Dordrecht (1618-1619) uitvoerig gesproken werd over de vraag, of ook de apokriefen in de uit te geven statenvertaling zouden moeten worden opgenomen, toch is het duidelijk, dat de reformatie de apokriefe boeken principieel anders waardeerde dan de kanonieke. Men leze het zesde artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis! Het tweede strijdpunt, dat op de zittingen van het Concilie van Trente aan de orde kwam betreffende de Heilige Schrift houdt verband met de uitlegging van de Bijbel. Wie legt de Schrift uit? Rome antwoordde: dat doet de kerk. De exegese, zegt Rome, is niet vrij. Ook hier ligt een principieel geschil. Wij leren, dat de exegese vrij is, mits zij gebonden blijft aan de overige uitspraken van Gods Woord. Nooit mag de verklaring van een tekst in strijd komen met wat een andere tekst in de Schrift leert. Ook leren wij, dat de énige uitlegger van de Heilige Schrift, de Schrift zélf is. Alleen die Schrift en de grote Auteur van die Schrift kan ons haar geheimen openbaren. Er kan over een zekere tekst verschil van mening zijn tussen de verklaarders. Men leze de kanttekeningen bij de Statenvertaling, en men zal bemerken dat zij meermalen spreken over de verschillende wijze waarop een tekst kan worden uitgelegd. De reden daarvan ligt niet in een zekere onduidelijkheid, die de Schrift aan zou kleven, maar in ons zeer beperkte verstaan van een volmaakt Boek. Soms merkt de kanttekenaar dan op: de verstandige lezer oordele zelf. Nooit mag de kerk zich nu bij zulke schriftuurplaatsen het recht aanmatigen, één bepaalde verklaring dwingend op te leggen. Dan zouden wij in het vaarwater van Trente terecht komen. Samenvattend: er is slechts één bron van de zaligmakende Godskennis; de apokriefe boeken behoren bij die bron niet; de Schrift is haar uitlegger, niet de kerk. Sola Scriptura!

De strijd om de genade

In de strijd om de genade (die natuurlijk de strijd om het „Sola Fide" voortdurend raakt!) gaat het ten diepste om de vraag: wie maakt de mens zalig? Doet God dat? Rome zal hier wel bevestigend op willen antwoorden. Boren wij wat dieper: doet God dat alléén? Is het waarlijk „Sola Gratia"? Daar gaan de wegen uiteen. Willen wij nu de allerdiepste vraag aanboren, waarom het in de strijd om de genade gaat, dan moeten wij vragen: wat is er eigenlijk in het paradijs gebeurd? Wat heeft daar met en in de mens plaatsgevonden? Wat verstaan wij onder de gevallen mens? Heeft hij daar maar iets bijkomstigs verloren, of is daar zijn natuur tot in de wortel bedorven? Hier gaan de wegen weer uiteen.

Zeer oud is de strijd om de genade al in de kerk. Pelagius, de brits-ierse monnik uit de vierde eeuw, tegen wie Augustinus zo krachtig gestreden heeft, stelde, dat de val van Adam slechts een slecht voorbeeld was. Erfschuld en erfsrnet was er niet. Adam zou op den duur toch wel gestorven zijn; de dood is een gewoon, natuurlijk proces, zo leerde hij. Voeg daarbij, dat hij de uitverkiezing loochende, en ieder begrijpt de scherpte, waarmee Augustinus hem bestreed. Zó grof als Pelagius het leerde, leert Rome het niet. Zo grof leerde ook Trente het niet. Maar wél is het zogenaamde semi-pelagianisme van grote invloed op de roomse kerkleer geworden. Leerde Augustinus (in navolging van de Schrift!), dat de mens door de zonde geestelijk dood geworden is, leerde Pelagius dat er door de zonde in feite niets met hem gebeurd en hij gezond gebleven is, het semi-pelagianisme bev/eert, dat de mens door de zonde ziek is geworden. Soms zijn kompromissen in het leven goede zaken, maar dit kompromis is rampzalig. De zaligheid komt — al is het dan ten dele — in handen te liggen van de mens, die met zijn verzwakte vrije wil samenwerken mag met Gods „helpende" genade. Nóg steeds is karakteristiek voor de roomse gena-

deleer, dat de mens door een vrije beslissing van zijn wil de genade Gods kan aannemen of verwerpen. Je weet, dat Rome leert, dat men door de doop een bovennatuurlijke genade krijgt ingestort, die ons in staat zou stellen het eeuwige leven te verdienen (!), maar ook, dat men door een of andere zonde die ingestorte genade ook elk ogenblik weer verliezen kan, zodat men trachten moet door het gebruik van verschillende Sakramenten de verloren genade weer te verkrijgen.

Bevrijdend is tegenover dit alles het „Sola Gratia" van de reformatie geweest. Genade werd weer genade. De vrije gunst, waarmee de Heere Zijn Kerk heeft liefgehad, werd weer beleden de bronader van alle zaligheid te zijn. Het werk van Christus weer geloofd de énige en volkomen grondslag van de zaligheid te zijn. Zo werd het werk van zaligworden de mens weer uit handen genomen en dat werk werd weer geëerd als een werk Góds. En nu het werk van de mens niet meer meetelde als grond van zaligworden, werd de zaligheid niet onzeker en dubieus, maar beleden de reformatoren ook de mogelijkheid om verzekerd te mogen zijn aangaande de zaligheid. Sola Gratia!

Be strijd om het geloof

Toen Maarten Luther in 1522 gedurende de tien maanden, dat hij op de Wartburg vertoefde, zijn duitse vertaling van het Nieuwe Testament tot stand bracht, heeft hij éénmaal het „Sola Fide" op een kenmerkende wijze onder woorden gebracht. Hij vertaalde Romeinen 3 : 28 als volgt: So halten wir nun dafür, dasz der Mensch gerecht werde ohne des Gesetzes Werke, allein durch den Glauben." Opmerkelijk zijn de woorden: allein durch den Glauben", alleen door het geloof. Dat woordje „alleen" staat niet in onze statenvertaling. Het staat ook niet in de grondtekst. Tóch heeft Luther het in zijn vertaling opgenomen. Ieder begrijpt, dat hem dat op zware kritiek van de zijde van Rome kwam te staan. Waarom een woord in de bijbelvertaling opgenomen, dat in de grondtekst niet voorkomt? Luther liet het woordje toch staan. Naar zijn mening was de vertaling „door het geloof alleen" volkomen naar de mening van de schrijver, Paulus. Sola Fide! Hoe men ook denken mag over het „vertalen" van een woord, dat in de grondtekst niet staat, duidelijk is, van hoe grote betekenis Luther, en mét hem de gehele reformatie de plaats van het geloof achtte. Zeer schoon wordt de reformatorische opvatting van het geloof omschreven in Zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus (niet alleen een zeker weten of kennis maar ook een vast vertrouwen) en in artikel 22 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (dat de Heilige Geest in onze harten ontsteekt een oprecht geloof, hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt en niets anders meer buiten Hem zoekt). Het geloof verenigt met Christus en is de ledige hand of het instrument, waardoor een zondaar aan de Persoon en aan al de weldaden van Christus deel en gemeenschap verkrijgt. Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen! Dat apostolische woord is door de reformatie weer in al zijn kracht actueel geworden. Volgens Rome daarentegen zetelt het geloof in het verstand, niet in het hart. Door het geloof zou de mens ook niet gerechtvaardigd worden, maar slechts de mogelijkheid om zalig te worden ontvangen. Rechtop staat nog steeds de uitspraak van Trente, dat „anathema sit", „vervloekt zij", degene die leert, dat de mens door het geloof alléén gerechtvaardigd wordt.

Veel is veranderd sedert de dagen der Reformatie. Ook in de roomse Kerk. Zijn wij met die veranderingen blij? Wij zouden verblijd zijn, indien in Rome een terugkeer te bespeuren zou zijn naar de Heilige Schrift. Maar wij moeten met droefheid vaststellen, dat soms met het „oude Rome" nog beter is te praten dan met het „nieuwe", en dat het nieuwe Rome zich veelal meer bekoren laat door marxistische, humanistische en vals-oecumenische stromingen, dan door de gedachten van de Heilige Schrift. Mochten onze ogen geopend zijn en blijven voor het grote goed dat de Heere ons in de Hervorming gegeven heeft. Laat de strijd om de Schrift, om de genade en om het geloof — een strijd, die nog niet ten einde is — niet tevergeefs gestreden zijn!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1978

Daniel | 28 Pagina's

SOLA SCRIPTURA, SOLA GRATIA, SOLA FIDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1978

Daniel | 28 Pagina's