Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MAARTEN ’T HART EN HET CHRISTELIJK GELOOF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MAARTEN ’T HART EN HET CHRISTELIJK GELOOF

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een bespreking van ’t werk van een moderne auteur. Vanwege gebrek aan plaatsruimte moest dit artikel sterk ingekort worden.

Inleiding

Niet ten onrechte wordt Maarten 't Hart de meest gelezen auteur van de zeventiger jaren genoemd. Daardoor is hij tegelijkertijd één der bekendst en onder hen. Ook onze jonge mensen komen, wanneer ze de doorsnee-boekwinkel binnenstappen, zónder meer met hem in aanraking.

Juist omdat veel van onze jonge mensen als het ware wel tegen het oeuvre van Maarten 't Hart móéten opbotsen, is het goed om hier enige aandacht aan zijn werk te besteden.

Wel modern, maar toch anders

We moeten hierbij bedenken dat 't Hart niet een moderne auteur is in de gebruikelijke zin van het woord. Zelf heb ik enkele jaren geleden in dit blad enige opmerkingen mogen maken over de moderne literatuur in het algemeen, maar 't Hart zou in het toen gebruikte schema niet meer passen. Hij is de sartriaanse walging voorbij; de typische sfeer van het existentialisme, uitkomend in de beklemming van de gesloten driehoek van eenzaamheid, angst en dood, is bij 't Hart afwezig. Dat is te meer een opmerkelijk verschijnsel, daar de thema's van de dood en de eenzaamheid wel degelijk hun rol in zijn werk blijven spelen.

Er is echter in zijn werk een mogelijkheid om aan de gesloten driehoek te ontkomen. De eenzaamheid wordt in een roman als Een vlucht regenwulpen zelfs bewust gezocht om daardoor een gelukservaring te verkrijgen; de dood is weliswaar een beangstigend feit in zijn werk, toch is de (levenswijze) aanvaarding ervan evenzeer een gegeven.

Relaties

Hét grote onderscheid met de moderne literatuur in existentialistische 1 zin is het feit dat er in het oeuvre van 't Hart menselijke relaties mogelijk zijn. Daarvan moeten we de homosexuele relatie die 't Hart in zijn eerste twee romans a.h.w. beëxperimenteert, radicaal afwijzen. Ook het huwelijk dat in sommige verhalen en ook-in zijn laatste roman een rol speelt, is nog niet de ideale relatie. Het heeft zijn voor en tegen, en kinderen zijn vooralsnog niet gewenst.

Er is echter wel liefde mogelijk in de verhalen en romans van 't Hart, liefde die in dé „andere" moderne literatuur volledig leek op te gaan in sexualiteit.

Verrassend is vooral de ontroerende verhouding tussen de moeder en de ik-figuur in Een vlucht regenwulpen, terwijl hetzelfde gezegd kan worden van de verhouding tussen de ik-figuur en zijn vader in De Aansprekers. Wel komt aan beide relaties een einde door een slopende ziekte, zowel van de moeder in de ene, als van de vader in de andere roman.

Aantrekkingskracht

Daardoor ook oefent dit proza zo'n onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de generatie der 70-er jaren. Deze jaren kenmerken zich door een nieuwe romantische gevoeligheid t.o. het revolutionaire elan van de jaren '60. Niet voor niets wordt het werk van 't Hart wel aangeduid als behorend tot de Neo-Romantiek.

Voeg daar nog bij d'e uitermate indringende beschrijving van zijn gereformeerde jeugd en milieu, met name uitkomend in die twee verhalenbundels en in alle vier de romans, dan ligt het voor de hand dat onze jongeren ongevraagd naar het werk van deze auteur grijpen.

Nu is de bedoeling van dit artikel niet, daartoe te stimuleren. Eerder is het tegendeel het geval. Ik wil trachten een voor ons belangrijk thema uit zijn werk te lichten en het van kritisch kommentaar te voorzien.

Thema's als jeugd, liefde, dieren, dood en eenzaamheid zijn bij 't Hart erg belangrijk. Hierover wil ik in dit verband echter slechts zijdelings spreken. Waar het me nu om gaat is het thema, dat met de trits kerk, geloof, God is aan te duiden. Ik zal me hierbij beperken tot zijn beide laatste romans en de 1 twee verhalenbundels, al zullen soms ook zijn eerste romans, genoemd worden.

Maarten 't Hart en de kerk

In het eerste verhaal van „Het vrome volk" is er al direkt de ondertoon van ironie, waarmee een klein jongetje zuigend op zijn pepermunt de kerkdienst doorkomt. De tekst van de dominee „Breekt ulieden een braakland" geeft al te denken. Tijdens de dienst wordt een oude man onwel en deze sterft. Aan zijn mond is braaksel te zien. Het jongetje vraagt zich af of de oude man wel genoeg braaksel heeft voor het braakland.

Ronduit blasfeminisch wordt 't Hart als hij in de roman Stenen voor een ransuil de organist Brikke homosexueel gedrag laat uitvoeren met de jeugdige Ammer Stol tijdens de kerkdienst. Als het erotische spelletje zijn hoogtepunt gaat bereiken, waarschuwt het belletje de organist om te-spelen. Psalm, 42 vers 3 moet gezongen worden: O mijn ziel, wat buigt, g' u neder... Met een grote vloek zet de organist zich aan het orgel. Een passage als deze heeft me diep geschokt. Men doet werkelijk beter deze roman ongelezen te laten!

Ook de ambtsdragers moeten het in het cieuvre van Maarten 't Hart nogal eens ontgelden, met name de ouderlingen. In het Vrome volk is al een verhaal opgenomen, Ouderlingenbezoek, waarin de vader opzettelijk allerlei onbehoorlijke dingen tegenover de ambtsdragers naar voren brengt. De: auteur geeft, op kwalijke wijze een vertekend beeld van de werkelijkheid. Dit type ouderling bestaat niet en heeft nooit bestaan, 't Hart mag zich hieir niet beroepen op fiktie, want fiktie kan een leugen worden. Dat zien we hier heel schrijnend, . Geen ouderling zal bidden in bewoordingen als 't Hart zijn figuren toedicht: „Ook zij is een zondares die voor eeuwig buitengestoten zal worden, die voor eeuwig, ja eeuwig verloren zal gaan als zij zich niet bekeert, tegen wie U zult zeggen: ga weg van Mij, gij ontrouwe dienstmaagd, gaat naar de buitenste duist ernis waar het vuur niet uitdooft en de worm niet sterft, waar zij zal lijden, onuitsprekelijk zal lijden om haar zonden, van welk lijden U haar nu a, l een voorsmaak doet proeven..."

In een bespreking van 't Harts werk heeft de bekende criticus Hans Werkman eens gezegd dat 't Hart — tegen zijn normale houding ais etholoog-waarnemer in — wel zeer „onwetenschappelijk" wordt zodra het geloof in zijn werk beschreven wordt. Het moet helaas gezegd: deze houding kan. niet anders voortkomen dan uit haat. Haat tegenover d; e kerk, maar vooral haat tegenover God.

Maarten 't Hart en God

Wat begint als verzet tegen de. kerk, eindigt als verzet tegen, God.

In de eerste roman Stenen voor een ransuil is reeds sprake van een innerlijk losweken van het geloof. Niet de hoofdfiguur Ammer Sitol is hier die spreekbuis voor de auteur, want deze tracht nog steeds een brave gereformeerde jongen te zijn. Maar een vriend, Iiugo Windervanck, heeft zijn atheïstische mening wel gevormd. „Ach, God, " zei Iiugo, „wat doet het er eigenlijk toe? Je moet je gewoon niet de vraag stellen of God bestaat, gewoon zonder dat probleem, zoals een boeddhist. Voor mij betekent God niets, een leeg woord is het voor me".

Ammer Stol tobt met de hel en de uitverkiezing. Dat komt in veel van 't Harts werk naar voren. Waar sprake is van God, daar is tevens sprake van zonde en schuld, van straf en oordeel, van wening en knersing der tanden, van eeuwige wraak. Hier hebben we één der ernstigste misvattingen van Maarten 't-Hart gesignaleerd. Natuurlijk besef ik, dat de godsdienstige opvoeding in mindere of meerdere mate in dit licht kan komen te staan, maar dan nóg zeg ik: Maarten 't Hart, je hebt leren lézen. Je hebt het recht niet om de God van de Bijbel te vereenzelvigen met de God van je opvoeding, wanneer die zó geweest is als je in je. werk vertelt.

Deze fundamentele misvatting omtrent God komt het meest schrijnend tot uiting' in Een vlucht regenwulpen. Vóór deze roman heeft hij als motto zondag. 10, vraag 27 van de Heidelbergse Catechismus geplaatst. „Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods? " We kennen het antwoord: alle dingen komen ons niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand toe.

Wij mensen behoeven de Heere niet te verdedigen, ook niet tegen aanvallen van schrijvers. Maar wel mogen we zeggen: Maarten 't Hart, lees je Bijbel die je ongetwijfeld nog wel hebt, en maak daaruit eens waar, wat je hier uitschreeuwt.

Zeker, we behoeven het lijden, ook het raadsel van het lijden niet te verdoezelen, maar we mogen wél zeggen: Zo is God niet. Wie Mij gezien heeft, , heeft de Vader gezien, zegt de Heere Jezus. In dit licht hebben we ook deze vraag en dit antwoord uit onze Catechismus bezien.

Wat 't Hart in passages als deze doet, is niet alleen een afwijzen van de uitverkiezing en de voorzienigheid, maar in heel zijn oeuvre wordt een fundamenteel „neen" tegen het hart van de bijbelse boodschap gehoord!

En toch zijn er naast de passages waarin het geloof radikaal wordt afgezworen, soms ook gedeelten die verraden dat 't Hart nog niet geheel vervreemd is van zijn vroegere leven waarin God wel essentieel was.. Ik zeg dit niet om tenslotte toch nog een klein lansje voor deze auteur te gaan breken, ik konstateer alleen een feit. Als de ongelovig geworden Ammer Stol in Ik had een wapenbroeder in bijzonder moeilijke omstandigheden is, prevelt hij al die geliefde teksten zacht voor zich heen: „De psalmen, ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar zal mijn hulp komen; de profetieën van Jesaja, de brief aan de Hebreeën en natuurlijk de Openbaring aan Johan.nes over het levende water en de troon van het Lam". Na de scène met de ouderlingen, na de woede-uitval tegen „de god van zondag 10" laat de auteur in Een vlucht regenwulpen zijn moeder zonder enig wrang kommentaar zingen uit Ps, 43: „Dan ga ik op tot Gods altaren, tot God: , mijn Godi, de bron van vreugd". En als hij aan het einde van het boek van een berg naar beneden tuimelt, komt Ps. 121 hem voor de geest.

Een louter esthetisch-religieus element?

Ik geloof het niet, al weet ik er eerlijk gezegd niet zo goed! raad mee. Eén ding is wei duidelijk: Maarten 't Hart weet dat het ware geloof vrede en rust schenkt en naar die rust, die geborgenheid kan hij hunkeren, al is en blijft het christelijk geloof voor hem een voorgoed achterhaalde zaak.

Welke houding?

We hebben gezien dat Maarten 't Hart vaak onthullend en schokkend kan schrijven. Rauw en onbeschaamd, kan hij zijn, soms grof vloekend 1 , terwijl hij daarnaast een heel gevoelige toon kan aanslaan waarvan een meeslepende suggestie uitgaat.

Ik hoop dat enkele dingen wat duidelijk geworden zijn. Eén daarvan is déze, dat 't Hart in zijn haat tegenover de (gereformeerde) kerk, in zijn haat ook tegen God eigenlijk nooit boven de karikatuur uitkomt. Dat doet het waarheidsgehalte in zijn boeken geen goed en maakt het effekt goedkoop! We hebben de plicht om niet mee te huilen met de literaire wolven in het bos, maar door dit schrijven uit haat héén te prikken. In 2 Cor. 4 : 4 wordt gesproken over de god dezer eeuw die de zinnen verblind heeft, , namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid' van Christus, die het beeld Gods is.

Laten we uiterst voorzichtig zijn met lektuur als deze, waarin inderdaad sprake is van een ernstige verblinding ten aanzien van de kern van het christelijk geloof: Jezus Christus en Die gekruist!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1979

Daniel | 24 Pagina's

MAARTEN ’T HART EN HET CHRISTELIJK GELOOF

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1979

Daniel | 24 Pagina's