EEN NOODZAKELIJKE BEDE

In de psalmen zien we wat de dichters ervan het zwaarste woog, wat hun innigste begeerten waren, hu.11 verlangen naar schuldvergevende genadle, naar de gunst en de nabijheid van God, om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen.

In psalm 72 vinden we de hartewens van waarschijnlijk David, in een gebed voor Gods aangezicht neergelegd. Wat die wens is? „O God, geef de Koning Uw rechten". Davids regering loopt ten einde. Salomo, zijn zoon, zal zijn troon beklimmen. Wat een verantwoordelijke taak komt op diens schouders te liggen, als hij over Israël zal regeren. Een taak, te zwaar voor een zwak en zondig mensenkind. Dat dringt de dichter tot de smeking: „O God, geef..." Het is een dringend roepen tot de grote Koning van hemel en aarde, een erkenning dat Hij alleen hiertoe bekwamen kan. Dit gebed is een ootmoedig bedelen: „O God, geef..." En in slechts enkele woorden vat hij zijn nooddruft samen: „Geef de koning die straks regeren zal, Uw rechten". Hij wil zeggen: laat hem naar Uw wetten, dde heilig en goed en mij dierbaar zijn, Uw volk regeren, wijs, rechtvaardig, tot hun welzijn, maar bovenal tot Uw eer.

Dan zullen ellendigen en nooddruftigen gered, verschoond en verlost worden. Dan zal er gerechtigheid en vrede in zijn rijk zijn en zal dit bij de omliggende volken res.pekt afdwingen en eerbied voor deze koning geven.

30 april 1980 —• Troonswisseling — Koningin Juliana doet afstand, haar dochter Beatrix volgt haar op. O God, geef deze koningin Uw rechten. Laat haar Uw wet, dioor genade, mogen liefhebben. Zij is een mensenkind en onze tijd is bang, maar: O God, geeft U wat zij niet missen kan. Uw rechten zijn goed. Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde, waarvoor nu alle vrijheid wordt gegeven, is een schandvlek, ook voor onze natie.

O God, geef haar Uw rechten. Schrijf ze in haar hart, doe haar Uw dienenswaardigheid zien. Laat deze vorstin zich moigen buigen voor U, o grote Koning.

Want dan is méér dan Salomo hier. De kroon is voor Davids grote Zoon, voor de Vredevorst, voor Christus. Hij bracht een volkomen gerechtigheid aan. Hij redt, verschoont en verlost ellendigen en nooddruftigen. Hij regeert rechtvaardig en wijs. Rijkdom en eer is bij Hem, duurzaam goed en gerechtigheid. Zijn koninkrijk is een onvergankelijk rijk. „Ja, al de koningen zullen zich voor Hem nederbuigen, .alle heidenen zullen Hem dienen.

Gelukkig de mens, die het voor Hem mag verliezen, die als eens de koningin van het Zuiden tot Hem mag komen. Dat zijn nooddruftigen, behoeftigen, die d'aar roepen, en ellendigen, die geen helper hebben. Buiten Hem, leren zij, is er geen leven. Naar Zijn gerechtigheid hongeren en dorsten zij. Die Man alleen zal zijn een Verberging tegen de wind en een Schuilplaats tegen de vloed, als waterbeken in een dorre plaats (Jesaja 32 : 2).

Leerden we al als verloren, schuldige mensenkinderen voor Hem buigen? Hij alleen kan genade en eer geven. Hij zal het goede niet onthouden, degenen die in oprechtheid voor Hem leven.

Eens zullen zij Hem in gerechtigheid aanschouwen, zij zullen Hem zien, gelijk Hij is. Welke vorsten ooit het aardrijk moog' bevatten, niemand is bij Hem gelijk te schatten!

ds. C. Vogelaar

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen