GIJ ZULT NIET DOODSLAAN
Als we de Heidelberger Catechismus lezen blijkt duidelijk dat het in het zesde gebod om meer gaat dan het doodslaan alleen: „God, verbiedende de doodslag, leert ons, dat Hij de wortel van de doodslag, als nijd, haat, toorn en wraakgierigheid, haat en zulks alles voor een doodslag houdt." En wie kan bij het horen van dit antwoord nog zeggen dat hij zich niet schuldig maakt aan het zesde gebod?
Wanneer de catechismus zo iets zegt, mogen wij aannemen dat dit waar is. Immers wij belijden dat de uitspraken van de Heidelberger Catechismus gegrond zijn op de Heilige Schrift. Toch is het goed om de argumenten voor deze uitspraken in de Bijbel op te zoeken. Dit is bijvoorbeeld van belang in de diskussie met die mensen, die wel de Bijbel aanvaarden, maar niet de Catechismus. Mensen dus, die de Bijbel op een andere manier uitleggen dan wij. Ook is het van belang in het gesprek met diegenen, die de Bijbel niet als richtsnoer voor hun leven aanvaarden. Dan kan men aantonen, dat de Bijbel toch duidelijk spreekt over die puur menselijke zaken zoals haat, nijd en boosheid.
De eerste vraag die opkomt bij de bespreking van het zesde gebod is: Geldt dit nog wel in deze tijd? En, als we deze lijn doortrekken, kunnen we ons afvragen, of de gehele wet der tien geboden nog wel geldig is in deze tijd.
Deze wet is eeuwen geleden gegeven aan een geheel ander volk, en zouden die geboden dan ook nog voor ons gelden? De vraag klemt des te meer als we ons realiseren hoeveel andere geboden er staan in het Oude Testament, die hun direkte geldigheid in deze tijd hebben verloren. Niemand van de nieuwtestamentische-christenen let toch meer op het onderscheid tussen reine en onreine dieren, of let er op dat zijn kleren niet uit twee verschillende soorten stof gemaakt zijn?
Een antwoord op deze vraag in de zin van: dit verbod geldt wél, en dat gebod geldt niet in onze tijd, is in de Bijbel niet te vinden. Wel is een ander schriftuurlijk antwoord mogelijk. Wezenlijk is nl. de bijzondere positie van de Tien Geboden in het Oude Testament. De tekst ervan is tweemaal (met onderlinge verschillen) overgeleverd, en beide malen staat zij aan het begin van de overige wetgeving. Deze wet werd apart
op stenen tafelen geschreven, die opgeborgen werden in de ark. De Tien Geboden werden' in de tempel en later in de synagoge dagelijks voorgelezen. Maar ook in het Nieuwe Testament nemen de Tien Geboden een bijzondere plaats in. De Heere Jezus Zelf citeert een aantal geboden, evenals een aantal apostelen. Kennelijk heeft de Dekaloog (zoals de Tien Geboden ook wel genoemd worden) de Heere Jezus en zijn apostelen voortdurend voor de geest gestaan, en was zij door de dagelijkse voorlezing voor hen evenzo' vertrouwd als voor ons. Op geen enkele wijze wordt er in het Nieuwe Testament over gesproken dat deze geboden geen direkt gezag meer hebben voor de gemeente van Christus.
Van de overige oudtestamentische wetten (ceremonieel en burgerlijk) kan gezegd worden dat zij door de komst van Christus en door het ophouden van het bestaan van de theokratie Israël hun direkte funktie hebben verloren.
Verdieping
Te ch is het niet juist om te stellen dat wij bij ons doen en laten alleen te maken hebben met de letterlijke tekst van de Tien Geboden. Dan zou men inderdaad kunnen zeggen dat wij bij het zesde gebod' ons alleen maar hebben te onthouden van doodslag. Als we dan voor de rest ook maar niet stelen, geen afgodenbeelden maken en onze ouders niet beledigen, dan valt het nogal mee met onze zonden. Men zou dan misschien wel bijna door het onderhouden van de wet zalig kunnen worden. Maar dan wordt de funktie van de wet toch niet juist gezien. De wet moet ons in de eerste plaats onze zonden laten zien. Bij het licht van de Heilige Geest werkt zij als een spiegel, die ons: uidelijk onze zonden toont. Daardoor gaan wij meer en meer beseffen dat wij niet door het onderhouden van de wet zalig kunnen worden, maar dat wij Iemand nodig hebben die onze zonden verzoent! Maar ook is de wet een regel tot het leven der dankbaarheid, Als wij, hiertoe aangespoord door het zien van het wonder van de genade, willen leven naar Gods wil, dan zegt ons de wet hoe dit te doen. En dan zal ook duidelijk zijn dat dit „leven naar de wet" niet inhoudt het enkel laten van dit en het doen van d'at, maar dat dit betekent, begeren te leven naar Gods Woord. Je zou kunnen zeggen: et is dan de behoefte van ons hart om zoveel mogelijk te leven op de wijze zoals God het oorspronkelijk bedoeld heeft. Dan worden de Tien Geboden gezien als een soort raamwerk, waarin door schriftonderzoek ingevuld moet worden hoe men op alle terreinen van het leven kan handelen naar de wil van God. Om dit juist te zien is het licht van de Heilige Geest, gebed en liefde nodig. Ook Paulus bidt (Fil. 1 : 9 e.v.), dat de liefde van de Filippenzen steeds meer „overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen", om te onderscheiden, waarop het aankomt.
In deze tijd
Als men een bijbels antwoord wil geven op de problemen van deze tijd komt men ook niet uit met het aanhalen van de Tien Geboden alleen. De Bijbel geeft op veel dingen geen pasklaar antwoord. Ook in dit opzicht is het dus nodig de Bijbel te onderzoeken om een antwoord op de vragen te formuleren.
Zesde gebod
Keren we terug tot het zesde gebod dan geeft Christus zelf al aan, dat dit gebod niet. alleen het doodslaan op zichzelf betreft. Zie b.v. Matth. 5 : 21 en 22, waar staat: Gij hebt gehoord, dat tegen uw voorouders gezegd is: ij zult niet doden. Maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn voor het gericht. Doch Ik zeg u: o wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht en wie tot zijn broeder zegt Raka (nietsnut) die zal strafbaar zijn door de grote raad 1 ; maar wie zegt: ij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur".
In deze en vele andere teksten herkennen we de gedachtengang van de Heidelbergse Catechismus, dat het gebod ook die zaken verbiedt, waarmee wij op enigerlei wijze onze naaste zouden kunnen kwetsen.
Het zesde gebod neemt een sleutelpositie in, wanneer gezocht wordt naar een bijbelse visie op een aantal huidige medisch-ethische problemen. Dit is niet zo verwonderlijk, omdat de geneeskunde direkt te maken heeft met het leven en sterven van de mens. In een aantal andere artikelen in dit nummer wordt hier uitgebreider op ingegaan.
Maar ook hier zal blijken dat er meer achter de letterlijke tekst zit dan je bij oppervlakkige lezing zou denken. Het
gebod moet in zijn bijbelse kontekst worden geplaatst. Denk b.v. aan het probleem van de euthanasie. Het is onmogelijk om binnen het gehele scala van medische mogelijkheden rond het levenseinde (van maximale toepassing van alle medische middelen via passieve euthanasie tot aktieve euthanasie) aan te geven wat nog nét wel en wat nét geen doodslag is.
Toch is het ook hier gelukkig mogelijk om een bijbelse visie op dit probleem te geven. Hiervoor verwijs ik graag naar de verschillende publikaties op dit gebied die ook binnen onze kerkelijke kring hierover verschenen zijn.
Dezelfde redenering gaat op voor de abortus provocatus. Ook hier gaat het m.i. te ver om abortus altijd zonder meer als doodslag te kwalificeren. Immers een spontane abortus, een „miskraam", wordt ook niet als het overlijden van een persoon gezien. Wel neemt bij de diskussie over dit onderwerp het zesde gebod — terecht — een grote plaats in. Met het zesde gebod in ruimere zin zijn wel degelijk harde argumenten tegen het toestaan van abortus provocatus aan te voeren. God verbiedt zonder meer de doodslag!
Zorg voor zichzelf
Door de grote aandacht die deze medisch-ethische problemen tegenwoordig krijgen, worden andere facetten van het zesde gebod wel eens wat te weinig belicht. Na onze verantwoording tot onze naaste geschetst te hebben, gaat de catechismus door met ons te wijzen op de verantwoordelijkheid t.o.v. ons eigen leven. Staan we er wel voldoende bij stil dat bijvoorbeeld overmatig drankgebruik en roken ook vallen onder de verboden, begrepen in het zesde gebod? Ook dit is zichzelf moedwillig in enig gevaar begeven!
De uiterste konsekwenties van zichzelf moedwillig in gevaar begeven, de zelfmoord, wordt in de catechismus niet zo duidelijk genoemd. Maar het verbod hiervan valt binnen het zesde gebod.
We moeten echter wel het oordeel over d.e eeuwige staat van iemand die de hand aan zichzelf slaat in de hand van de Heere laten. Oordeelt niet opdat gij niet geoordeeld worde.
Eerbied voor het leven
In het Nieuwe Testament geeft de Heere Jezus een samenvatting van de wet. Deze samenvatting „klinkt" anders dan de tekst van de Tien Geboden zelf in het Oude Testament, maar is het niet. De Heere Jezus wijst ons in deze samenvatting er op dat de vervulling van deze wet liefde is: liefde tot God en daarnaast en als gevolg van de liefde tot God — liefde tot de naaste. Op deze wïjze bezien, spreekt de tweede tafel van de wet over de liefde tot de medemens. Deze liefde uit zich in de eerbied die men heeft voor de naaste.
Het vijfde gebod spreekt dan van eerbied voor de ouders; het zevende gebod over de eerbied voor de partner; het achtste gebod over de eerbied voor het bezit van de naaste.
Zo sprekend, is de diepe betekenis van het zesde gebod de opdracht om eerbied te hebben voor het leven van onze naaste en van onszelf.
Capelle aan den IJssel W. G. van Dorp
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1980
Daniel | 28 Pagina's