Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KENMERKEN-PREDIKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KENMERKEN-PREDIKING

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het opschrift hoven dit artikel bestaat uit de woorden „prediking" en „kenmerken”.

Deze twee woorden worden verbonden om aan te geven dat de kenmerken een wezenlijk bestanddeel vormen van de prediking. Tegelijkertijd wordt er door aangegeven dat er ook een prediking is, waarbij deze kenmerken niet naar voren komen.

De prediking

De prediking heeft Christus Zijn kerk opgedragen en het is met name de taak van de dienaren des Woords, die door de Heere Zelf zijn geroepen en bekwaamd om het Evangelie des vredes te verkondigen.

Die verkondiging is voor Gods kerk van het allergrootste belang. Het is het genademiddel bij uitnemendheid, waarvan de Heilige Geest Zich bedient om het geloof in het hart te werken en te versterken.

Gods Woord bevat ook de geestelijke spijs en drank, die noodzakelijk is voor de onderhouding van het gewerkte leven en haar opwas. Vandaar dat de apostel Petrus schrijft: Als nieuwgeboren kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen" (1 Petrus 2:2). Hieruit kunnen wij afleiden, dat de ware prediker als een echte huismoeder het brood en de toespijs met zorg moet uitdelen, opdat ieder zijn deel krijgt en, evenals een huismoeder heeft hij toe te zien, dat ieder kind ook werkelijk eet en genoeg eet!

Moeten kenmerken gepredikt worden?

Met kenmerken bedoelen wij de kenmerken van de geestelijk levende in de verschillende standen van het geestelijke leven.

Nu zijn er heel wat mensen, die van zulk een kenmer kenpre diking niets moeten hebben. Zulk een prediking zou de mens terugwerpen op zichzelf. Ze zou de twijfel in de hand werken doordat men zich steeds blijft afvragen: „Ben ik wel echt een kind van God? Worden de kenmerken wel bij mij gevonden? " Daardoor zou weer de blijdschap van het geloof ondermijnd worden! Bovendien zou door een kenmerkenprediking meer de christen dan de Christus in

het middelpunt geplaatst worden, daar het de mens rust zou doen zoeken in de kenmerken in plaats van in Christus en zo zou deze de kennis van Christus in de weg staan. Dat is dus nog al wat! Het is vanzelf zaak om met deze bezwaren ernstig rekening te houden en eens na te gaan of ze gewettigd zijn.

Bijbelse kenmerken

Nu dacht ik, dat het voor een ieder duidelijk kan zijn, dat de Schrift op menige bladzijde zowel van Oud als Nieuw Testament over kenmerken van het nieuwe leven spreekt!

Wie kent niet het woord van JeSaja 55 : 1: O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet"? Hier worden enkele kenmerken genoemd van mensen tot wie de Heere Zich richt. Het zijn namelijk dorstigen en die geen geld hebben!

Wij denken verder aan Jeremia, die in Klaagl. 3 : 25 zegt: De Heere is goed dengenen, die Hem verwachten, der ziele, die Hem zoekt". Hier gaat het dus over mensen, die de Heere verwachten en die Hem zoeken! Zijn dit geen duidelijke kenmerken?

Ook de Heere Jezus Zelf heeft allerlei kenmerken genoemd. En Hij wist beter dan wij allen, hoe er gepreekt moet worden. Hij is het grote Voorbeeld! En van Hem staat geschreven, dat Hij armen het Evangelie predikte. Wat voor armen dat waren? Dat waren geen armen aan stoffelijk goed, maar aan geestelijk goed. Het waren armen, die alle gerechtigheid misten en die niets bezaten om daarmee God te behagen of te bewegen en die daarom voor God niet konden bestaan. Hen wees Hij op de rijkdom van Gods genade in Hem geopenbaard! En in Zijn zaligsprekingen noemt de Heere het ene kenmerk na het andere, want Hij spreekt niet zomaar iedereen zalig, maar Hij richt Zich tot armen van geest, tot degenen, die treuren, tot zachtmoedigen en tot hen die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Ja, Hij heeft het over barmhartigen, reinen van hart en vreedzamen! En als de Heere nodigt om tot Hem te komen, dan is die nodiging duidelijk omlijnd, want Hij sprak: „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven!”

En om niet meer te noemen verwijzen wij nog naar de apostel Paulus, die in 2 Cor. 3 : 5 zegt: Onderzoekt uzelf, of ge in het geloof zijt, beproeft uzelf! Of kent ge uzelf niet, dat Jezus Christus in u is? ”

Zelfonderzoek

Bij deze laatste tekst willen wij even stilstaan, want vooral deze tekst is zo leerzaam. Als wij letten op het verband waarin deze tekst staat, zien wij dat-gemeenteleden op Paulus een aanval hadden gedaan. Zij hebben de apostel willen onderzoeken. Na deze aanval te hebben afgeweerd zegt de apostel: Het past u om uzelf te onderzoeken. Beproeft uzelf of ge in het geloof zijt, dus of in uw leven het geloof werkzaam is en uw leven krachtig beweegt. De apostel wil dus dat de Corinthiërs zichzelf onderzoeken of zij werkelijk geloven. Dat zelfonderzoek zou er wel eens toe kunnen leiden, dat zij moeten erkennen, dat hun geloof beneden de maat of zelfs geheel ingebeeld is.

Doch nog op een andere wijze duidt de apostel dit zelfonderzoek aan. Zij moeten weten, dat ze in Christus zijn. Zij moeten door zelfonderzoek weten, dat Christus in hen is. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat daar dan kenmerken voor moeten zijn en deze kenmerken moeten nu in de preek op de gepaste tijd genoemd worden. En dan is vanzelf van belang, dat de juiste kenmerken genoemd worden. Onze tekst helpt ons, want daarin staat, dat het onderzoek hierover moet gaan, of wij in het geloof zijn en dat het geloof hieraan te kennen is, dat Christus in ons woont! Dit zijn weer andere kenmerken dan tranen en gebeden. Zeker, ook die ho-

ren er bij, maar dan meer als kenmerken van de ware overtuiging dan van het ware geloof. Want het ware geloof richt zich altijd op Christus.

Kenmerken van geloof en bekering

De schriftuurlijke prediking wijst ons niet alleen op het heil, dat in Christus is, maar zegt ons ook, hoe dat heil door de Heilige Geest de uitverkoren zondaar deelachtig gemaakt wordt. En dat betekent, dat in deze prediking ook de kenmerken van het geloof en van de waarachtige bekering genoemd moeten worden. In de prediking moet immers niet slechts de rijkdom van Gods genade uitgestald worden, maar ook moet de weg gewezen worden, hoe men er deel aan kan krijgen, want dat wil de heilbegerige nu juist graag weten. Daarbij komt, dat zo iemand ontzettend bang is voor zelfbedrog. Beeld ik het mij maar niet in? Zal ik straks niet als een huichelaar openbaar worden? En het gevaar, dat wij ons maar iets inbeelden, is levensgroot. Heeft de Heere Jezus daar Zelf niet op gewezen? Denk slechts aan Matth. 7 : 22 - 23: Velen zullen te dien dage zeggen: eere, Heere, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd en in Uw naam duivelen uitgeworpen en in Uw naam vele krachten gedaan? Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt!" En dan zal Ik hen openlijk aanzeggen: n deze waarschuwing staat niet op zichzelf. Denk aan de gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden, aan de wijze en de dwaze bouwer, aan het onkruid tussen de tarwe en de vierderlei grond. Ja, het Evangelie waarschuwt ons voor de gesloten deur, voor het ontbreken van het bruiloftskleed en voor het missen van de tollenaarsgestalte. Zou daarop niet gewezen moeten worden in de prediking?

Het is dan ook ontzettend, dat velen de noodzakelijkheid om deze dingen te prediken vandaag niet meer inzien en ze dan ook praktisch uit hun preek hebben geschrapt. Het ontdekkend element ontbreekt, terwijl dat juist in Gods Woord en in de belijdenisgeschriften zo benadrukt wordt.

Duidelijk dient dus aangegeven te worden het onderscheid tussen schijn en wezen, tussen echt en vals, tussen waar en namaak, opdat een iegelijk zich daaraan toetse! En zou dat niet met grote ernst en nadruk en uit liefde tot het welzijn der hoorders moeten gebeuren? Er hangt immers zo ontzaggelijk veel van af. Als wij ons vergissen in tijdelijke aangelegenheden, dan kan zulk een vergissing nare gevolgen voor ons hebben, doch zo'n vergissing is niet onherstelbaar. Maar dat is wel zo, als wij ons vergissen met het oog op de eeuwigheid. En zou het gewicht der eeuwigheid en het welzijn der hoorders de prediker niet zwaar op het hart moeten wegen?

Bemoediging en vertroosting

Intussen is het niet zo, dat de kenmerken van het ware leven alleen maar dienen ter ontdekking van de nabijkomenden, ze dienen ook tot bemoediging van de ware Sionieten.

Is het niet aangenaam, om als wij verdwaald zijn, een wegwijzer te vinden, waarop de plaats staat, die wij zoeken? Zeker, wij zijn nog niet waar wij zijn moeten. We gaan daar niet-onder die wegwijzer zitten, maar het is wel een bemoediging, want wij zijn op de goede weg!

In het Hooglied vraagt de Bruid: Zeg mij aan, Gij, Die mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in de middag, want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen". En dan is het antwoord: Indien gij het niet weet, o, gij schoonste onder de vrouwen, zo ga uit op de voetstappen der schapen" (Hoogl. 1 : 7-8). En dat laatste betekent: et op het spoor, dat Gods kudde van oude tijden heeft nagelaten. En vinden wij dan die voetstappen, die kenmerken voor de ware vromen, niet heel duidelijk in de Schrift terug? Daar wordt ons de weg getekend, die de aartsvaders en psalmisten, de profeten en de apostelen liepen. En dat is de weg van wedergeboorte en geloof, van bekering en heiligmaking, van onderwerpelijke toeëigening en beleving van de voorwerpelijke waarheid. En wat is het dan tot vreugde, als wij onszelf in hen herkennen en wanneer wij mogen zien, dat wat wij ondervinden en beleven, ook door hen ondervonden is. Dat ook zij weten van onze strijd en vrees; van onze hoop en verwachting! Ja, wat strekt het tot vreugde als wij mogen zien, dat onze bevindingen verankerd liggen in de Schrift! Zo zeggen onze Dordtse vaderen in de vijf artikelen tegen de Remonstranten, hoofdstuk I, artikel 12:

„Van. deze hun eeuwige en onveranderlijke verkiezing , ter zaligheid worden de uitverkorenen te zijner tijd, hoewel bij onderscheiden trappen en met ongelijke mate, verzekerd; niet, als zij de verborgenheden en diepten God's curieuselijk doorzoeken, maar als ze de onfeilbare vruchten der verkiezing, in het Woord Gods aangewezen (als daar zijn: het waar geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid, enz.) in zichzelven meteen geestelijke blijdschap en heilige vermaking waarnemen”.

Christus of de christen

Maar als men de kenmerken predikt, wordt dan niet de christen in plaats van de Christus gepredikt?

Ik weet wel, dat er een kenmerkenprediking is, die de kennis van Christus in de weg staat. Dan wordt de mens zaliggesproken op grond van wat tranen, indrukken, gebeden, verruimingen, enz. Zulk een prediking, waarbij naast het fundament gebouwd wordt, wijzen wij af, want deze kweekt christenen, die het zonder Christus kunnen stellen en aan de kenmerken genoeg hebben. De ware, schriftuurlijk kenmerkenprediking is echter van geheel andere aard. Deze beoogt juist tot Christus te trekken. Het ware kenmerk der genade is, dat men hongert en dorst naar Christus, omdat men zich buiten Hem verloren gevoelt. Comrie zegt dan ook, datwanneer iemand leeft zonder de kennis van de Heere Jezus, dat deze dan zelfs de beginselen van het nieuwe leven mist. Er kunnen dan wel grote beroeringen zijn, bange strijd, veel gebed, maar dat hoeft nog geen zaligmakend werk te zijn. Welke dan de kenmerken zijn van de geestelijk levende? Comrie noemt er enkele op. Het zijn volgens hem de allerkleinste.

1. Dat ge u kent als door de zonde vervreemd' van God en het leven Gods, zodat noch gij, noch een engel uit de hemel u uit deze ellende kan helpen en gelukkig maken.

2. Dat men kent de Heere Jezus, vol van genade en waarheid, Die alléén de Middelaar is onder de hemel gegeven, waardoor men zalig kan worden.

3. Dat men met overreding erkenne, dat, zal men zalig worden, men door een waar geloof met Jezus moet verenigd worden.

In de ziel die deze waarheid kent en toestemt is dat hongeren en dorsten als een tweede zaad des geloofs, waarin de ziel zo hartelijk begeert, verlangt en reikhalst naar Jezus, uitroepende: O, mocht Hij de mijne worden. Velen achten dit zoveel niet; het is ook het voornaamste van het geloof niet, maar de eerste waarachtige beginselen zijn er in, want als men uitroept: O, mocht ik Jezus hebben! Dat geschiedt nooit in oprechtheid, of er zijn toevluchtnemingen en pogingen om zich aan Jezus te geven. Een derde zaad van dat geloof is de eenswillendheid met God, om door deze weg. gezaligd te zijn. Men ziet die, men keurt die goed, men wil alleen door die zalig worden. Nu, de heer Lampe merkt zeer godvruchtig aan, dat het geloof is, dat men het eens i's met God in de weg van zaligheid, en vele brave godgeleerden beschrijven het zaligmakend geloof als een hartelijk willen van Jezus, hetwelk gewisselijk de zaak niet zo in haar volkomenheid uitdrukt als wel in haar zeden en eerste beginselen. Voorts hebben zij een liefde tot Christus, blijkende in de rusteloosheid, in het schatten van Jezus boven duizend werelden, een hoogachting, een innigste trek naar Jezus hebbende boven alles. Het is waar, het wordt wel van de mensen verdacht gehouden, omdat men een weinig van Jezus' kant ondervindt, maar de ziel zegt: Ofschoon ik sterven moet, Jezus heb ik lief en daarom moet men in de behandeling van alle zielen, die niet ruim zijn over zichzelf, niet trachten hen daartoe te brengen, dat zij zouden geloven, dat zij niet gewillig zijn en dat zij Christus niet liefhebben, opdat men zich niet bezondige tegen het werk Gods. Tot zover Comrie.

Merk je wel, dat de merktekenen niet de bedoeling hebben de christen te bouwen op wat gestalten en bevindingen, maar dat zij beogen hem naar Christus te trekken?

Zijn kenmerken voorwaarden?

Maar, zo zegt een ander, zijn de kenmerken dan gelijk aan voorwaarden? Volstrekt niet. Het is zeker nodig, dat wij iets leren kennen van de tollenaarsgestalte, zodat er een verbrijzeld, gemoed is en een gewond hart.

Maar niemand denke, dat deze twee stukken een mens aangenamer maken bij de Heere.

Schortinghuis schrijft: Verbrijzeling en smart des harten kan geen voorwaarde zijn om u eigenlijk aangenaam of onaangenaam bij de Heere te maken.

Zij dienen slechts om een ellendig en heiwaardig zondaar uit zichzelf uit te drijven en tot Jezus te brengen.

Als een mens wat verwacht van de grootte zijner smart, zou hij kunnen denken, dat zijn gevoel van zonde niet groot genoeg is.

Het gaat echter niet om on's gevoel van zonde. Dat gevoel is middel.

Het gaat er om, dat wij als arme zondaren in Christus geborgen zijn. Uw verbrijzeling over de zonde is dan groot genoeg, lang en zwaar genoeg, als ge maar verwaardigd wordt uit uzelf tot Christus te vluchten.

Kan men nu van deze kenmerkenprediker zeggen, dat zijn enige doel is, de zielsgestalten breed uit te meten, alsof daar de grond der zaligheid in lag? Doet hij het helemaal verkeerd als hij de gestalte der ziel peilt en van daaruit tot Jezus zoekt te leiden?

Nee, het is niet zo, dat de nadere reformatoren de ziel rUst gaven in de kenmerken.

Zij dreven juist van alle rust gronden buiten Christus af, opdat Christus alleen hun leven zou zijn.

Maar zo zijn de kenmerken de vruchten van het werk van Christus Geest in ons en aan de vruchten zal men de' boom kennen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1981

Daniel | 28 Pagina's

KENMERKEN-PREDIKING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1981

Daniel | 28 Pagina's