Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambt aller gelovigen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambt aller gelovigen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groot is het voorrecht als we in Gods kerk op aarde een bijzonder ambt mogen bekleden. Als we geroepen zijn tot de dienst van het ouderlingen-of diakenambt, als we door de Heere in Zijn wijngaard uitgestoten zijn om Zijn Woord te verkondigen.

Dat de Heere engelen gebruikte om de boodschap van Zijn welbehagen in mensen te brengen, is wel groot, maar die engelen waren geen onreinen, geen zondaars. Dat God mensen in Zijn dienst wil gebruiken, mensen die alles erdoor gebracht hebben, en die in zichzelf onbekwaam zijn tot enig geestelijk goed en geneigd tot alle kwaad, mocht wel tot verwondering leiden.

Waarom was het op mij gemunt... Ook dat was genade en onverdiende gunst. Vele jonge mensen leggen in deze tijd weer belijdenis af in de gemeente en mogen zich bij de zichtbare openbaring van de strijdende kerk op aarde voegen. Als het goed is, zullen uit hen in de toekomst de ambtsdragers voortkomen. Wat kan het moeilijk zijn, de bediening van de ambten vervuld te krijgen. Make de Heere Zijn Woord, in de berijming van Datheen vertolkt, nog waar: „Uit hen zal altijd iemand komen voort om de nakomers te leren Uw Woord".

Het ambt aller gelovigen

Hoe groot dit voorrecht ook is, aan het bekleden van een bijzonder ambt is niet de zaligheid verbonden, maar dan zal het algemene ambt aller gelovigen beslissend zijn. Alleen die profeten, priesters en koningen zullen God eens dag en nacht in Zijn tempel dienen. Een dienen dat hier op aarde in beginsel door genade beoefend werd.

Profeet, priester en koning

Van dat ambt aller gelovigen spreekt onze belijdenis zo treffend in de Heidelbergse Catechismus zondag 12, vraag 32, waar van die gelovigen, christenen genaamd, gezegd wordt, dat zij profeet zijn: „opdat ik Zijn Naam belijde", dat ze priester zijn: „opdat ik mijzelf tot een levend dankoffer Hem offere" en ook een koninklijk ambt bekleden, als er staat „en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regere".

Ook onze Ned. Geloofsbelijdenis zegt in artikel 28 dat „het ambt aller gelovigen is, volgens het Woord Gods zich af te scheiden van degenen die niet van de Kerk zijn en zich te voegen tot deze vergadering", namelijk van ware christgelovigen, die men volgens artikel 29 uit de merktekenen der christenen zal kennen. Die merktekenen worden genoemd, en dienen nog genoemd te worden, opdat wij óók als we belijdenis deden, weten zouden wie naar Gods Woord de ware gelovigen zijn.

De zalving van Christus

Zij zijn de zalving van Christus deelachtig, zijn door Zijn Geest levend gemaakt, het zijn de door Woord en Geest wedergeborenen, de ranken die in de Wijnstok ingeplant zijn.

Zeker, er is een historieel geloof, er is een tijdgeloof, maar met zulk een geloof missen we nog deze zalving van Christus. En het is alleen die zalving die ons weer profeet, priester en koning zal doen zijn.

Door die zalving alleen zullen mensen die hun ambt verspeeld hebben, daarin hersteld worden. Wat is dat nodig te leren: wij waren ambtdragers, zoals God ons in de staat der rechtheid op aarde stelde. Wij kenden God, dienden Hem en regeerden met de Heere als koningen. Zijn er onder jullie, die óók dat beleden hebben met een verslagen en verbroken hart: ik heb mijn ambt verspeeld en ben niet waard ooit nog daarin hersteld te worden?

Die herstelling is ook niet meer mogelijk van onze zijde, niet door óns geloven als een werk van ons, krijgen we dat ambt terug. Maar, hoewel bij mensen onmogelijk, zijn alle dingen, ook deze, mogelijk bij God. Afgezette ambtsdragers zullen als profeet weer Gods deugden verkondigen, Zijn Naam belijden, als priesters zich als een levend dankoffer Hem offeren, en als koning de goede strijd leren strijden. Mozes bad: „Och, of al het volk des Heeren profeten ware." Zou voor de Heere één ding te wonderlijk zijn?

Joël heeft ervan geprofeteerd: „En daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees en uw zonen en dochteren zullen profeteren."

Verkoren en bekwaam gemaakt

Die Geest zal gevallen ambtsdragers weer

Zijn Naam doen belijden.

En zoals de zalving getuigt van twee zaken: namelijk van verkiezing, van aangesteld zijn tot..., en van: bekwaammaking tot het ambt, zó vinden we dat ook in deze ambtsdragers, de gelovigen,

a. Zij zijn verkoren. Het was alleen vrije gunst. In verwondering spreekt daarom de apostel Petrus: Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk. een verkregen volk" (1 Petr. 2 : 9). Weten jullie dat, jongens en meisjes, heb je dat geleerd: Gij die eertijds geen volk waart, maar nü Gods volk zijt, die eertijds niét ontfernd waart, maar nü ontfermd zijt geworden? " Dat is de wetenschap der heiligen die hen in verwondering in het stof Gods Naam deed belijden en Zijn deugden verkondigen. Toen wilden zij allen wel het bijzondere ambt van herder en leraar bekleden. Maar de herders moesten weer terug naar de kudde (Lukas 2).

b. Zij zijn ook bekwaam gemaakt om weer profeet, priester en koning te zijn. Daarom zegt Johannes: Doch gij hebt de zalving van de Heilige en gij weet alle dingen" (1 Joh. 2 : 20). En Jesaja sprak van de heerlijke toekomst van Gods gemeente: En al uw kinderen zullen van de HEERE geleerd zijn en de vrede uwer kinderen zal groot zijn" (Jes. 54 : 3). O, dat zijn de dragers van het ambt aller gelovigen, degenen die van de HEERE geleerd zijn. En Zijn onderwijs maakt klein, ootmoedig, heilbegerig, gelovig, oprecht. Zijn lessen zijn zo onderscheiden van hetgeen zovelen voor goddelijke wijsheid houden, die in hoogmoed en zelfvoldaanheid wandelen. De zalving van Christus maakt afhankelijke, onwaardige, eenvoudige mensen, voor wie het wel eens een wonder is, dat God ze nog niet van school heeft gestuurd. Toch óók mensen die in al hun zwakheid en blindheid leren „de toevlucht te nemen tot het bloed, de dood, het lijden en de gehoorzaamheid van de Heere Jezus" (N.G.B.).

Profeet zijn

Om zó profeet te zijn, is nodig: luisteren naar de Heere.

Niet: „Hoor Heere, Uw knecht spreekt", maar allereerst: „Spreek Heere, Uw knecht hóórt."

De Heere spreekt door Zijn Woord, en wat is het dan nodig dat we dat Woord biddend onderzoeken. En daarbij zal niet vergeten worden wat de Heere ons in de geschriften van de Reformatie en de Nadere Reformatie, van onze oudvaders, schonk. En al ben je dan geen ouderling of diaken, spreek dan maar, wäär je maar gelegenheid krijgt, met aandacht en ontzag van Zijne wonderen dag en nacht...

Priester zijn

Dan zal er ook iets beoefend worden van het priesterambt. Je zult jezelf, met al wat je hebt of krijgt, in Zijn dienst willen

opofferen, je zult als priester lastdrager zijn en bidden om de vrede van Jeruzalem, je zult tot een zegen gesteld worden in je gezin, op je werk, maar ook in de gemeente. Je zult elkaar, door die zalving, willen dienen in de liefde.

En als je de stem van de Heere hoort: „Geef gij hun te eten", zul je evangelist zijn in een ontkerstende samenleving, ook al ben je dan niet officieel als zodanig aangesteld.

Koning zijn

Als koning zul je, niet in een burgeroorlog tégen elkaar, maar tegen de zonde, de duivel en de wereld strijden. Een zware strijd zul je hebben te voeren tegen jezelf, tegen je trotse, dwaalzieke, bedorven bestaan, maar ook zul je leren vragen weerstand te mogen bieden aan die machten van ongeloof en revolutie die ons, óók in de gemeente, bedreigen.

Het ambt aller gelovigen.... dat kun je niet missen, want neutraliteit is er niet. Als we de Heere niet kennen en dienen en tegen de zonde strijden, dienen we toch een andere meester en strijden we mét die meester, de duivel, tégen de Heere en Zijn rijk....

De grote Ambtsdrager

Om de arbeid van de grote Ambtsdrager Christus, kun je gelukkig nog uit die rampzalige slavendienst verlost worden, want: door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken" (Jes. 53 : 11).

Bedenk verder, dat je in je gemeente een plaats kreeg en dat je belijdenis je tóch verplicht, al kan dat nooit in eigen kracht, tot het belijden van Gods Naam, tot de overgave als een levend offer in Zijn dienst en tot een strijden tegen de zonde.

Vraag er de Heere maar om, en kom er, in een wereld die zo openlijk en bruut de zonde propageert, maar voor uit, dat de Heere regeert en dat Zijn Naam heilig en goed is.

Draagt elkanders lasten

En onttrek je niet, zoals Kaïn met zijn belijdenis: „Ben ik mijns broeders hoeder? " aan het meeleven en meedragen met de eenzamen, bedroefden, zieken en bejaarden in je gemeente. Draag de lasten mee van je verre en nabije naaste.

En laat de wereld mogen zien dat je niet méé wilt en künt in die weg van afbraak van alle normbesef en vertrapping van Gods geboden. En tenslotte: nóg is er plaats voor vrijwilligers onder de banier van Sions Koning. Laat het dan je bede mogen zijn: „Leer mij o God van zaligheden, mijn leven in Uw dienst besteden."

Het is een liefdedienst die nog nooit één drager van dat wondere ambt aller gelovigen verdroten heeft!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1983

Daniel | 32 Pagina's

Het ambt aller gelovigen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1983

Daniel | 32 Pagina's