Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vraaggesprek met dokter Houtman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vraaggesprek met dokter Houtman

13 minuten leestijd

Dokter Jan Cornelis Houtman werd op 5 april 1933 in Kruiningen geboren. Hoewel hij daa maar negen maanden gewoond heeft, voelt hij zich toch een echte Zeeuw. Met zijn moeder, ook al vijftig jaar uit Zeeland weg is en nu dichtbij hem in Apeldoorn woont, spreekt hij nog a Zeeuws. De familie Houtman ging van Kruiningen naar Limburg, waar Jan zijn jeugd doorbracht in Maastricht. Daar was toen een kleine Ger. Gemeente met 10 leden en ± 20 doopleden. Maastricht was een voorbereidingsgarnizoensplaats voor militairen die naar In moesten. Heel wat van hen vonden bij de familie Houtman een thuis. Op zijn vijftiende jaar verhuisde hij met zijn ouders, twee jongere broers en z'n zusje naa Wassenaar. Het gezin behoorde toen kerkelijk tot de Ger. Gem van Leiden, waar Jan een tr lid van de jongelingsvereniging werd. Hij studeerde in Leiden medicijnen en ging in 1959 na huwelijk met Corrie van Leeuwen uit Buren (een zus van een van de militairen die in Maastric veel bij hen thuis kwamen....) in Apeldoorn wonen, omdat hij daar als arts zijn dienstplicht mo vervullen. In deze plaats kon hij ook een huisartsenpraktijk overnemen en hij woont er nog stee Dokter en mevrouw Houtman hebben vier kinderen, waarvan er al twee getrouwd zijn. Op een prachtige zomeravond in juni hadden we een gesprek met dokter Houtman over de ontwikkelingen in de medische wereld en de weerslag daarvan in de praktijk. We werde ontvangen in de achtertuin waar we een levendig uitzicht hadden op een ren met haan, kippen kuikens van diverse rassen. Fruitbomen op de achtergrond, de roep van een pauw bij de bure allerlei vogelgeluiden in de stille avond gaven ons het gevoel helemaal buiten te zijn. Voor dokter zijn de kippen z 'n hobby, mevrouw herinnert dit stukje natuur aan de ouderlijke boerd in Buren. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar je kunt merken dat dokter Houtman huisarts is in h en nieren. Toen hij het ongeveer acht jaar geleden wegens rugklachten kalmer aan moest ga doen, kon hij kiezen uit drie mogelijkheden: de praktijk aan kant doen, een gedeelte van praktijk afstoten (hij had 3500patiënten) of gaan samenwerken met een ander. Hij koos voor het

Wat is voor u aanleiding geweest om voor arts te gaan studeren en waarom hebt u voor huisarts gekozen?

Ik heb het al vanaf m'n kinderjaren bij me gehad dat ik dokter wilde worden. Misschien omdat ik op m'n vijfde jaar erg ziek ben geweest en toen veel met dokters te maken heb gehad. De omstandigheden in mijn leven zijn zo geleid dat ik dokter worden kon en ik heb er nog nooit spijt van gekregen. Ik doe mijn werk nog steeds graag. Ik heb voor huisarts gekozen, omdat je dan het dichtst bij je medemens staat en hem in zijn achtergronden kent. Een huisarts is ook gezinsarts en dat sociale aspekt trekt me erg aan.

Was het voor u gemakkelijk een praktijk te beginnen?

Na m'n diensttijd heb ik een jaar gezocht om een praktijk te kunnen overnemen en ondertussen als waarnemer gewerkt. Dat was toen een redelijke tijd. Tien jaar later kon je maar uitzoeken en nu is het weer heel moeilijk om aan de slag te komen. Ik heb in verschillende plaatsen gezocht waar een gemeente van ons was, maar het lukte niet. Tot ik in 1962 een praktijk hier in Apeldoorn kon overnemen.

Is uw werk in de tijd dat u arts bent aan verandering onderhevig geweest?

Ja, heel duidelijk. Het ziektebeeld, de hulpvraag en de therapeutische mogelijkheden zijn veranderd.

Vele besmettelijke ziekten zijn nagenoeg verdwenen; andere ziekten worden nauwelijks meer door de huisarts behandeld, omdat de vooruitgang van de medische wetenschap steeds nieuwe mogelijkheden biedt.

Vroeger waren bijvoorbeeld kankerpatiënten al zo ver heen als hun ziekte werd ontdekt, dat er niets anders overbleef dan hen wat versterkends te geven en hen te begeleiden tot het einde kwam. Zelfs voor vergevorderde gevallen zijn er tegenwoordig

echter nog mogelijkheden in het ziekenhuis en het is niet verantwoord ze die te onthouden uiteraard. Deze patiënten zie je dus minder vaak in je huisartsenwerk. Voor bloedziekten en ouderdomsverschijnselen zijn ook nieuwe behandelingsmethoden ontwikkeld. Verwijzing naar de specialist gebeurt daarom veel sneller dan vroeger. Het is wel zo, dat door de nieuwe mogelijkheden alles voor de patiënt veel enerverender is geworden. Hij voelt zich in het ziekenhuis vaak verloren tussen de techniek. Kankerpatiënten moeten tijdens de behandeling van hun ziekte door diepe dalen heen en hartpatiënten worden zó snel gerevalideerd in het ziekenhuis, dat ze zich thuis nog niet altijd even rustig voelen. De echte „grote daden" vinden daarom meer in het gespecialiseerde ziekenhuis plaats en het werk van de huisdokter is minder „heroïsch" geworden. Daardoor is het werk van de huisarts de laatste jaren veel meer de „praatrichting" uitgegaan. De mensen hebben veel meer zorgen en spanningen dan in de tijd toen ik met mijn praktijk begon, zowel maatschappelijk als met betrekking tot hun ziek zijn.

Kunt u zeggen wat voor u bijzonder fijn is in uw werk en wat u juist heel moeilijk vindt?

Ik vind het heel fijn als ik iemand — mijn naaste — mag helpen en dat wordt des te fijner als de ander laat blijken dat hij aan de geboden hulp wezenlijk wat hééft. Het moeilijkste is als je te maken krijgt met mensen die hun lot niet kunnen aanvaarden. Dan kun je ook geen hulp bieden. Ik denk aan een oude hulpbehoevende dame, die niet meer wil leven en om euthanasie vraagt. Ze gelooft niet in een God, want „als er Een was, zou Hij mij toch zo niet laten lijden. U móet me hieruit verlossen; ik wil het toch? Hoe lang zal het in Nederland nog duren vóór u me helpen mag? " Het is heel moeilijk om met haar te praten. De begeleiding van patiënten, die weten dat ze ongeneeslijk ziek zijn, is soms gemakkelijk als je goede gesprekken met elkaar mag hebben.

Vroeger was er veel opzien tegen een dokter. Kunt u daar nog iets van merken?

Ja, in bepaalde zin is dat opzien er nog wel. Niet zozeer wat betreft je maatschappelijke positie, maar wel in de relatie van hulpvrager-hulpverlener. De patiënt heeft jouw hulp en deskundigheid nodig. Op dat niveau is er niet veel veranderd vergeleken bij vroeger.

Er wordt tegenwoordig gepleit voor meer openheid tegenover de patiënt. Bent u het daarmee eens?

Ja, ik vind dat de patiënt zelf zo mondig mogelijk moet zijn. Juist in die gevallen waarbij het gaat over ethiek en vragen rond leven en dood moeten onze mensen zó mondig zijn, dat zij aan hun arts durven vragen wat de ethische overwegingen zijn geweest waardoor hij tot een bepaald advies is gekomen. De overwegingen van de arts moeten worden getoetst aan de bijbelse normen. Het gaat niet over de vraag of hij sulfa of penicilline moet voorschrijven, maar ik bedoel daarmee de adviezen die gegeven worden over bijvoorbeeld geen-kinderen-meer-mogen-krijgen, sterilisatie en zelfs echtscheiding. Aanvaard niet zonder meer de adviezen die een dokter in dergelijke wezenlijke zaken geeft.

Er mag opzien zijn tegen zijn deskundigheid, maar toets zijn ethische opvattingen! Tussen arts en patiënt is verschil in deskundigheid, maar er mag geen verschil zijn in ethische opvattingen.

Wordt uw christelijke levensovertuiging geaksepteerd en gewaardeerd door andersdenkenden of hebt u alleen maar patiënten uit eigen kring?

Toen ik de praktijk overnam, was die alleen buurt-gebonden en ik heb dan ook veel patiënten die niet kerkelijk gebonden zijn. Uit onze eigen gemeente zijn er in de loop der jaren wel verschillenden bij mij gekomen, maar over 't algemeen heb ik veel met andersdenkenden te maken. Mijn opvattingen worden wel geaksepteerd, maar niet altijd zo erg gewaardeerd; dan vindt men mij „te christelijk". Het wordt door andersdenkenden wel gewaardeerd dat ik niet zo gemakkelijk over de dingen heenstap. Veel patiënten — uit allerlei kerkelijke gezindten — waarderen het gelukkig positief dat hun dokter „ook een christen" is, al blijken er later dan toch nog wel eens verschillen in opvatting, en blijkt die dokter dan ook nog wel eens „erg zwaar”.

Vertelt u uw patiënten altijd de waarheid over de aard van hun ziekte?

Ik probeer geen onwaarheid te vertellen en ik zeg de waarheid voor zover ik die zelf al weet, eventueel in etappes als ik denk dat de patiënt alles wat ik weet niet zou kunnen verwerken. De waarheid is niet altijd datgene wat de patiënt verwacht te horen of wat hij uit je woorden konkludeert. Als iemand vraagt: Heb ik kanker? , maar hij bedoelt: Is dit dodelijk? , dan zeg ik niet rechtstreeks „ja, het is kanker", maar vertel dat iets wat niet goed was, weggenomen kon worden en de vooruitzichten voor hem gunstig — of ongunstig — zijn. Als ik dan daarna zeg: „het is kanker", staat dat woord in een ander verband. Als de toestand van een patiënt ernstiger wordt, ben je verplicht te spreken. Ik vraag dan bijvoorbeeld hoe hij zich voelt en of hij er nog moed op heeft om beter te worden. Meestal kom je dan wel tot een gesprek en vaak geeft het voor de patiënt en zijn familie rust als er over de ernst van de toestand gesproken kan worden. Begeleiden is vooral luisteren! Overigens is ook elke minder ernstige ziekte een gevolg van de zonde en een waarschuwing om bereid te zijn. Het geldt voor ieder mens op elk moment: Weet je dat dit je laatste dag kan zijn? !

Merkt u onder uw patiënten ook een mentaliteitsverandering ten aanzien van abortus en euthanasie?

Daar moet ik helaas volmondig ja op zeggen. Gelukkig nog niet bij mensen van onze eigen richting, maar onder de nietkerkelijk gebonden patiënten is een enorme mentaliteitsverandering te bemerken. Abortus wordt al heel gemakkelijk geaksepteerd; zeker als het bij anderen gebeurt, kijkt men nauwelijks meer op en onder degenen die nog zeggen: ik ben er tegen, zie je dikwijls het „principe" omver gaan, als in eigen gezin ongewenste zwangerschap optreedt.

Ook over euthanasie wordt al veel gesproken in die zin, dat steeds meer mensen het recht om te leven in eigen hand gaan nemen en zich bewust niet meer afhankelijk wensen te weten van de Schepper van het leven. Wat twintig jaar geleden nog als resten van het christelijk geloof onder de mensen aanwezig was, is in snel tempo verdwenen. De toenemende onkerkelijkheid gaat gepaard met toenemende normvervaging.

Krijgt u in uw praktijk ook te maken met vragen om abortus en euthanasie?

Het vragen om abortus is al verschillende keren voorgekomen. Mijn standpunt wordt wel gewaardeerd in zeker opzicht, maar lang niet altijd geaksepteerd. Het is maar in enkele gevallen gelukt mijn opvattingen bij de ander over te brengen. De ouders van een meisje dat ongewenst zwanger is, zijn vaak nog harder dan hun dochter zelf. Er zijn echter zo veel mogelijkheden om buiten de huisarts om abortus te laten plegen, dat ik de meesten die er om vroegen daar helaas niet van weerhouden kon. Voor abortusklinieken is het standpunt van de huisarts niet van doorslaggevende waarde. Zoals ik al eerder heb gezegd, krijg ik ook te maken met vragen om euthanasie. De gedachte: het leven is van ons! wint steeds meer veld.

Een belangrijke zaak in de medische wetenschap is het gebruik van beademingsapparatuur, waardoor mensen langer en kunstmatig in leven kunnen blijven. Soms moet worden beslist of het gebruik daarvan al dan niet zal worden voortgezet. Waar ligt dan volgens u het kriterium en wie is verantwoordelijk?

Dit vind ik een heel moeilijke vraag waar ik geen duidelijk antwoord op kan geven. In De Saambinder is eens de mening van prof. Velema aangehaald: „We zijn geroepen het leven te verlengen waar het kan, maar we zijn niet geroepen het sterven te rekken". Gaat het om meeleven en mee-

lijden met een patiënt-medemens, of willen de artsen niet kapituleren voor de dood? Het is niet goed de medische wetenschap tegen de dood in het geweer te stellen. Wie echter vraagt naar de zin van het leven van de patiënt die nog beademd wordt is ook verkeerd bezig. Het gaat om de vraag of dit leven nog leven is of al is overgegaan in de dood. Dat moet worden vastgesteld door een team van deskundigen. Ouders en familieleden zijn mede-verantwoordelijk, maar zullen niet anders kunnen dan afgaan op het advies van de artsen. Hier moet ook worden gevraagd naar de ethische overwegingen van de betreffende arts(en). Pas wanneer blijkt dat de behandelende arts op aanvaardbare overwegingen adviseert de beademing niet voort te zetten, kan naar mijn mening bij deze bijzonder moeilijke beslissing zijn raad worden opgevolgd.

In het door de Jeugdbond uitgegeven boekje , , Donor-codicil" staat aan het eind bij de gespreksvragen de volgende stelling ter diskussie: „Het tijdstip van overlijden is van doorslaggevende betekenis voor een transplantatie. Aangezien dit tijdstip onduidelijk is, moet het dragen van een donor-dodicil worden afgekeurd". Wat i uw mening hierover?

Ik ben in principe niet tegen orgaantransplantaties als het gaat om organen van een gestorvene die overgeplant worden in het lichaam van een ander. Ik geloof dat je daar op bijbelse gronden niet tegen kunt zijn. Het tijdstip van overlijden is inderdaad heel belangrijk. Het vaststellen daarvan moet, zoals ik in het vorige antwoord gezegd heb, met veel zorg en argumentatie zijn omkleed. Ik ben het met dokter Van Dorp eens dat het in Nederland op het ogenblik nog zo gesteld is dat we vertrouwen in mogen hebben, dat de meeste artsen altijd met de uiterste zorg te werk gaan, maar 100% zekerheid dat sommige artsen zich niet laten leiden door overwegingen betreffende de „waarde" van een leven, is er helaas niet meer. Toch wil ik daarom niet zeggen: draag geen donorcodicil. Wie het om deze reden afkeurt, kan ook geen orgaantransplantatie aanvaarden. Ik zie hier wel een taak voor de familie bijvoorbeeld: eis dat die mee betrokken wordt bij een eventuele beslissing tot orgaanwegneming.

Ik ben wel tegen de humanistische reklame zoals de Werkgroep Donorwerving maakt voor het dragen van een donor-codicil, die helemaal gericht is op de begeerte van de (gevallen) mens, een „goede daad" te s doen. Overigens zie ik niet veel perspektief wat transplantaties betreft, want vele organen kunnen of mogen mijns inziens op ethische gronden niet worden overgeplant.

Het zal voor onze (jonge) mensen steeds moeilijker worden in de gezondheidszorg te blijven werken. Daarom wordt wel gezegd dat zij beter een ander beroep kunnen kiezen. Wat vindt u daarvan?

Een ander beroep kiezen zal wel gemakkelijker zijn, maar is daarom niet béter! Als-^e van mening bent dat werken in de medische hulpverlening een christelijke taak is, kan het nooit verkeerd zijn een funktie in deze sektor te zoeken en te vervullen. Moeilijkheden ontwijken is de weg van de minste weerstand kiezen. Als onze jongeren dat gaan doen, houden we geen christenartsen en - verpleegkundigen over en laten we de ziekenzorg aan ongelovigen over!

Je moet wel overwegen of je de moeilijkheden aan zult kunnen, maar ga ze niet bij voorbaat uit de weg. Daarom kan een verantwoorde keuze voor een bepaald beroep ook eigenlijk alleen maar biddende gemaakt worden.

Zijn er voor christenartsen nog voldoende mogelijkheden een eigen praktijk te beginnen?

Er zullen als gevolg van de zonde altijd zieken blijven. Er zullen daarom ook christenartsen nodig blijven. Door de strengere vestigingseisen zal het in ons land wel moeilijker worden een praktijk over te nemen. Vrije vestiging (zomaar ergens beginnen) is tegenwoordig verboden. Bij overdracht van een bestaande praktijk krijgen, naar de bedoeling is, de omringende praktiserende huisartsen, alsook ziekenfondsen en gemeentelijke overheid, een zodanige medezeggenschap bij het aanwijzen van een opvolger, dat het helemaal niet zeker is, dat een christenhuisarts een kans krijgt op een plaats waar zo iemand zeker zou passen. Er zijn thans meer sollicitanten dan er praktijken vrijkomen. In de ontwikkelingslanden zijn er echter nog mogelijkheden genoeg en er is ook grote behoefte aan christen-psychiaters!

Wat raadt u onze jongeren aan die het moeilijk hebben bij hun werk in de gezondheidszorg?

Blijf standvastig en beginselvast. Dat kan alleen biddend. Lees en studeer veel in de Bijbel. En zoek ook kontakt met elkaar. Ga naar de bijeenkomsten van de verzorgende beroepen en word lid van „Het Richtsnoer", de protestants-christelijke vereniging voor verpleegkundigen en andere werkers in de gezondheidszorg. (Adres: Doddendaal 31, 6715 JV Ede, tel. (08380) 39444).

Hebt u nog een slotopmerking?

Nee, niet in 't bijzonder. Een toepassing maken ligt me niet zo. Ik heb geprobeerd de boodschap te laten doorklinken in mijn antwoorden op de vragen.

We geloven dat u daarin geslaagd bent, dokter! We danken u hartelijk voor uw praktische en waardevolle adviezen, zowel voor ouderen als jongeren. Het was fijn met u te spreken en goed om bij u en uw gezin in Apeldoorn te zijn. We wensen u toe nog vele jaren met zegen voor uw patiënten werkzaam te mogen zijn en hopen dat deze , , Daniël" een bijzonder plaatsje in uw verzameling zal krijgen.

Buren, D. J. Thijsen Geldermalsen, Z. Crum-Nieuwland

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1984

Daniel | 32 Pagina's

Vraaggesprek met dokter Houtman

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1984

Daniel | 32 Pagina's