Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toeëigening van het heil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toeëigening van het heil

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag naar je persoonlijke zaligheid is een wettige en noodzakelijke vraag. Het is geen heilsegoïsme of hemelverlangen, maar het behoort tot de aard van het geloof om te vragen: „Wat moet ik doen om zalig te worden? " Calvijn opent zijn derde boek van de Institutie, waarin hij handelt over de wijze waarop de genade van Christus verkregen wordt, met te zeggen: , , Al wat Christus tot zaligheid van het menselijk geslacht geleden en gedaan heeft, is voor ons zonder nut en van geen gewicht, zolang Christus buiten ons is en wij van Hem gescheiden zijn. Dus moet Hij, om ons te kunnen meedelen wat Hij van de Vader ontvangen heeft, de onze worden en in ons wonen.”

Er is geen zaak die ons zo bezig moet houden als de vraag: „Hoe krijg ik deel aan Christus en al Zijn goederen? ". De Schrift leert ons op vele plaatsen, dat wij Christus alleen door het geloof kunnen aannemen en deelachtig worden. Door de aanneming des geloofs wordt Christus met al Zijn goederen ons eigendom.

In antwoord 61 van de Catechismus wordt dan ook gezegd: , , en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof aannemen en mij toeëigenen kan.”

De voornaamste daad van het geloof is het aannemen van Christus en al Zijn weldaden.

Nadat dit duidelijk is, komen we voor de vraag te staan: „Hoe kom ik aan dit geloof? ”

Er wordt op deze vraag geen onduidelijk antwoord gegeven in vraag en antwoord 65 van de Catechismus. Op de vraag:

„Vanwaar komt zulk geloof? ", wordt geantwoord: , , Van de Heilige Geest, die het geloof werkt in onze harten door de verkondiging des heiligen evangelies en het sterkt door het gebruik van de sakramenten.”

Niet iedereen bezit het geloof. Wij bezitten het niet vanwege onze geboorte uit godsdienstige ouders. Het is geen verlengstuk van het historisch geloof. Het geloof is een werk van de Heilige Geest.

Over deze zaken mag geen enkel misverstand bestaan.

God de Heilige Geest werkt het zaligmakend geloof. Hij doet dit door de verkondiging van het evangelie.

Het aannemen van Christus

Door het geloof wordt Christus aangenomen. Zo alleen wordt Hij met al Zijn goederen ons persoonlijk eigendom. Nu heeft het woord „aannemen" voor ons dikwijls een wat verkeerde klank. In veel kerken waar de waarheid van de Schrift geweken is voor de macht van de vrije wil, wordt steeds gehamerd op „je moet het aannemen". Ook bedienen de opwekkingsbewegingen zich gedurig van de uitdrukking: „neem Jezus aan!"

Over schuld en droefheid over de zonde wordt niet meer gesproken. Alles wordt toegespitst op: „neem Jezus aan" en „laat Jezus binnen in je hart”.

Toch mogen we ons door het verkeerd gebruik van het woord „aannemen" niet laten afhouden van het rechte gebruik van dit bijbelse woord.

In de Schrift wordt het met nadruk geleerd, dat de enige wijze om deel aan Christus te hebben is, dat een zondaar Hem met een waar geloof aanneemt.

Wat is nu de aanneming van Christus door het geloof?

Ik kan en mag niets aannemen dat mij niet is aangeboden.

Het zou diefstal zijn om een zilveren asbak van de tafel van een vriend weg te nemen.

indien de vriend je deze asbak niet heeft aangeboden. Aan de aanneming gaat dus een aanbieding vooraf.

Ik kan Christus niet aannemen en ook niet verwerpen als Hij mij niet door God wordt aangeboden.

Dit brengt ons op het terrein van het aanbod van genade.

In het evangelie worden Christus en al Zijn goederen op een welmenende en onvoorwaardelijke wijze aan zondaren van Adams geslacht aangeboden.

De Heere Jezus zei tot dc schare, die niets van Hem moest hebben en geërgerd werd aan Zijn leer: Mijn Vader geeft u dat ware brood uit de hemcr' (Joh. 6 : 32). Ik geloof niet dat iemand zou durven zeggen, dat Jezus dit verkeerd gezegd heeft.

In de prediking van het evangelie komt een aanbieding, ja zelfs schenking van Christus en de genade tot zondaren.

God eist op grond van deze aanbieding de aanneming van het door Hem zo welmenend aangeboden heil. Hij zal een iegelijk verdoemen, die Christus niet aanneemt. Zij zullen als verwerpers van Christus en de genade voor eeuwig gestraft worden.

Het noodzakelijk werk van de Heilige Geest

Alles schijnt eenvoudig te zijn. Christus en dc genade wordt ons om niet in het evangelie aangeboden en alles dat de zondaar te doen heeft, is dit aan te nemen. Ja, zo eenvoudig zou het zijn. als wij niet in zonde gevallen waren en wij de macht en dc wil om Christus aan te nemen nog hadden.

Het is juist deze zaak, die door de oude en moderne remonstranten uit het oog verloren wordt.

De gevallen mens kan geen ding aannemen, tenzij het hem uit de hemel geschonken wordt.

Nog erger is het met de mens in zijn val gesteld. De Heere Jezus moest zeggen: „Gijlieden wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven hebt.”

De welmenende nodiging van het evangelie wordt door de mens versmaad. Hij verwerpt de aanbieding van het Brood des levens, omdat hij geen honger naar dit Brood heeft. De mensen hebben geen Zaligmaker nodig. Zij hebben geen enkele genegenheid tot Christus. Andere zaken bezitten hun harten. Zijn kunnen zichzelf helpen en doen dit ook op allerlei wereldse en vrome manieren.

De mens heeft van nature iets tegen Jezus en Zijn werk. Christus wil zondaren zalig maken en tot dit zalig maken behoort, dat men van de zonde verlost wordt.

De mens wil echter niet van de zonde verlost worden. Van nature vinden we onze lust in de zonden en willen daarvan niet vrijgemaakt worden.

Wij zouden Christus wel als Zaligmaker willen om ons uit de hel te houden, maar wij verwerpen Hem als Koning om over ons te regeren. Deze beletselen van de gevallen natuur worden alleen door de hartvernieuwende genade van God weggenomen.

Het is Gods werk om een vijandig, zondelievend en aan zijn eigen gerechtigheid vasthoudende mens zo ver te brengen, dat hij als een veroordeeld zondaar tot Christus vlucht.

De Westminster Catechismus spreekt ook over de aanneming van Christus en zegt daarvan: , , De Heilige Geest overreedt de mens en maakt hem gewillig en bekwaam om Christus aan te nemen, zoals Hij in het Evangelie om niet wordt aangeboden. " De Heilige Geest komt daartoe als een Geest van overtuiging de zondaar overtuigen van zijn ellende, schuld en verloren staat voor God.

Niemand zal immers ooit in waarheid naar Christus vragen zonder gevoelde en beleefde kennis van zijn ellende en schuld voor God. De Heilige Geest drijft de zondaar uit al de schuilplaatsen der leugenen.

Ons toevlucht zoeken bij de Wet en de verbetering wordt door de arbeid van de Heilige Geest in ons hart een totale mislukking.

We leren onszelf steeds dieper kennen als boos en verdorven en tot het goede onbekwaam.

Onze trotse natuur staat ons immers in de weg.

Die hoogmoed van de gevallen natuur zegt: „Ik wil eerst rein zijn en dan tot Christus gaan. Ik wil mijzelf eerst genezen en dan tot de Hcelmeerster gaan. Ik zal Christus gewillig maken om mij te ontvangen door mijn tranen, gebeden en plichten." Maar, jongelui, dit is de orde omkeren. Dit is van het Evangelie een nieuwe wet maken. Juist aan deze Wet en deze visie op de zaligheid moeten we sterven. Hoe verschillend de wegen dan ook mogen zijn waarlangs God een mens tot de geloofsvereniging met Christus brengt, in ieder mensenhart is hoogmoed genoeg om vernederd te worden.

Ik geloof, dat we vooral hierop moeten letten.

Is ons hart wel vernederd? Zijn we ingewonnen om geheel uit genade zalig te worden? Hebben we al onze waardigheid en ons koopgeld verloren? Wij zullen altijd nog grond voor de aanneming van Christus in onszelf zoeken, zolang we niet geheel afgebracht zijn van een verbroken verbond van werken.

Een noodzakelijk werk van overtuiging van zonde, sterven aan de Wet der werken en wanhopen aan alles van onszelf brengt tot die gewilligheid, waarvan de Westminster Catechismus spreekt, om Christus aan te nemen zoals Hij om niet in het Evangelie wordt aangeboden.

De diepte van de overtuiging en de wanhoop aan al het onze behoef ik niet te bepalen, maar ik kan zeggen: ieder mens moet er zoveel van hebben om zonder Christus niet meer te kunnen leven en sterven.

Bedenk toch, dat in onwetendheid en ongevoeligheid aangaande zijn zonde en ellende niemand Christus aanneemt. En hoe neemt een verloren en schuldverslagen zondaar dan Christus aan? Het antwoord moet zijn: door een waar geloof in de aanbieding van het evangelie.

Het geloof

In de harten van schuldverslagen zondaren ontsteekt de Heilige Geest een waar geloof. En waarop richt zich dit geloof? Richt het zich op wat men in zichzelf bezit? Ziet het geloof op zijn tranen en boetvaardigheid? Steunt het op zijn vernederingen en zondekennis?

Hoe schadelijk is het om zondaren die op zoek zijn naar gronden van hun aannemen van Christus te wijzen naar iets dat zij in zichzelf moeten hebben.

Comrie wijst op het verkeerde van zulke leraars, die wel een schijn van rechtzinnigheid vertonen en menen het ware geloof te verdedigen, maar de Catechismus niet verstaan, want, zo vervolgt Comrie dan: „ eensdeels ziet gij dat ze stellen dat onze aandacht eerst zijn moet op hetgeen wij dadelijk in ons hebben en bespeuren en dat het hebben en bespeuren van die gesteldheid ons de verzekering en vrijmoedigheid geeft, dat wij vergeving van zonde en eeuwige gerechtigheid en zaligheid mogen aanvaarden. En het is uit deze gronden dat men de arme mensen aandrijft om in zichzelf steeds na te gaan of ze wel die hoedanigheden bezitten, die hun een gepast voorwerp voor de genade maken, daar niets in ons, ons gepast voor die maakt, als dat wij verloren nakomelingen van Adam zijn" (Catechismus blz. 450).

Het geloof vindt de grond niet in iets van zichzelf, maar in Gods genadige belofte. Mensen naar zichzelf leiden voor een grond des geloofs is de geveinsdheid bevorderen en de ware bekommerden moedeloos maken.

Iets buiten de mens is de grond van het geloof.

Dit „iets buiten de mens" is de genadige aanbieding van Christus en de genade in het Evangelie.

De Heilige Geest overreedt het hart cn doet geloven, dat Christus in het evangelie verlorenen, schuldigen, onreinen en door de Wet veroordeelden tot Zich roept. De boodschap van het evangelie wordt zeer na op het hart gebracht en de mens hoort in al zijn ellende: , .De Meester is daar en Hij roept u". De lieflijkheid van het evangelie, dat zo zonder voorwaarden tot Christus roept en nodigt, doodt, door de kracht van de Heilige Geest, het ongeloof. De Heere Jezus is in dit werk een hartveroverende Minnaar. Alle bezwaren en hindernissen neemt Hij weg.

De zondaar wordt overreed en gewillig gemaakt om Christus aan te nemen, zoals Hij om niet in het evangelie wordt aangeboden.

En het geloof spreekt: , .Nu is niet alleen anderen, maar ook mij, vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God om Christus' wil geschonken.”

De strijd om de toeëigening

Kinderen van God hebben dikwijls een zware strijd over de vraag of zij wel deel aan Christus hebben.

De twijfel en het ongeloof kunnen de geloofsvrijmoedigheid belemmeren. Ieder, die het ware geloof bezit is daarom niet vrij van twijfel.

Er is geen twijfelend geloof, maar er is wel twijfel in de gelovige.

De genade van het geloof kan als vuur zijn, dat onder de as ligt. Wanneer de as wordt weggenomen, verschijnt het vuur echter weer.

In de strijd van het geloof moet men zich wapenen met Gods belofte. Groter zekerheid dan in wat God gesproken heeft, is er niet. Neem de belofte Gods weg en het geloof moet bezwijken.

Langs een weg van strijd worden Gods kinderen geoefend om zich geheel op Gods

belofte te verlaten en hun zekerheid daarin te vinden. Al de zekerheid en hoop van de gelovige ligt dus buiten hem in Gods belofte van zaligheid in Christus Jezus. Maar ook voor een onbekeerde ligt al de hoop en zekerheid in Gods genadige evangeliebelofte.

Waarop kan een zondaar hopen, dan toch alleen op het genadig spreken Gods in Zijn Woord? !

Let er op dat God in het evangelie roept en nodigt. Hij biedt zondaren Christus aan en wel zonder prijs en geld.

Juist deze genadige aanbieding van Gods zijde moet je leren hoe onmachtig en onwillig je bent om Gods genade aan te nemen. Alle ekskuus word je hierdoor ontnomen. De schuld van de onbekeerlijkheid komt vanwege Gods ernstige aanbieding geheel op je eigen hoofd terecht.

Wat zou het een zegen zijn, indien de Heilige Geest je zo van zonde" overtuigen wilde, namelijk „van zonde omdat zij in Mij niet geloven" (Joh. 16:9). Met schaamte en smart zou je belijden een onwillige en goddeloze te zijn.

Van nature werpen we altijd de schuld op God, maar dit houdt direkt op, wanneer God in het hart een werk van genade begint.

Voor één gevaar wil ik nog waarschuwen. Dat is het gevaar om jezelf uit de nood te helpen.

Men kan door de barrière heenbreken en zeggen: „Ik neem Jezus aan". Maar wat heb je dan uiteindelijk?

Slechts een beredeneerd geloof en een papieren Jezus.

Alleen mensen die toebereid zijn door de Heilige Geest, zijn gewillig en bereid om Christus te ontvangen, zoals Hij in het evangelie wordt aangeboden, namelijk als de Zaligmaker van hetgeen verloren is. Velen herstellen de verloren zoon in het huis van zijn vader, voordat hij gezegd heeft: „Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u". Maar hoe kan men nu Christus begeren zonder gevoelen van zijn ellende en schuld? Hoe zal iemand om vergeving bidden voor zonden, die hij niet kent en gevoelt?

Het begint dus niet met de toeëigening: „Jezus is voor mij gestorven". Maar het begint met de vraag naar persoonlijke zaligheid, met de oude en altijd weer nieuwe vraag: „Wat moet ik doen om zalig te worden? ”

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1984

Daniel | 32 Pagina's

De toeëigening van het heil

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1984

Daniel | 32 Pagina's