Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ACHTERGRONDEN VAN HET BOEK NEHEMIA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ACHTERGRONDEN VAN HET BOEK NEHEMIA

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In onze nederlandse Bijbel komt het boek Nehemia na het boek Ezra en vóór het boek Esther. Met deze beide boeken heeft Nehemia gemeen, dat het speelt in de perzische tijd (539-333 voor Christus). Ook de profeten Daniël, Haggaï, Zacharia en Maleachi en enkele psalmen (Psalm 126) vallen in deze tijd.

Het perzische rijk

De perzische tijd, ingeluid door de overwinning van Cyrus (Kores) op Nabonid de koning van Babel in 539, betekende een keerpunt in de geschiedenis van het jodendom. De perzische koningen, wier rijk nog groter was dan het babylonischassyrische rijk — het strekte zich uit van Egypte tot aan India —, stapten af van de deportatiepolitiek, die tot nu toe werd gevolgd door overwinnaars. Cyrus en zijn opvolgers, ook wel genoemd de Achaemenieden, lieten de politieke en de maatschappelijke struktuur van de overwonnen volken intakt. Veroverde steden werden niet meer verbrand, de tempelschatten werden niet meer weggeroofd. De bovenlaag van de bevolking werd niet meer gedeporteerd. Het op deze manier ontvolkte gebied werd niet meer bevolkt door andere onderworpen volken. De perzen hadden een andere, een wat vriendelijker manier om de onderworpen volken onder de duim te houden. Ze lieten de overwonnen volken zoveel mogelijk in hun waarde, of bewezen hen zelfs een gunst. De Perzen lieten gedeporteerde volken op vrijwillige basis terugkeren naar hun vaderland, om daar de verwoeste tempels weer op te bouwen. Cyrus en zijn opvolgers lieten het voorkomen, alsof de goden van de overwonnen volken dezelfde waren als de god die zij dienden.

Dienstbaar aan Gods plan

Hoezeer de motieven van Cyrus ook politiek van aard waren, de Heere heeft Cyrus willen gebruiken om Zijn heilsplan te volbrengen. Zoals in het Nieuwe Testament de volkstelling van de romeinse keizer Augustus dienstbaar is aan Gods plan (Luk. 2), zo moet ook in het Oude Testament de politiek van Cyrus ertoe dienen om het joodse volk weer terug te brengen naar hun vaderland. In Jesaja 44 : 28 lezen we, dat de Heere van Kores zegt: Hij is Mijn herder, en hij zal al Mijn welgevallen volbrengen, zeggende ook tot Jeruzalem: ord gebouwd, en tot de tempel: ord gegrond." In de tijd van Nehemia (445) is de belofte van Jesaja voor het grootste deel in vervulling gegaan. In Ezra 1 : 2-4 is ons het zgn. „edikt van Cyrus" bewaard gebleven. Als gevolg hiervan verlieten ruim 42000 Joden hun bezittingen in Babel en trokken net als Abraham weleer uit het Tweestromenland naar het beloofde land, het land van hun vaderen. Hoewel de Joden de geroofde tempelschatten terug hadden gekregen, en zij van de achterblijvende Joden de nodige goederen ontvingen, was het toch maar een arme groep mensen, die onder leiding van de Pers Sesbazzar en van de afstammeling van David, Zerubbabel, Jeruzalem bereikten. In Psalm 126 kunnen we lezen, hoe blij men was, toen men Jeruzalem bereikte.

De herbouw van de tempel

Na de terugkeer waren er echter veel moeilijkheden geweest met de Samaritanen, die op alle mogelijke manieren probeerden de herbouw van de tempel te laten mislukken (Ezra 4-6). Mede door de prediking van Haggaï en Zacharia kwam in 520 de tempelbouw, welke ongeveer zes-

tien jaar had stilgelegen, weer op gang (Ezra 5 : 1). In het jaar 515 kon de herbouwde tempel in gebruik worden genomen, in het zesde jaar van koning Darius (522-486). De profetie van Jesaja was daarmee voor een groot deel vervuld: e tempel was herbouwd. Sions muren lagen echter nog in puin (psalm 102 : 15). Onder leiding van Nehemia, die door Artaxerxes I (Arthasasta) (464-425) als landvoogd naar Jeruzalem werd gestuurd, zouden ook de muren van Jeruzalem herbouwd worden, ondanks het woeden van de vijanden.

Nehemia de landvoogd

Ongeveer dertien jaar nadat Ezra de schriftgeleerde door Artaxerxes I Longimannus en diens zeven raadsheren naar Jeruzalem was gezonden, om geldelijke bijdragen van de koning en van het joodse volk voor de tempel over te brengen, werd in het jaar 445 de joodse hoveling Nehemia naar Jeruzalem gezonden. Anders dan Ezra, die ook de taak had om de joodse wet in Juda tot grondwet te maken (zie Ezra 7 : 25-26), kreeg Nehemia de opdracht om de muren van Jeruzalem te herbouwen. Nehemia heeft zich in zijn funktie van landvoogd zeer verdienstelijk gemaakt door de muren van Jeruzalem, die sinds de verwoesting door Nebukadnezar in 587 niet herbouwd waren, te herbouwen (Nehemia 2 : 12-3). Behalve dit restauratiewerk heeft Nehemia ook het social onrecht onder de teruggekeerde ballingen bestreden (hoofdstuk 5). Met Ezra heeft hij bovendien de reformatie onder de Joden ter hand genomen (Nehemia 8-10). Als stadhouder had Nehemia veel meer invloed dan Ezra. Het is dan ook middellijkerwijs voor een belangrijk deel aan Nehemia te danken, dat de reformatie zich kon doorzetten. Nehemia 13, dat handelt over de afval van het volk, als Nehemia vanwege het aflopen van zijn mandaat terug is naar Susan, spreekt in dit opzicht duidelijke taal. Tijdens zijn tweede verblijf in Jeruzalem (432) kan Nehemia het volk oproepen tot een nadere reformatie. Net als in de richtertijd en net als in de koningentijd blijkt het al dan niet dienen van de Heere sterk afhankelijk te zijn van de regerende macht.

Nehemia en Ezra voorlopers van het farizeïsme?

Volgens verschillende uitleggers was Nehemia maar een egoïst. Hij doet net, of de restauratie en de reformatie alleen zijn werk zijn. Het aandeel van Ezra in dit opzicht komt nauwelijks uit de verf. Bovendien beschuldigt men Ezra en Nehemia ervan, dat zij de voorlopers zijn van het farizeïsme, zoals we dat kennen uit de tijd van het Nieuwe Testament. Zijn Ezra en Nehemia door hun nadruk op de wet van Mozes niet een beetje wettisch? En is Nehemia zich in hoofdstuk 13 : 14 niet teveel bewust van zijn eigen goede werken, wanneer hij bidt: Gedenk mij, mijn God, in dezen; en delg mijn weldadigheden niet uit, die ik aan het huis van mijn God en aan Zijn wachten (= levieten, priesters) gedaan heb”?

Wat het eerste betreft: ehemia lijkt ons geen egoïst. In het licht van wat we zojuist zagen, namelijk dat het slagen van de reformatie middellijkerwijs voor een groot deel afhankelijk was van het gezag van Nehemia, is het begrijpelijk, dat Nehemia's aandeel meer naar voren komt. Wat het tweede betreft: zra wordt weliswaar een schriftgeleerde genoemd — het oorspronkelijke woord kan overigens ook staatssekretaris betekenen — maar toch mag men hem en Nehemia niet van wetticisme of schijnheiligheid betichten. Het gebed van Nehemia (hoofdstuk 1 : 5-11) verschilt hemelsbreed van het gebed van de farizeeër uit de gelijkenis van Lukas 18. In het eerste is er sprake van schuldbelijdenis en verootmoediging voor de Heere, in het tweede ontbreekt dit geheel.

De verhouding Ezra - Nehemia

Een ander probleem is het gegeven, dat het lijkt, alsof Ezra de wet van de Heere pas heeft voorgelezen, dertien jaar nadat hij in Jeruzalem was gekomen (zie Nehemia 8). Ook zijn er wel uitleggers, die menen, dat de werkzaamheden van Ezra te plaatsen zijn tijdens en na Nehemia, en niet voor en tijdens hem. Het is mogelijk, dat Ezra en Nehemia niet door dezelfde Artaxerxes zijn gestuurd. Men wijst er dan op, dat de maatregelen die Ezra neemt tegen de gemengde huwelijken veel strenger zijn dan de maatregelen die Nehemia neemt. We doen er echter het beste aan de bijbelse volgorde aan te nemen. Nehemia's mildere houding (verbieden van nog te sluiten gemengde huwelijken in plaats van bestaande huwelijken te laten ontbinden, zoals Ezra wilde) heeft waarschijnlijk te maken met het feit, dat Nehemia veel meer politikus is dan Ezra, en hij rekening houdt met de vele weerstanden die Ezra’s

optreden hebben opgeroepen. Het is overigens nog zeer de vraag, of Nehemia in dit opzicht veel minder streng is opgetreden dan Ezra (hoofdstuk 13 : 23-28). We komen dus tot de konklusie, dat Nehemia van 445 tot 433 stadhouder is geweest over Juda (zie 5 : 14). In 432 (zie 13:6) is Nehemia voor de tweede keer naar Jeruzalem gekomen. Het is waarschijnlijk, dat Nehemia ook voor een tweede termijn is benoemd als landvoogd, maar daarover zegt de Bijbel niets. Ezra is vóór Nehemia „ naar Jeruzalem gegaan (458). Hij heeft nog een tijd met Nehemia samengewerkt, hoelang weten we niet. De wantoestanden tussen Nehemia's eerste en tweede verblijf in Jeruzalem, doen vermoeden, dat Ezra toen óf afwezig was, óf reeds overleden was. Een derde mogelijkheid is, dat Ezra wel aanwezig was, maar dat hij niet opgewassen was tegen de hogepriester Eljasib, die voor Tobia, de ammonitische knecht (we kunnen ook vertalen: e ammonitische gouverneur; vergelijk ons woord „minister", dat „dienaar" betekent) een kantoor in de tempel maakte (13 : 4-5).

Nehemia’s gedenkschrift

In het boek Nehemia komen we verschillende keren de uitdrukking tegen: Gedenk mij, mijn God". Het komt drie keer voor in het laatste hoofdstuk (13 : 14, 29, 31b). Het boek Nehemia is dan ook een gedenkschrift, of een dagboek van de hand van de hoofdpersoon Nehemia. Een groot deel van het boek is dan ook in de eerste persoon geschreven. In dat opzicht komt het boek Nehemia overeen met het boek Ezra, dat ook gedeeltelijk in de ik-stijl is geschreven. Het gedenkschrift van Nehemia, dat maar enkele hoofdmomenten uit de tijd van Nehemia's stadhouderschap beschrijft, is waarschijnlijk geschreven in de tijd tussen 445 en 432 of kort daarna. Kenmerkend voor het boek Nehemia zijn de vele naamlijsten die er in voorkomen (vijf naamlijsten in een bijbelboek met dertien hoofdstukken is relatief een hoog aantal) en de centrale plaats die de tempel en de eredienst innemen. In Nehemia vinden we een beschrijving van de viering van het loofhuttenfeest (8 : 14-18), van een biddag (9), en van een dankdag (feestelijke inwijding van de herbouwde muren; 12 : 27-43). In dit verband is het ook niet vreemd, dat er enkele gebeden voorkomen in Nehemia. Een persoonlijk gebed (1 : 5-11), dat veel overeenkomst vertoont met het gebed van Daniël (Daniël 9 : 4-19) en een gemeenschappelijk gebed (Nehemia 9 : 5-38). Ook komen er een aantal korte gebeden van Nehemia in voor (twee wraakgebeden over Sanballat en Tobia; 4 : 4-5 en 6 : 14, en de drie genoemde , , gedenk"-gebeden). Verder nemen de wet van Mozes en de vernieuwing van het verbond een centrale plaats in.

Stijl en inhoud

Wat betreft stijl en inhoud vertoont het boek Nehemia veel overeenkomst met Kronieken en Ezra. Volgens verschillende uitleggers hebben de boeken Kronieken-Ezra-Nehemia vroeger één boek gevormd. Het feit, dat de slotverzen van Kronieken (2 Kronieken 36 : 22-23) gelijk zijn aan de beginverzen van Ezra (1 : l-3a) zou in die richting kunnen wijzen. Verder hebben de Masoreten (dat wil zeggen de joodse geleerden die ons de hebreeuwse en aramese tekst van het Oude Testament hebben overgeleverd), de boeken Ezra en Nehemia als één bijbelboek beschouwd. Dit blijkt uit het feit, dat hun aantekeningen over het aantal verzen dat een bijbelboek telt, die ten behoeve van tekstoverschrijvers altijd aan het einde van elk bijbelboek werden gezet, na Ezra niet voorkomen. Aan het einde van het boek Nehemia wordt dan het totaal aantal verzen van de boeken Ezra en Nèhemia gegeven. De oorspronkelijke eenheid van Ezra en Nehemia kunnen we ook terugvinden in de Septuagint, (de griekse vertaling van het Oude Testament) en in de Vulgaat (de latijnse vertaling van de Bijbel) waarin het boek Nehemia 2 Ezra wordt genoemd. In de hebreeuwse Bijbel komt het boek Kronieken na Ezra en Nehemia, omdat het ook later kanoniek is verklaard dan de eerstgenoemde geschriften. Alledrie de geschriften behoren niet tot de Thora (Wet), noch tot de Nebiim (Profeten), maar tot de Ketubim (Geschriften). Van deze Geschriften vormen ze het sluitstuk. Samen met een aantal buitenbijbelse bronnen (papyri uit joodse kolonie uit Elephantine, Egypte) bieden de boeken Ezra en Nehemia ons een schat aan informatie over de geschiedenis van het jodendom in het perzische tijdperk. We kunnen het boek Nehemia indelen in drie gedeelten:

I Nehemia's zorg voor Jeruzalem: ehemia 1-2:11 II Nehemia's eerste verblijf in Jeruzalem: ehemia 2:12-12 III Nehemia's tweede verblijf in Jeruzalem: ehemia 13

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1984

Daniel | 32 Pagina's

ACHTERGRONDEN VAN HET BOEK NEHEMIA

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1984

Daniel | 32 Pagina's