De naam des Heeren
„En het zal zijn, dat een iegelijk, die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden" Hand. 2 : 21
Toen de Heilige Geest was uitgestort en men alom de grote werken Gods hoorde, werd dit werk terstond door de geest uit de afgrond bespot. De Heilige Geest heeft echter Petrus zo vervuld, dat hij van de grote werken Gods een heerlijk getuigenis mag geven. Petrus begeert (evenals elke dienaar des Woords) dat zijn woorden tot aller oren mogen ingaan.
Petrus' woorden zijn de woorden der Schrift: uit de profeet Joël. Rijk mocht deze spreken van de Heilige Geest, die God op alle vlees uitstorten zou.
Velen zullen echter die Geest tegenstaan. ..Gijlieden wederstaat altijd de Heilige Geest''. Ook op de Pinksterdag wordt dit werk Gods bespot. Later zal het tot de discipelen klinken: „Spreek niet meer in de Naam van Jezus". Zo staat men God tegen en staat men z'n eigen zaligheid tegen. Dan veracht men de liefde Gods, want Hij zond Zijn Zoon, niet om der mensen ziel te verderven, maar om te behouden.
De Heere weet. dat dit moet eindigen in het eeuwig verderf en wat wij in onze natuurstaat daarvan geen besef hebben. Nu wil Hij in Zijn grondeloze barmhartigheid nogmaals vermanen. Tot behoud! Hij wijst op de grote dag van afrekening, de grote en doorluchtige dag des Heeren. Hij, die nu de Zaligmaker is, zal straks als Rechter van hemel en aarde optreden. Ontzaglijk zullen de oordelen zijn. die daaraan vooraf gaan. Uiterste benauwdheid zal er komen over alle ziel, die Hem gram is. Bij de verwoesting van Jeruzalem heeft men daar al iets van moeten doormaken. Maar eens komt voor ieder de grote en doorluchtige dag des Heeren, waarop de fiolen van Gods toorn uitgegoten zullen worden. O. waar zal de mens moeten blijven, als wij zien dat die toorn Gods Christus het bloedige zweet in de hof heeft uitgedrukt?
O, dat mijn woorden tot je oren ingingen en je verslagen werd in het hart, wanneer je nog steeds spot met het werk des Geestes en met de zaligheid van je ziel. Verslagen, evenals die mensen op de Pinksterdag. Want God wijst heden nog een weg ter ontkoming. Rampzaligen kunnen nog zalig worden. Lees maar:
„En het zal zijn, dat een ieder, die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden". Men kan verlost worden van de zonde zelf. En van de gevolgen der zonde. Men kan de zalige gemeenschap met God terug krijgen.
Temidden van de oordelen Gods die komen zullen, en die reeds over de mens gekomen zijn door onze zonde in Adam, heeft God een schuilplaats willen geven.
Het is: de Naam des Heeren. Die Naam is Jezus. Die Naam is Christus. Die Naam is Heiland. Die Naam is Zaligmaker.
En die Naam is een sterke toren, de rechtvaardige zal daarheen lopen, en in een hoog vertrek gesteld worden. Hij is nu de schuilplaats, omdat er voor Hém geen was. Zijn ziel riep uit: „Al Uw golven en Uw baren zijn over Mij heengegaan". Gods toorn is gestild in Zijn Zoon.
En die Naam stelt Hij nu voor en zegt: „Die de Naam des Heeren zal aanroepen zal zalig worden". O. dat nu je eigen nood en de heerlijkheid van Christus je dringe om die Naam aan te roepen: „Gij Zone Davids, ontferm U mijner".
Wanneer de Heilige Geest ons ontdekt aan onze verlorenheid voor God en anderzijds iets laat zien en gevoelen van Zijn bereidwilligheid en bekwaamheid om de grootste der zondaren zalig te maken, dan gaat ons hart aanroepen: , , Och Heere, och wierd mijn ziel door U gered".
En dan het onverdiende wonder: „Toen hoorde God, Hij is mijn liefde waardig". Hier staat ook, dat wie die Naam zal aanroepen, zalig zal worden. ZAL! Dat is Gods Woord. En Zijn woord is de waarheid. Het mocht al door zo velen ervaren worden.
Helaas, zucht iemand, 't zal voor mij niet zijn. Ik ben te diep gezonken. Mijn vijandschap is te groot geweest. Ach ik kan zelfs niet meer roepen: , , Ik roep mij moe in deze jammerstaat."
Ach, zucht iemand, ik ben misschien niet uitverkoren, meer nog: ik heb de rampzaligheid verdiend.
Kom eens vermoeide ziel. lees in de tekst eens dit ene woord: , een ieder". O. dat de Heilige Geest die ene woord lieflijk in je ziel wilde brengen. Dan wordt God verheerlijkt in Zijn eigen werk. Mijn jonge vrienden, buiten de bevindelijke kennis van deze Naam is geen zaligheid, maar slechts de toorn van God (Joh. 3 : 36).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1985
Daniel | 32 Pagina's