Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theodorus van der Groe

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theodorus van der Groe

Bijlage Daniel

13 minuten leestijd

Woensdag 14 augustus 1985, drie uur in de middag. Buiten schijnt de warme zon. Haar stralen verwarmen de aarde en spelen met de kinderen, die opgaan in hun spel. De bijen hebben het druk om alle nog open gegane bloemen te bewerken. Ze werken zolang het dag is.... Het is bijna een uur later. Plotseling wordt het aardedonker. Zwarte wolken, vermengd met iets groens, komen dreigend dichterbij. De schemerlamp moet aan. Een laatste kind gaat verschrikt naar binnen. Dikke druppels vallen waarschuwend op de pas gedroogde grond. Het begint te waaien. De takken, die zojuist roerloos prijkten, worden door de nu steeds heftiger wordende winden gebogen en — soms geknakt. De regen klettert niets ontziend neer. Het duurt allemaal niet eens zo lang. Wel lang genoeg om terug te denken aan een enkele zin uit een biddagpredikatie over Jeremia 23 : 33, van ds. Theodorus van der Groe: God zal nu van jaar tot jaar, Zijn slaande hand hoger en hoger over ons opheffen. Hij zal Nederland bezoeken met zwaard, met hongersnood, met pestilentie, met verdervende watervloeden en met allerlei zware plagen en oordelen. Hij zal het land bij lichte dagen verduisteren en deszelfs inwoners met tuimelwijn van Zijn toorn overvloedig drenken. De Heere zal het overal volmaken van beroering en benauwdheid; Hij zal al het volk doen weten, wat het te zeggen is, dat Hij haar verlaten heeft en uit het midden van haar geweken is". Wie was Theodorus van der Groe? In welke tijd leefde hij? Met welke mensen? Wat is de betekenis van zijn theologie? Enkele van deze vragen wil ik in kort bestek proberen te beantwoorden met het doel je belangstelling en liefde op te wekken zodat je zelf zijn werken zult gaan lezen.

Zijn jeugd

Theodorus van de Groe werd geboren in 1705 in Zwammerdam, waar zijn vader, Ludovicus predikant was. Hij was het tweede kind uit dit huwelijk. Het eerste kind was de later zo bekende Eva van der Groe. Het derde kind heette Simon. Ook deze is, evenals Theodorus, later predikant geworden.

Deze drie kinderen waren, ook later, hecht aan elkaar verbonden. Een verbondenheid, die stoelde op de wetenschap, kinderen van één Vader te zijn. Dit weten werkte de Heere in hun hart, toen ze vaderloos op de wereld stonden. Toen hun vader nog geen veertig jaren was, maakte de pest een eind aan zijn aards bestaan. Moeder Van der Groe bleef toen achter met haar drie kinderen.

Theodorus en later ook Simon, werden door moeder voorbestemd tot het predikambt. Achteraf mogen we zeggen dat de Heere Zelf Johanna van der Groe tot deze keus heeft gebracht. Na de nodige vooropleidingen te hebben genoten, werd Theodorus (vroeger Dirk genoemd) in 1724 theologisch student te Leiden. Tijdens zijn studietijd heeft hij al het mogelijke gedaan, de Bijbel in zijn oorspronkelijke talen te leren kennen, en eigen te maken.

Tevens heeft hij zich in deze en in latere tijd verdiept in al hetgeen de Heere ons in de Reformatie schonk, in mannen als Luther, Melanchton en Calvijn.

Predikant te Rijnsaterwoude

Op 31 januari 1729 werd Theodorus, na een preekvoorstel over Deut. 18:15 door de Classis Leiden toegelaten en beroepbaar verklaard. Na ongeveer een halfjaar werd hij beroepen te Rijnsaterwoude. Na de nodige plichtsplegingen gepleegd te hebben, deed hij 19 maart 1730 zijn intrede met een preek over 1 Thess. 11:8 „Alzo wij, tot u zeer genegen zijnde, hebben u gaarne willen mededelen, niet alleen het Evangelie van God, maar ook onze eigen zielen, daarom dat gij ons liefgeworden waart".

Het was in deze plaats, dat de grote ommekeer in zijn leven plaats vond. Voor alle duidelijkheid zij vermeld, dat die verandering niet inhield een herroepen van hetgeen hij voorheen verkondigd had, zoals bijvoorbeeld ds. Ledeboer deed. Wel , werden zijn preken anders in die zin dat er voor het onderwerpelijke, de toepassing, het „wat heeft de Heere hiermee tot mij te zeggen" een ruimere plaats werd toebedeeld. Als weinig anderen kreeg ds. Th. van der Groe te zien dat „spreken over en spreken uit" voor hemzelf tekort was voor de eeuwigheid. Hem werd door de Heere getoond, dat alleen de gerechtigheid van Christus redt van de dood. Het weten dat al zijn zonden, uit genade alleen om Jezus' wil vergeven waren, gaf hem de ware rust. Deze kennis en dit vertrouwen geeft daar ook pas reden toe. Het zou het centrale thema worden in zijn verdere leven. Als een der laatste „groten" uit zijn tijd, zal hij het geloof, dat zich kan inbeelden waar geloof te zijn, terwijl het dat toch niet is, ontmaskeren. Niet uit hardheid want volgens zijn eigen zeggen zou hij dan liever worden als Zacharias (Luk. 1 : 20). „Ik mag de waerheit zeggen, gelooft zij de Heere, dat Hij mij een week en teder herte geschonken en innerlijke barmhartigheit voor het geringste schaepje Sijnes Soons en voor het swakste lammetje, soo dat ik het gene kwaedt sou mogen doen, maer het liever alle dagen in mijn schoot wilde sagtkens strelen totdat het sterck en gesondt wierde!"

Zijn bekering, waar de Heere een Hem dienende vrouw voor gebruikte, bleef niet onopgemerkt. Het was niet alleen te horen doch ook te zien. Wanneer je naar zijn portret kijkt, dan kun je zien dat het rechteroog gekwetst is. A. W. C. van Dijk verhaalt in zijn boek: „Die des nachts Zijn huis bewaakt" daarover het volgende: „Van der Groe beminde de studie. Hij koos daartoe de nachtelijke uren uit. Zo was hij op zekere nacht daarmee werkzaam, toen zijn ogen bezwaard werden door de slaap, terwijl hij bezig was, zijn pen te vermaken. Met het pennemes in de handen, knippen zijn ogen toe, het hoofd knikkebolt en het scherpe mes doorsteekt hem het oog...."

Theodorus van der Groe maakte de Gods daad aan hem geschied, bekend naar aanleiding van de gewichtige woorden van de Heere Jezus in Matth. 5 : 29 „Indien dan uw rechteroog u ergert, trek het uit en werp het van u; want het is u nut, dat één uwer leden verga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde".

Kralingen

Na een periode van tien jaar werd een zeer dringend beroep op hem gedaan door de gemeente van Kralingen. Nadat de Heere ds. Van der Groe had laten zien, dat dit dorpje, dicht bij Rotterdam ook Zijn plan was, ging hij.... Het beroep ging vanwege de bemoeienissen van de overheid, wat moeilijker dan tegenwoordig. Na eerst „handopening" gekregen te hebben van de burgemeesters van Rotterdam en de Ambachtsheren van Kralingen, werd uiteindelijk een drietal gesteld. De kerkeraad verkoos ds. Van der Groe. De beroepsbrief werd dan eveneens de overheid ter goedkeuring toegezonden. Vervolgens was nodig een goedkeuring van de classis. In juli 1740 was het dan zover. Ds. Van der Groe werd bevestigd in zijn nieuwe gemeente met de woorden uit Openbaring 2:10: Zijt getrouw tot den dood en Ik zal u geven de kroon des levens". De gemeente van Kralingen zou hij tot zijn dood mogen dienen. Dus 44 jaar. Toen hij in deze gemeente stond, werd ds. Van der Groe alom bekend. Niet alleen vanwege zijn orthodoxe leer en zeer ernstige levenswandel, maar ook wegens zijn schrijven over het wezen des geloofs en zijn konflikt met enkele Rotterdamse predikanten. De vraag die in de 18e eeuw voortdurend gesteld en beantwoord werd, was deze: Behoort de zekerheid van de vergeving der zonden tot het wezen van het geloof? " Ook ds. Van der Groe gaf antwoord op deze vraag.

Onder ander in zijn boekje:

„Beschrijvinge van het oprecht en sielsaligend geloove". In dit boekje waar hij ook oude theologen als Willem Teellinck, Caspar Olevianus citeert, gaat hij uit van Zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus. Uiteindelijk vat hij zijn antwoord als volgt samen:

Wij bekennen dat in onze belijdenis en Catechismus schriftmatig wordt geleerd

1. dat het zaligmakend geloof er niet kan zijn zonder kennis van de Persoon en de verdienste van de Heere Jezus Christus en dat niemand kan zalig worden dan die de weldaden van Christus met een oprecht geloof aanneemt;

2. dat tot een waar geloof vereist wordt een vast vertrouwen van het hart, waardoor een ieder gelovig mens zichzelf verzekerd houdt dat niet alleen anderen maar ook hem vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, alleen om de verdienste van Christus' wil.

Hiertegen verwerpen wij als onschriftmatig en strijdig tegen onze belijdenis en catechismus

1. dat de mensen zalig kunnen worden door een geloof, hetwelk zonder de Persoon en de verdienste van de Heere Jezus is;

2. dat tot een waar geloof niet wordt vereist een vast vertrouwen, waardoor de gelovige hem verzekerd houdt, dat hem zijn zonde om de voldoening van Christus vergeven zijn.

Van der Groe en Groenewegen

De man die onder meer om bovenstaande belijdenis (wat in wezen zijn „Beschrijvinge" is) in verweer meende te moeten komen, was Groenewegen. Deze, vooral bekend door zijn dichtwerk „De Lofzangen Israëls", stond in zijn tijd bekend als een zeer vroom en godvrezend persoon. Vanwege zijn vele kontakten, was hij een bekende van veel predikanten, ouderlingen en vromen in het land zoals o.a. ook van ds. Th. van der Groe en dr. Comrie. Tegen beiden had hij echter inhoudelijke bezwaren.

Tegen ds. Van der Groe kwamen daar de nodige persoonlijke grieven nog bij. Zijn bezwaren tegen ds. Van der Groe verwoordde hij in brieven aan een zeer intieme vriend van ds. van der Groe, de heer A. van der Willigen. In een zestien punten tellende brief wil Groenewegen aan hem duidelijk maken dat ds. Van der Groe er toch wel een eind naast zit in zijn voorstelling van zaken betreffende de leer over het wezen van het geloof. De vroege kerk van de Reformatie (waarmee ds. Van der Groe zich nauw verwant voelde) had nog maar net uit de duistere afgrond van Rome, niet zoveel licht in deze zaken, als de tijden daarna, volgens Groenewegen. Ook vindt hij het nogal droevig dat ds. Van der Groe zijn eigen tijd als geesteloos bestempelt, terwijl hij „het werk van Gods Geest loochent dat uitziet naar Jezus, dat dorst naar Hem, dat naschreien, wensen, toevlucht nemen, opdragen, ja al was het aannemen en toevertrouwen". Ds. Van der Groe zou zich verbeelden met enige anderen, Gods volk te zijn, terwijl hij het overige van dat volk bitterheid aandoet. In een zeer uitvoerige en liefdevolle brief, geeft ds. Van der Groe uiteindelijk een ongevraagd antwoord. Dan staakt, voor zover wij weten, het kontakt. De verschillen echter blijven!

Van der Groe en Comrie

Ook dr. A. Comrie kon zich niet vinden in de voorstelling van Van der Groe, alhoewel volgens dr. Comrie „in het einde der zaak geen verschil is" verschilde hij wel „in de aanvang van Gods werk". Om het niet al te ingewikkeld te maken volgen hieronder schematisch drie verschillen.

dr. A. Comrie

1. Leert een viervoudige rechtvaardigmaking in onderscheidene trappen.

2. Leert in navolging van Zanohius, Gomarus, Maccovius en Voetius de scholastieke onderscheiding van een hebbelijk geloof (habitus) en een dadelijk geloof (actus).

3a. Wilde niet van voorbereidingen spreken, maar noemt het een dwaling der eenvoudigen dat men het werk van de Geest vóór de dadelijke bewuste geloofsvereniging een voorbereidend werk noemt.

3b. De zaligmakende overtuiging is een voortvloeisel uit het hebbelijk geloof en de onbewuste vereniging met Christus.

ds. Th. van der Groe

1. Deze viervoudige rechtvaardigmaking geschiedt in een punt des tijds. Daarin wordt een zichzelf goddeloze zondaar door het geloof gerechtvaardigd.

2. Leert in navolging van de eerste reformatoren de bewuste geloofsdaad, waardoor de uitverkoren zondaar, Christus met al Zijn verdiensten aanneemt en met Hem verenigd wordt. Geloof, rechtvaardigmaking, wedergeboorte vallen in één punt samen.

3a. Leert uitdrukkelijk het voorbereidend werk van de Geest voor en tot het geloof.

3b. De zaligmakende overtuiging van de uitverkoren zondaar leidt tot het ware geloof en de bewuste vereniging met Christus.

Rotterdamse predikanten

Dan nog iets over het konflikt met enkele Rotterdamse predikanten in 1756. Dit konflikt liep over de vraag „of het recht van vrije beroeping ook het recht van vrije nomatie in zich sloot. Ds. Bruinings en ds. P. Hofstede e.a. vonden dat de overheid wel enige invloed mocht uitoefenen en betreffende het stellen van kandidaten (=nominatie). De kerkeraad van Rotterdam en met haar waarschijnlijk ds. Van der Groe, toonden na een remonstrantie (^bezwaarschrift) van Hofstede en Bruinings, in een contra-remonstrantie, het tegendeel aan. Bovendien gaf ds. Van der Groe nog een geschrift uit van Prof. Voetius, handelend over de kerkelijke macht. Na wat geschriften over en weer, scheen de strijd geluwd.

Echter in 1757/1758 verscheen in gedeelten de „Kralinger Twistschriften" door een „Genootschap van Letterbeminnaars". In deze „aenmerkingen" voortkomend uit bovengenoemd konflikt werd ds. Van der Groe op een zeer minderwaardige en hatelijke wijze publiekelijk ten toon gesteld. Men stelde hem de lezers voor als: Het hoofd der hedendaagse Arianen, dweper, de Kralingse betweter, baggerboer, Spinozist, Anti-christ enz.". Ook bedacht men namen op de eerste letters van zijn naam zoals: Twistzieke Verdeler Der Gemeenten en Trotse Vegter, Dolle Goliath". Zo moest (mocht) ook ds. Van der Groe gaan in het pad van Zijn Meester: Die, als hij gescholden werd, niet wederschold" (1 Petr. 2 : 23).

Het einde

Na vier en veertig jaar te Kralingen kwam ook voor ds. Van der Groe het jaar van sterven. Zijn sterven was een ontslapen in Christus. De kerkeraad deelde het in de volgende bewoordingen mee: „Op den 24 juny dezes jaars des voormiddags ten tien uuren trof deze Gemeente de langgevreesde slag: Onze getrouwe Herder en leraar, de Wel. Eerw. Godz. en zeer gel. Heer Theodorus van der Groe, sedert 't jaar 1730 tot het einde zijns levens volijverig Bedienaar des Goddelijken Woords, zo te Rhijnzaterwoude als alhier, na eene bedlegering van ruim veertien dagen en toenemende verzwakking, in de ouderdom van bijna 79 jaaren, tot onze groote droefenis, door een zalige en Godverheerlijkende dood van zijn post afgeroepen en in de ruste zijnes Heeren overgebracht".

Lees van der Groe

Na deze eerste kennismaking nog een praktische raadgeving.

Je zou bijvoorbeeld kunnen beginnen met „Brieven van Theodorus van der Groe", vervolgens „Elf leerredenen" en „De Waarachtige Bekering". Na deze boeken zul je zijn uitlegging van de Heidelbergse Catechismus en zijn „Toetssteen" niet ongelezen willen laten.

Tot slot nog een gedeelte uit het laatstgenoemde boek (zijn hoofdwerk) bedoeld als laatste (en misschien wel eerste) aansporing.

„Velen menen dat de Heere doof is, en dat Hij Zich door een sterk en dringend gebed, met luid misbaar, allerbest tot barmhartigheid laat bewegen: maar zij verstaan de kunst van de Tollenaar niet, om Gods hart wijd te openen met een enkel gebed van vijf woorden. Doch dit komt meest daar vandaan, omdat de Tollenaar zich zo nabij de hoogen God bevond, en deze mensen staan nog zo veel mijlen van Hem af; daarom moeten zij zo hard roepen en hun geroep zo dikwijls herhalen. Konden de geveinsden en de tijdgelovigen, terwijl zij, in de benauwden angst van hun overtuigingen zijn, een langen ladder van tranen en gebeden maken om daarmede in de hemel te klimmen, zij zouden dat voorzeker nog liever doen, dan hun gansche ziel aan God in Christus overgeven met een enkele Tollenaarssmeekking: „O God! Zijt mij zondaar genadig". Een arm boetvaardig zondaar die reeds op den kant van den hel ligt en die zijn laatste steunsel nu verloren heeft heeft dan zoo geen tijd meer over om lang te bidden, maar hij grijpt dan slechts, met een greep des geloofs, enkel de genade aan en houdt die vast en dan is hij behouden...."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1985

Daniel | 32 Pagina's

Theodorus van der Groe

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1985

Daniel | 32 Pagina's