Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ook jongeren uit onze gezinnen verlaten de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ook jongeren uit onze gezinnen verlaten de kerk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is in ons land heden ten dage sprake van een omvangrijke kerkverlating. De cijfers in de kerkelijke jaarboeken van de kerken spreken op dit punt duidelijke taal. We maken in Nederland een snel proces van ontkerstening mee. dat zich vooral voltrekt onder de jongeren.

Enkele maanden geleden verscheen een brochure met gegevens over de verhouding van jongeren ten aanzien van geloof en kerk. waarin deze trieste ontwikkeling nog eens beschreven wordt. Zo blijkt dat 63% van de Nederlandse jeugd zichzelf niet meer tot een kerk rekent. Van de overige 37% gaat slechts een derde deel minstens eenmaal per week naar de kerk. Dat is één op de acht Nederlandse jongeren. Als je deze cijfers op je laat inwerken, dan schrik je toch wel even. Is het al zo erg? Dan is het niet teveel gezegd als gekonstateerd wordt dat Nederland zendingsgebied is geworden. Wat bedenken we dat toch weinig. En wat staan we er weinig bij stil dat deze ontwikkeling ook onze gezinnen niet voorbij gaat.

Ook onder ons

Ook onder ons groeit het aantal jongeren dat de kerk verlaat. Ik heb er de dissertatie van dr. C. S. L. Janse eens op nageslagen. Op bladzijde 208 staat een paragraaf over kerkverlaters die zich niet meer bij een kerk aansluiten. Janse geeft aan dat in de Gereformeerde Gemeenten in een periode van bijna 20 jaar (1965-1983) ruim 3800 leden en doopleden onkerkelijk zijn geworden. Een eenvoudig rekensommetje aan de hand van de kerkelijke jaarboekjes over de periode 1980-1984 wijst uit dat in deze periode ruim 1500 leden en doopleden onze gemeenten hebben verlaten zonder zich aan te sluiten bij een andere kerk. Er is onmiskenbaar sprake van een stijgend aantal kerkverlaters. met name jongeren (7Ó% van het totaal).

Deze cijfers stemmen nog meer tot bezorgdheid. Het gaat hier immers over onze jongeren. Wat is het erg als jongeren (en ouderen) de kerk gaan verlaten en daarmee de dienst des Heeren vaarwel zeggen. Ook deze jongeren zijn immers gebracht op het erf van het verbond. Evenals wij hebben ook deze jonge mensen eenmaal het teken en zegel van Gods verbond ontvangen. En nu? Voor de kerk voortaan onbereikbaar? En wij die bleven? Stemt het ons nog weieens tot zelfonderzoek? In onze gezinnen? In de gemeente? Als jongeren van de gemeente? Stellen we onszelf nog weieens de vraag of door onze levenswandel onze naasten (dat zijn ook de jongeren van de gemeente) voor Christus gewonnen worden?

Het lege testament

In de grote kerken is de situatie verhoudingsgewijs wel het ernstigst. In de Gereformeerde Kerken zeggen jaarlijks meer dan 6000 doopleden de kerk vaarwel. Wat de doopleden betreft is dit gelijk aan de helft van de jaarlijkse aanwas door doopsbediening!

Men heeft daarbij vastgesteld dat de meeste jongere kerkverlaters zo'n jaar of vijf nadat men het ouderlijk huis heeft verlaten tot een definitieve breuk met de kerk komen. Binnen de classis Groningen van de Gereformeerde Kerken heeft men onlangs een onderzoek laten instellen naar de oorzaken van dit verschijnsel. Op verzoek van de classis heeft de heer P. van der Ploeg, student godsdienstsociologie aan de rijksuniversiteit te Groningen, een onderzoek ingesteld onder zestien Gere-

formeerde jongeren die de Gereformeerde Kerk van Groningen hebben verlaten. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in een doctoraalscriptie die onlangs onder de titel , , Het lege testament" is gepubliceerd. Van der Ploeg heeft in de vorm van uitvoerige interviews gezocht naar de motieven van kerkverlating bij de zestien jongeren.

Uit de gesprekken is gebleken dat het een misvatting is te denken dat het allemaal wel meevalt. Er zijn kerkelijke kringen waar men de opvatting huldigt dat de jeugd de kerk verlaat, omdat ze anders geloven, andere vormen kiezen. Uit het onderzoek komt echter een beeld naar voren van jongeren die zo goed als niets meer geloven, en die slechts leven voor hun werk. hun hobbies en hun vrienden. Er is sprake van een radikale ontkerstening. Een andere opmerkelijke bevinding was, dat het proces van losweking van de kerk niet pas begint na het verlaten van het ouderlijk huis. Al onttrekt men zich formeel pas na enkele jaren, de meesten zijn dat al van plan vanaf het moment dat men in verband met studie of beroep zelfstandig gaat wonen. De kerkverlating is veelal niet in de eerste plaats het gevolg van de invloed van de onkerkelijke. geseculariseerde samenleving. Uit het onderzoek blijkt veeleer dat van huis uit de kerk. het christelijk geloof en de gereformeerde belijdenis zonder wezenlijke inhoud zijn gebleven.

In de verwereldlijking van binnenuit, een geloven-zonder-inhoud en het ontbreken van een betekenisvolle godsdienstige opvoeding liggen de oorzaken van de ontkerstening van jongeren. De definitieve breuk met de kerk volgt daarop. Vrijwel alle ondervraagde jongeren leggen zelf de oorzaak bij de godsdienstige sfeer van thuis. In de huiselijke sfeer merkte men nauwelijks iets van de betekenis van de Bijbel, het geloof en de kerkgang. Over preken en ambtsdragers werd enkel in kritische zin gesproken. Bijbellezen, kerkgang en gebod, voor zover nog aanwezig, waren niet meer dan uiterlijke vormen. En nadat deze jongeren op zichzelf kwamen te staan, bleek het niet moeilijk om deze vormen los te laten.

Hoe staat het met onze gezinnen?

Uit het onderzoek onder de zestien gereformeerde jongeren blijkt dat de ouders van deze jongeren de betekenis van de kerk en de belijdenis nauwelijks konden overdragen aan hun kinderen. In veel gevallen was er zelfs geen gesprek met de kinderen over kerk en geloof. De vraag rijst hoe dat in onze gezinnen ligt. Ook onder ons zeggen jongeren de kerk vaarwel. Zijn daarvoor misschien dezelfde oorzaken aan te geven? Is er ook in onze gezinnen sprake van innerlijke secularisatie? Moet van onze gezinnen gezegd worden dat we ten diepste werelds leven en dat bijbellezen, kerkgang en gebed niet meer dan uiterlijke vormen zijn? Ontbreekt misschien ook in onze gezinnen een godsdienstige opvoeding waarbij leer en leven een eenheid vormen? Het is niet zo gemakkelijk om op deze vragen een eenduidig antwoord te geven. Nog moeilijker is het om vanuit een beperkt onderzoek in een andere kerkelijke situatie lijnen te trekken naar het eigen kerkelijk leven. Er zijn fundamentele verschillen tussen de kerkelijke situatie in de Gereformeerde Kerken en het geestelijk klimaat in onze gemeenten. In de Gereformeerde Kerken is het geloven veelal een automatisme geworden. Daarentegen wordt in onze gemeenten veel meer de nadruk gelegd op de noodzaak van bekering en wedergeboorte. Er is onder ons toch vaak nog wel een besef van de ernst van dit leven als voorbereidingstijd voor de eeuwigheid. In de prediking wordt ook aan de jongeren voorgehouden de leegte van een leven buiten God en de rijkdom van

een leven met de Heere. Als jonge mensen in de middellijke weg mogen gaan zien dat deze zaken van wezenlijke waarde zijn, dan zal hen dat ook bewaren bij Gods Woord en de gemeente.

Wat is het een voorrecht als er in onze gezinnen over deze zaken gesproken wordt met de kinderen. Wat is het juist vandaag van belang dat jongeren mogen opgroeien in een gezin waar gesproken wordt over de dienst des Heeren en waar de kinderen het merken dat vader en moeder met deze dingen bezig zijn.

Wat doen we onze kinderen tekort als de dienst des Heeren in onze gezinnen beperkt blijft tot uiterlijke vormen, terwijl de dingen van de wereld de belangrijkste plaats innemen. Onze kinderen merken dan immers wel dat de televisie, de nieuwe auto of de vakantie, om maar enkele voorbeelden te noemen, van groter gewicht zijn dan de dingen die voor de tijd én de eeuwigheid van het allergrootste belang zijn.

Het gesprek met de kinderen

In de opvoeding van onze kinderen is naast het voorleven het gesprek van grote waarde. Ouders zullen er alles aan moeten doen om kontakt te blijven houden met hun opgroeiende kinderen. Het zou weieens kunnen zijn dat ook in onze gezinnen er sprake is van een uiteengroeien van ouders en kinderen. Het is voor veel ouders ook moeilijk om daarin de juiste weg te vinden. Naar aanleiding van een vraaggesprek in , .Daniël" ontvingen we een brief van een ouder, waarin dit probleem mijns inziens heel duidelijk aangegeven wordt. In de brief staat het volgende:

„M n gedachten gaan uit naar de steeds sneller wisselende tendenzen binnen onze samenleving (normen en waarden, wetenschap etc.). Bepaalde ontwikkelingen zijn niet altijd meer bij te houden. Ik denk dat dit ook z'n weerslag heeft op het gezin. Tenminste dat is mijn ervaring. Ouders komen op die manier voor grote vragen te staan. Terwijl de kinderen dat aan hun ouders merken en met hun vragen niet bij hun ouders durven aankloppen.

Voorts kan een kind hoewel opgevoed naar , , onze" maatstaven, in de middelbare schooltijd of voortgezet (beroepsjonderwijs tot heel andere inzichten komen. En die inzichten zijn anders dan thuis geleerd is. Ik denk wanneer er dan vervreemding optreedt dat dit niet direkt aan de ouders ligt. Voor een groot gedeelte ligt de oorzaak bij de jongere zelf. Hij, zij mist de moed en eerlijkheid om over die nieuwe inzichten te praten. Dat kan zijn omdat ze een rel verwachten, toch gebeurt het ook op de volgende wijze. De ouders merken een verandering bij hun kind. Maar hoe ze ook gissen en vissen wanneer een kind niet wil dan kunnen zij, de ouders, alleen nog maar de deur openhouden om niet het kontakt met hun kind te verliezen.”

De laatste zin wil ik van harte onderstrepen. Laten we alles proberen te doen om ..de deur open te houden"! Open houden wil ook zeggen dat de deur open geweest is. Is dat in onze gezinnen zo? Is het gesprek er al met onze kinderen als ze in de schoolleeftijd zijn? Daar moet de basis gelegd worden. Dan kan er op 14. 15. 16-jarige leeftijd ook een vervolg zijn. Ook als het soms moeilijk is om tot een gesprek te komen. Juist op deze leeftijd ligt vaak het begin van de vervreemding van thuis en van de kerk. Destemeer is het nodig dat ouders in biddend opzien tot de Heere het kontakt met hun kinderen proberen te behouden.

En dan zijn er onder ons ook ouders en misschien lezen juist zij dit artikel ook wel, die moeten zeggen dat ze ondanks alles wat ze hebben mógen doen, een kind (of meerdere kinderen) hebben moeten loslaten. Hun kind heeft de kerk verlaten. Maar ook dan mag de deur nog openblijven. Misschien zijn de mogelijkheden voor een gesprek er nauwelijks meer Toch kan er soms ongedacht een opening zijn. Waar wij geen wegen meer zien. daar is de HEERE machtig om een weg te openen. En waar het gesprek met onze kinderen niet meer mogelijk is. daar blijft altijd open de weg tot de HEERE. om de nood van onze kinderen te brengen tot Hem.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1985

Daniel | 32 Pagina's

Ook jongeren uit onze gezinnen verlaten de kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1985

Daniel | 32 Pagina's