Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het genadeverbond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het genadeverbond

14 minuten leestijd

Alvorens we over het genadeverbond kunnen spreken, moeten we eerst weten wat er met het woord „verbond" in de Schrift bedoeld wordt. Het hebreeuwse woord, dat door verbond vertaald is, komt 283 maal in de Schrift voor. Het hebreeuwse woord voor verbond is „berith". Dit woord is afkomstig van „biritoe", hetwelk snijden betekent.

Onderzoekers tonen aan dat dit samenhangt met de gewoonte om bij het maken van een verbond dieren in stukken te snijden en daarna als verbondspartners tussen de gedeelde stukken door te lopen. Men wilde daarmee duidelijk maken dat zoals de twee stukken van het dier samen horen, zij voortaan bij elkaar horen. Wie het verbond brak, moest het vergaan zoals het in tweeën gehouwen dier.

De Heere heeft Zich bij deze wijze van verbondmaken aangepast, zoals we duidelijk lezen in Genesis 15. Er is echter een opmerkelijk verschil met menselijk verbondmaken.

Abraham en God gaan niet als gelijke partners tussen de stukken gekloofde dieren door. Terwijl Abraham sliep, ging de Heere alleen tussen de stukken door. Abrahams aandeel is in dit verbond nihil. Dit leert ons direkt al een heel belangrijke zaak.

In een verbond tussen God en de mens is van gelijke partners geen sprake. God richt het verbond met de zondaar op in Zijn ontferming. Hij neemt het initiatief en verbindt Zich eenzijdig en ontfermend om de God van de zondaar te zijn.

Het maken van een verbond was in de oudheid niet alleen een bijzondere gebeurtenis, maar bevatte ook allerlei afspraken.

Zo lezen we in 1 Koningen 20 : 34 van het verbond, dat Achab maakte met de Syrische koning Benhadad. De inhoud van dit verbond kende allerlei welomschreven en plechtig vastgelegde verplichtingen en rechten, zoals het recht van Achab om in Damascus Joodse winkelstraten aan te leggen.

Een verbond was een overeenkomst waarbij vooral ook de onverbrekelijkheid sterk op de voorgrond stond. Daarom was er bij een verbond ook altijd sprake van een eed. We zien dit bijvoorbeeld bij het verbond dat Abraham en Abimelech maakten in Genesis 21. De plaats waar dit verbond gesloten werd, is genoemd naar de eed, die beiden afgelegd hadden. Zij noemden deze plaats Ber-seba, dat is: de put van de eed.

Ook werd wel zout verbrand bij het maken van het verbond. Zo wordt in Numeri 18 : 19 en in 2 Kron. 13 : 5 in dit verband gesproken over een zoutverbond. Zout wijst op de duurzaamheid van het gesloten verbond.

Er was ook een nauw verband tussen het verbond en het nageslacht. Een verbond was niet alleen een overeenkomst tussen de personen, die het verbond aangingen. Het verbond bond ook het nageslacht. Dit lezen we van het verbond tussen Abraham en Abimelech. In Genesis 21 : 23 staat dienaangaande: Zo zweer mij nu hier bij God. Zo gij mij of mijn zoon, of mijn neef liegen zult."

Wanneer Mozes het verbond met God en Israël vernieuwt en de Israëlieten opnieuw plechtig in een verbond met God verbindt, zegt hij nadrukkelijk: En niet alleen met ulieden maak ik dit verbond en deze vloek" (Deut. 29 : 14-22). Hij maakt aan hen duidelijk, dat ook het nageslacht door dit verbond gebonden is om God te dienen en zegt: ook het navolgende geslacht, uw kinderen, die na u zullen opstaan."

Gods genadeverbond met de mens

Bij dit sluiten van verbonden heeft God Zich aangesloten. Hij sluit in Zijn ontferming een verbond met mensen.

Het verschil is echter dat bij het verbond tussen God en de mens van geen gelijkwaardigheid sprake is. Het initiatief gaat

van God uit. Hij buigt Zich neder en begeeft Zich in een verbond met de zondaar. Het verbond is een geschenk van Gods onverdiende genade. Het is een daad van liefde en ontferming. Dit behoort tot het wezen of de kern van het genadeverbond.

De heerlijke God van hemel en aarde buigt Zich in ontferming neer tot de schuldige mens en wil aan hem beloften doen en eisen stellen. Het is alles genade en daarom door Calvijn genoemd: „een verbond van louter erbarmen".

Het is belangrijk om hier altijd goed op te letten. Het genadeverbond is nooit een overeenkomst tussen twee gelijkwaardige partijen, waarin God zegt: „U doet uw deel en dan doe Ik Mijn deel". Ook is het nooit zo, dat wij kunnen zeggen: „Ik heb mijn deel gedaan, nu moet God Zijn deel ook nakomen." Het is en blijft een genadeverbond. God is geen kontrakt-God! Hoevelen hebben het genadeverbond tot een kontrakt gemaakt. Zij zeggen: „Indien je gehoorzaamt en doet wat God zegt, zal God Zijn verplichting nakomen en je in de hemel brengen."

Het genadeverbond is geen kontrakt, maar Gods nederbuigen in liefde en ontferming tot een zondaar, die niets bezit dan schuld en vloek.

Toch blijft het wel een verbond. Het blijft een overeenkomst tussen twee partijen, waardoor een eeuwigdurende relatie gelegd wordt tussen God en de zondaren. Maar de mens oefent geen invloed uit op de inhoud van het verbond. Het is God, Die het verbond opricht, bepaalt, dikteert, eist en belooft.

Toch heeft de mens wel degelijk een plaats in dit verbond. Hij moet dit eenmaal gesloten verbond: ewaren en houden (Gen. 7 : 9 en Ex. 19 : 5), aan het verbond vasthouden (Jes. 56 : 4, 6), het verbond niet ontheiligen (Mal. 2 : 10), enz.

Het verbond der genade moet ingewilligd worden in de weg van bekering en geloof. Maar aan deze inwilliging gaat Gods handelen en ontfermen vooraf. Hij roept Abraham uit Ur der Chaldeeën en maakt met hem Zijn verbond en buigt ook Abrahams hart om dit te aanvaarden en zich aan de Heere over te geven.

Gods verbond is ook bindend voor het nageslacht. Ik behoef je daartoe slechts te laten horen hoe de Heere Zijn verbond met Abraham opricht en zegt: En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u" (Gen. 17:7).

De inhoud van het genadeverbond

De belofte staat op de voorgrond in het verbond der genade. Het is geen werkverbond. geen wederzijds kontrakt. God buigt Zich in liefde en ontferming neer tot een gevallen zondaar, die naar Zijn rechtvaardig oordeel tijdelijke en eeuwige straffen verdiend heeft en zegt: „Ik zal uw God zijn!"

Dit brengt ons direkt tot de belangrijke vraag: hoe kan God dit doen? Is het mogelijk voor een heilig God om in een relatie van liefde en genade te treden met een zondig mens?

Het antwoord op die vraag is: dit is mogelijk vanwege het verzoenend werk van Christus. Hij heeft het in de eeuwigheid op Zich genomen om voor Gods uitverkorenen de schuld te verzoenen en aan Gods rechtvaardigheid te voldoen. Hij is hun Verbondshoofd en Vertegenwoordiger geworden om de zonde van Adam te verzoenen en het eeuwige leven te verwerven. In de volheid des tijds is Hij als de Borg der uitverkorenen gekomen en heeft alles wat Hij beloofd had aan de Vader vervuld.

Op grond van het middelaarswerk van Christus kan God een verbond oprichten met de schuldige zondaar.

Jezus Christus is dan ook de inhoud van het verbond der genade. Hij brengt een verzoende relatie teweeg tussen God en de schuldige mens. En juist deze verzoende relatie is het wezen van het verbond der genade. Het gaat in het verbond om de verzoende gemeenschap met God door Christus.

Ik wil het leerstellig gedeelte nu afronden met een hopelijk niet al te moeilijke definitie over het genadeverbond.

Het genadeverbond is de relatie tussen de Drieënige God en Zijn uitverkorenen, waarin Hij belooft hun God te willen zijn, hun zonden te vergeven en hen eeuwig zalig te maken op grond van het plaatsbekledend lijden en sterven van Christus, de Middelaar van het verbond.

De ware gelovigen worden van hun zijde verplicht om uit dankbaarheid voor God te leven, de Heere lief te hebben en te vrezen.

De bekendmaking van dit genadeverbond

Gods verbond betekent vastigheid en betrouwbaarheid. De Heere zal niet doen wat mensen doen. Hij zal Zijn verbond

nooit ontheiligen, ontwijden, vergeten of ontrouw zijn.

Dit betekent, dat Christus het loon op Zijn arbeid ontvangen zal. God zal de uitverkorenen in het bezit van de beloofde goederen stellen. Hoevelen het evangelie ook verwerpen, toch zal God Zijn verbond vervullen. Het is zoals de apostel zegt in Rom. 11:7: , maar de uitverkorenen hebben het verkregen". Het is gelukkig, dat de zaligheid niet afhankelijk is van de veranderlijke mens, maar van de onveranderlijke God. God zal Zijn verbond houden en Jezus zal verheerlijkt worden. Een ieder van de schapen waarvoor Christus als Borg leed en stierf zal tot bekering en eeuwige zaligheid gebracht worden.

Het verbond staat daar borg voor!

Maar hoe bereikt de Heere dit doel? Hoe worden de uitverkorenen deelgenoten van wat in het verbond beloofd is? Het bijbels antwoord is: door Zijn Woord en Geest.

We moeten hier beginnen bij de prediking. Het bijbelse van deze stelling blijkt uit Rom. 10 : 14, waar de apostel zegt: Hoe zullen zij in Hem geloven, van Welke zij niet gehoord hebben? " Dit is het eerste wat God doet. Hij laat het verbond der genade bekendmaken. Zonder deze bekendmaking zouden wij niet weten, dat er in de plaats van het verbroken werkverbond een nieuwe verbond is opgericht. We zouden niet weten van de nieuwe weg, waardoor zondaren door de Middelaar Jezus met God verzoend kunnen worden.

Onder het Nieuwe Testament geschiedt de bekendmaking van het genadeverbond door middel van de gezanten, die Christus na Zijn hemelvaart uitgezonden heeft in de wereld. De korte samenvatting van het werk van deze gezanten lezen we in 2 Kor. 5 : 20: Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus' wege: aat u met God verzoenen." We noemen dit de bediening van het verbond der genade.

Tot wie wordt deze bediening gericht?

Moet het verbond der genade alleen voorgesteld en aangeboden worden aan de uitverkorenen?

Als men dit zou willen en als men zegt dit te doen, toch is dit in werkelijkheid een onmogelijkheid.

De verkiezing is een geheim, dat God alleen kent. Wij weten niet wie de uitverkorenen zijn.

Aan wie moet het verbond dan gepredikt worden? Jezus Zelf geeft ons het antwoord in de opdracht, die Hij Zijn discipelen gaf: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen" (Mark. 16 : 15).

Hoe moet het verbond der genade aan alle hoorders verkondigd worden? Het antwoord is: et vermaning, oproep tot bekering en nodiging tot de genade van God, die in Jezus Christus aan het licht is gebracht. Zo bediende Petrus het verbond der genade op de Pinksterdag: En met veel meer andere woorden betuigde hij, en vermaande hen, zeggende: ordt behouden van dit verkeerd geslacht" (Hand. 2 : 40).

Het genadekarakter van het verbond blijft in de bediening van het verbond bestaan. Het wordt om niet aan zondaren aangeboden.

Van binnen uit het genadeverbond komt de roep tot hen, die buiten dit gezegende verbond staan: „Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan?

Hoort aandachtiglijk naar Mij en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen. Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort en uwe ziel zal leven, want Ik zal met u een eeuwig verbond maken, en u geven de gewisse weldadigheden van David" (Jesaja 55 : 2, 3).

Deze evangelie-roep van het genadeverbond komt echter niet tot alle mensen. Zij komt slechts tot hen tot wie Christus Zijn gezanten zendt. Wij belijden in de Vijf Art. 1-3: „En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil en wanneer Hij wil."

God Zelf bepaalt in souvereiniteit tot wie en in welke tijden de boodschap van het verbond zal worden gebracht. Dit is ook een uitverkiezing.

Wat een bevoorrechting om onder het evangelie te leven, dat nodigt tot de zaligheid en aan verloren zondaren Christus aanbiedt.

Miljoenen zijn er, die nooit het evangelie horen en weer duizenden anderen leven onder een verbasterd evangelie.

Nog groter is je bevoorrechting als je denkt aan de doop, die je toegediend is. God heeft het teken en zegel van Zijn verbond op je voorhoofd gezet. Zoals zegels op een beschreven stuk, het geschrevene vast en zeker maken, alzo hangen de sakramenten als zegels aan de proklamatie van het evangelie. Zij onderschrijven de betrouw-

baarheid van Gods beloften. De doop is als het ware Gods eigen handtekening onder het verbond, maar ook onder de bekendmaking van het verbond, waarin Hij j zondaren vriendelijk nodigt en bidt: „Laat u met God verzoenen."

De inwilliging van het verbond

Nu zullen al deze voorrechten ons niet baten, wanneer het verbond niet ingewilligd wordt. Dit geschiedt in de weg van bekering tot God en geloof in de Heere Jezus Christus.

De besnijdenis was voor de oudtestamentische Joden niet genoeg. Het hart moest besneden worden. I

Alleen door het geloof ontvangen we wat door de doop afgebeeld wordt. Van een automatisme, dat leert: je bent gedoopt en daardoor kind van God, is de Schrift vreemd.

De Joden in Jezus' dagen dienen ons hier ten voorbeeld. Zij roemden in Abraham en de besnijdenis, maar zij deden Abrahams werken niet en betoonden vijanden te zijn van de Christus in Wie Abraham zijn zaligheid had gezocht.

Het door God zo genadig aangeboden verbond moet worden ingewilligd. Zoals in een huwelijk de bruid haar toestemming moet geven aan het huwelijksaanzoek van de bruidegom, zo moet het hart van God en Christus gegeven worden. Dit kan maar op één wijze, namelijk: in de weg van berouw en geloof in de van God aangestelde Zaligmaker, Jezus Christus.

Maar, zo zegt iemand, hoe kan ik weten, dat God met mij zulk een verbond wil aangaan. Ik ben een goddeloos zondaar, een overtreder van al Gods geboden en ik vrees niet te behoren tot Gods uitverkorenen, die Christus toch alleen in dit verbond vertegenwoordigd heeft?

We kunnen niet ten hemel opklimmen om te zien of onze naam in het hemels kontrakt staat. Wat wij wel kunnen, is lezen in de Schrift en zien of daar onze naam genoemd wordt.

Wanneer we dan lezen in Spreuken 8 : 4: Tot u, o mannen! roep Ik, en Mijn stem is tot de mensenkinderen", kun je niet zeggen dat het evangelie je uitsluit. Je moet dan ook werken met de geopenbaarde dingen en niet met de verborgen verkiezing van God.

Thomas Boston zegt dit zeer treffend in een preek over Hosea 2:10. , , Het kan zijn, dat sommigen in hun harten zeggen: dat ik wist, dat mijn naam in dit huwelijkskontrakt was, hoe blij, zou ik het ondertekenen. Maar ik vrees dat mijn naam daar niet in gevonden wordt. Ik antwoord: edenk dat er twee copiën van dit huwelijkskontrakt zijn, het ene is gesloten en verzegeld en het andere is geopend. Er is een verzegelde copie van dit kontrakt bewaard in de hemel. Er is een open copie daarvan, neergelaten op de aarde en verblijvernde in de hand van de bruid. Dit laatste hebt u in de Bijbel, hetwelk het boek des verbonds is" (Bostons works, deel 7, blz. 498).

Boston betoogt dan, dat al moetje zeggen, dat je naam is verloren zondaar, hardnekkig zondaar of zelfs de grootste der zondaren, dat zeker en ongetwijfeld je naam mens is en niet duivel en „daarom is het tot u gericht".

Nee, de Heere sluit je niet buiten, maar je boze hart wil het verbond niet aanvaarden. Je wilt je liefde tot de wereld en het eigen koningsschap niet opgeven om de onderdaan te worden van Christus, Die leert dat een mens geen twee heren kan dienen. Je wilt niet op de lage voorwaarden van genade voor verdoemden zalig worden. Je boze hart zegt: „Zo laag wil ik niet bukken".

Wij denken in onze blindheid, dat wij gewillig zijn om Gods verbond te aanvaarden, maar dat de Heere niet gewillig is om ons te ontvangen. Zodra de Heilige Geest is ons begint te werken, houdt dit echter op. Dan zien we hoe de Heere de gehele dag Zijn handen uitgestrekt heeft tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk en wij niet hebben gewild. Hoe betreuren we dan onze afgelegde levensweg en hoe betuigen we dan dat het rechtvaardig zou zijn indien de Heere ons voor eeuwig voorbijging.

Zo leidt de Heilige Geest zondaren tot God en Christus om met de Heere in een verbond te treden en te ontvangen de gewisse weldadigheden van David. Als zondaar gaan we dit verbond binnen om daar alles welverordineerd en vast te vinden in de Zaligmaker, Die alles heeft volbracht. Hoe vijandig en onwillig de mens ook mag zijn, het werk is in de handen van de verhoogde Christus, Die door de Heilige Geest een gewillig volk heeft op de dag van Zijn heirkracht.

De Heilige Geest vindt ons niet gewillig, maar maakt ons gewillig. Het verbond wordt dan ingewilligd en de handtekening onder het kontrakt gezet, zeggende: „Ik ben des Heeren."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1986

Daniel | 32 Pagina's

Het genadeverbond

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1986

Daniel | 32 Pagina's