De profeet Amos
Inleiding
Amos? Toch wel eens over deze profeet gehoord? Hij is inderdaad niet een van de bekendste. Je hoort ook niet vaak een preek over hem. Waarom eigenlijk niet? Heeft zijn prediking ons niets te zeggen? Amos heeft wel degelijk een boodschap, ook in onze tijd. Je moet het boekje Amos maar eens lezen!
Enkele jaren geleden stond Amos in het brandpunt van de belangstelling. Een aantal theologen had de betekenis van deze profeet voor onze twintigste eeuw „ontdekt". Ze noemden hem de „prediker van de sociale gerechtigheid". Dat zou Amos te danken hebben aan zijn vlammend protest tegen de rijkdom en luxe, de onderdrukking en uitbuiting van de armen in zijn tijd. Daarbij sprak hij recht op de mens af. Het sociale onrecht stelde hij openlijk aan de kaak. Voor deze theologen werd Amos hét voorbeeld om te protesteren tegen al het onrecht in ónze wereld. Zo werd Amos' boodschap versmald tot een politiek en sociaal evangelie.
Zou Amos dit werkelijk bedoeld hebben? Heeft de Héére het zo bedoeld? Of.....? Precies: je moet dit boekje van maar negen hoofdstukken toch maar eens lezen! Want hij durft het te zeggen, deze Amos.
Voor je begint in je Bijbeltje te lezen, is het wel goed een paar dingen te weten. Bijvoorbeeld: wie was Amos? Waar kwam hij vandaan? In welke tijd leefde hij? Hoe is het boekje Amos opgebouwd? Vooral: hoe lees jij de Bijbel? Met een biddend hart, of de Heilige Geest jou de woorden leert verstaan? Vol eerbied omdat het God is Die tot jou spreekt?
A. ACHTERGRONDEN
1. De persoon en herkomst van Amos Wie was Amos? Geen onbelangrijke vraag als je hem wilt begrijpen. Niet voor niets heeft men hem wel genoemd „de boer van Thekóa". In Amos 1 : 1 lees je dat hij behoorde tot de veeherders van deze plaats. Waarschijnlijk is bedoeld dat hij zowel runderen („ossen", zie Amos 7:14) als kleinvee (schapen en geiten) hield. Daarbij was Amos ook nog kweker van moerbijvijgen (sycomoren, in Amos 7:14 „vijgen" genoemd). Deze vruchten werden vooral als veevoeder gebruikt; ook door de armen werden ze wel gegeten. Amos had dus een goede positie.
Amos was afkomstig uit Thekóa. Deze plaats lag in Juda (vgl. Amos 7 : 12), ongeveer 10 km. ten zuiden van Bethlehem, gelegen in het grensgebied tussen het Judeese bergland en het woestijngebied ten westen van de Dode Zee. Sinds Rehabeam was Thekóa een vestingstad (2 Kron. 11 : 5 en 6).
2. De profeet Amos Het boekje Amos begint niét met te vertellen hoe Amos tot profeet geroepen is. Dat lees je pas in hoofdstuk 7 waar verteld wordt hoe Amos in konflikt kwam met Amazia, de priester te Bethel. Amos was door de HEERE „zomaar" achter de kudde vandaan geroepen. Hij was geen profeet van beroep; ook behoorde hij niet tot een profetenschool (zoals die er bijvoorbeeld waren rond de profeten(vaders) Elia en Eliza). Als Judeër moest hij tegen Noord-Israël gaan profeteren. Gods roeping betekende voor Amos dat hij zijn eigen beroep — in elk geval een tijdlang — moest opgeven. Hij gehoorzaamde echter aan Gods opdracht en trok naar het Noordrijk. In elk geval profeteerde hij bij het heiligdom van Bethel, waar Jerobeam I destijds de kalverendienst invoerde. Lang niet iedereen in het Tienstammenrijk was blij met de scherpe woorden van Amos. De priester van Bethel klaagde
hem aan bij de koning Jerobeam II vanwege zijn oordeelsprediking. Bovendien wees Amazia de profeet het land uit: a in Juda broodeten en aldaar profeteren (dat wil zeggen met profeteren je brood verdienen zoals de beroepsprofeten, vgl. Num. 22 : 7 en Micha 3 : 5 en 11). In dat tekstverband komt Amos' roeping ter sprake. Amazia moet niet denken dat hij Amos de mond kan snoeren. God Zélf heeft hem immers naar Noord-Israël gestuurd om het oordeel aan te zeggen. Ook voor de priester Amazia heeft Amos een woord van de HEERE! Het oordeel van God zal ook de priester zelf treffen! Z'n vrouw zal overspel bedrijven, z'n dochters zullen door het zwaard omkomen, z'n grondbezit wordt verdeeld onder anderen, zelf zal hij worden gedeporteerd naar een ander land en sterven op onreine bodem. Dit laatste was vooral voor een priester vreselijk. Tenslotte herhaalt Amos het oordeel van de ballingschap van Israël (Amos 7 : 17).
. De tijd waarin Amos profeteerde Zoals het opschrift (Amos 1 : 1) als het bericht over het konflikt met Amazia (Amos 7 : 10-17) noemt Jerobeam II als koning van Israël. Hij wordt de zoon van Joas genoemd ter onderscheiding van Jerobeam I, de zoon van Nebat, die Israël zondigen deed (nl. door de afgoderij met de gouden kalveren te Dan en Bethel). Jerobeam II regeerde waarschijnlijk van 787 - 747 v. Chr. Voor een groot deel viel zijn regering samen met die van de koning Uzzia van Juda (773 - 757 v. Chr.). Uzzia, die ook wel Azaria genoemd wordt, werd door melaatsheid getroffen. Zijn zoon Jotham moest reeds in 757 de staatszaken waarnemen (2 Kon. 15:5). Omdat Jotham echter in Amos 1 : 1 en ook verder niet genoemd wordt, moeten Amos' profetische werkzaamheden hebben plaats gehad tussen 773-757 v. Chr. De tijd van Jerobeam II was een tijd van grote welvaart voor de hogere klassen. Telkens komt deze welstand in Amos' profetieën om de hoek kijken. Ze gold echter alleen de bovenlaag. De rijke Israëlieten wonen in grote luxe huizen met kostbare wijngaarden. Ook hielden ze er aparte zomer-en winterverblijven op na (Amos 3 : 10, 15; 5 : 11; 6 : 4). Dit stond intussen-wel in de scherpe tegenstelling met de ellende en armoede van de grote massa. Opgravingen in Samaria hebben niet alleen de resten van de indrukwekkende paleizen, maar ook van de afschuwelijke krotten aan het licht gebracht. Bovendien werden de armen nog uitgebuit door de aanzienlijken, bedrogen door kooplieden en van hun recht beroofd door omkoopbare rechters (Amos 2 : 6-8; 4:1; 8 : 4; 5 : 11-13). Het rijk van Jerobeam strekte zich uit tot Hamat en Damaskus (2 Kon. 14 : 28). Wellicht waren deze steden schatplichtig. Het Assyrische rijk was tijdelijk verzwakt door het rijk van Urarbi, gelegen in de Armeense hoogvlakte, ten zuid-oosten van de Zwarte Zee. In Amos 6:14 wordt (Lebo)-Hamat genoemd als noordgrens van Israël. Dit gegeven past dus goed in de tijd van Jerobeam.
4. Opbouw en verdeling van het boek Het boek van de profeet is op verschillende manieren te verdelen. Een grove indeling is de volgende: rofetieën (hoofdstuk 1 - 6) en visioenen (hoofdstuk 7 - 9). Bij nauwkeuriger lezen blijkt dat de visioenen onderbroken worden door een historisch gedeelte (Amos 7 : 10-17) en een reeks profetieën in hoofdstuk 8 en 9. Ook het eerste hoofdstuk is in kleinere stukken te verdelen. Zo krijg je de volgende opbouw in een blokschema:
B. INHOUD
1. Het oordeel over de buurvolken
Amos begint zijn profetieën met te zeggen dat de HEERE in toorn zal verschijnen op de berg Sion (te Jeruzalem). Hij zal Zijn stem verheffen. Amos geeft dat weer in het beeld van de brullende leeuw. Het woord van de HEERE werkt echter altijd iets uit: e weiden (zie kanttekening bij de Statenvertaling voor deze andere vertaling) zullen droog en dor zijn en de top van de berg Karmel zal verdorren. De berg Karmel was het symbool van de luister van Israël (Jes. 35 : 2; Hooglied 7 : 5). Vervolgens horen we hoe het zevenvoudige oordeel uitgesproken wordt over de buurvolken. Zeven keer klinkt uit de mond van Amos het refrein: Alzo zegt de HEERE: m drie overtredingen van en om vier zal Ik dat niet afwenden....", gevolgd door het vonnis (het vuur). Eerst komen de aartsvijanden van Israël aan de orde: yrië en de Filistijnen, vervolgens Fenicië (Tynes). Dan komen de stamverwante volken: dom, Ammon en Moab. Het oordeel komt steeds dichterbij, want „ten slotte" (? ) komt het broedervolk Juda aan de beurt. De misdaden van de omwonende volken
zijn bijna allemaal tegen Israël bedreven. Het heeft de Wet van de HEERE verworpen, Zijn inzettingen niet onderhouden en zich laten verleiden door de afgoden. Daarom zal ook Juda met vuur gestraft worden.
2. Het oordeel over Israël
Amos treft met zijn oordeelsprediking ook zijn hoorders! Heel konkreet somt Amos de zonden van Noord-Israël op. Ze liggen vooral op sociaal gebied en betreffen de interne verhoudingen van het volk. De rijke Israëlieten verkopen de rechtvaardige voor geld en de behoeftige om de belachelijk lage schuld van een paar schoenen. De rijken vertrappen de armen; ze buigen de weg van de zachtmoedige (letterlijk? ) om. Vader en zoon gaan naar het dienstmeisje om haar te verkrachten. De gegoede Israëlieten strekken zich welbehaaglijk uit op de kleren, die zij van de armen als pand weggenomen hebben. Ze drinken rustig van de wijn die zij de armen hebben afgedwongen. En dat bij elk altaar en heiligdom. Is dat Israëls dank aan de HEERE voor Zijn weldaden? Denk aan de uittocht uit Egypte, de wonderlijke leiding door de woestijn, de uittocht in Kanaan en het zenden van profeten en nazireeërs. Waar blijft de trouw van Israël? Daarom zal Israël door het oordeel getroffen worden. Amos gebruikt dan het beeld van een met halmen beladen wagen, die zich al slingerend en heen en weer schuddend over een hobbelachtig terrein voortbeweegt (roept een gedachte van een aardbeving op, vgl. Amos 1 : lc).
3. Het „waarom" van
Amos' oordeelprediking (Amos 3 : 1-8) Israël en Juda zijn zeer bevoorrecht. Ze zijn het uitverkoren volk van God. Maar dit heeft ook een keerzijde: sraël wordt opgeroepen tot een heilig leven. Van wie veel heeft ontvangen, zal ook veel worden geëist! Dat de HEERE Israël heeft , gekend' betekent niet dat Hij automatisch vóór hen is. Juist deze valse rust, het niet beseffen van de bijzondere verantwoordelijkheid was kenmerkend voor veel Israëlieten. Daarom zondigt het volk van God niet straffeloos! Vervolgens wijst Amos op het „heilig moeten" van zijn oordeelsprofetie. Hij maakt dit duidelijk met zeven retorische vragen (dat zijn vragen waarop de spreker geen antwoord verwacht). Luisterend naar Gods stem moet Amos de goddelijke boodschap van het oordeel wel doorgeven aan zijn toehoorders. Hij móet spreken!
4. Rijken onderdrukken de armen (Amos 3 : 9; 5 ; 7; 8 : 4-8)
Let eens op de zonden van Israël die Amos bij name noemt. Er is veel maatschappelijk onrecht: e rijken verrijken zich ten koste van de armen, ze verzamelen schatten in hun paleizen. Hun héle houding is verkeerd: e weten niet te doen wat recht is (Amos 3:10). Geweld en roverij zijn hun hulpmiddelen. De rijke dames van Samaria zijn in de plaats van een degelijke en hulpvaardige huisvrouw (Spreuken 31 : 10 en 20) een toonbeeld van luiheid en zelfzucht (Amos 4:1). Gewetenloze kooplieden buiten de armen uit door hun gemene streken. Voor het oog houden ze zich aan het sabbatsgebod, maar in hun handelspraktijken hebben ze Gods geboden aan de kant gezet (Amos 8 : 4-8). Is Amos nu de prediker van de sociale gerechtigheid. Nee. Want al dit schrijnende sociale onrecht plaatst Amos in het licht van de wet van de HEERE, in het licht van het door God gegeven verbondsrecht, én in het licht van - het goddelijk oordeel! De ondergang van Israël kan niet uitblijven als bij Israël alle besef van schuld of verantwoordelijkheid ontbreekt (Amos 4 : 6-13).
5. Godsdienstig verval
Vlijmscherp ontmaskert Amos de zonden van Israël. Het maken van een pelgrimsreis naar de heiligdommen van Bethel staat gelijk met het breken met de HEERE! Ja, de Israëlieten zijn heel godsdienstig, ze brengen hun offers en tienden (vgl. ook Amos 8:5). Maar het gaat hen daarbij niet om de eer van God, maar om eigen eer en aanzien en om eigen plezier bij de offers en bij het afdragen van de tienden. Het is hün (gods)dienst geworden. De mens en niet God staat zo in het middelpunt (vgl. Amos 5 : 21-23). Amos' tijdgenoten zien verlangend uit naar de dag des HEEREN (Amos 5:18). Ze menen dat het een dag zal zijn van overwinning en heil voor Israël: et volk zal definitief bevrijd zijn van zijn vijanden. Maar, zo zegt Amos, is dat wel zo vanzelfsprekend? Alleen voor degenen die de HEERE zoeken, zal die dag leven en heil kunnen betekenen. Maar daar is bij hen niets van te zien! Want de Israëlieten menen met hun ijver voor de eredienst God te dienen. Hun feesten, offers en liederen komen niet voort uit de goede gezindheid (nl. de verbondenheid met de HEERE, die zichtbaar moet worden in een leven in gerechtigheid). De echte gehoorzaamheid, liefde en kennis van God ontbreekt.
6. Valse rust, trost en hoogmoed (Amos 6 : 3-14 en 9 : 7-10)
Israëls leidslieden proberen de dag van het arrest zo ver mogelijk uit hun bewustzijn te verdringen. Ze leiden een zorgeloos leventje. Ze liggen lui op met ivoor bewerkte rustbedden, ze hangen op
hun divans en ze doen zich te goed aan overdadige maaltijden. Deze maaltijden worden nog opgevrolijkt met zang en muziek en uiteraard ook met overvloedig drankgebruik. Ze gaan zó op in hun eigen genietingen dat er geen plaats is voor zorg en verdriet (Amos 6 : 6).
De Israëlieten zijn trots op hun mooie en grote huizen, hun luxueuze bezittingen. Ze maken zich ook schuldig aan politieke trots (Amos 6 : 13). Ze gaan wellicht prat op de gebieden die onder Jerobeam II op Syrië veroverd zijn: odebar en Karnaïm (vgl. 2 Kon. 14 : 25). Hun nationalistisch zelfbewustzijn viert hoogtij (denk ook aan hun opvatting over de dag des HEEREN). Dit alles wordt nog versterkt door hun bepaalde manier van denken over de verkiezing (vgl. ook Amos 3 : 2). Gods liefde en zorg is echter nog nooit vanzelfsprekend. En Israëls verkiezing door God betekent ook niet dat ze zich veilig en beschermd weten tegen Gods oordeel (Amos 9 : 10).
Het is bovendien een grote misvatting te denken dat Gods verkiezing van Israël zou berusten op bijzondere kwaliteiten van Israël zelf. De Israëlieten zijn in zichzelf niets beter en voortreffelijker dan de andere volkeren (Amos 9 : 7). Op dit misverstand berust ook het verwaande gevoel de „eersteling der volken" (Amos 6 : 1) te zijn. Amos benadrukt dat Gods redding, genade en liefde niet zo vanzelfsprekend zijn. Israël is in Gods ogen niets beter dan de Moren (Ethiopiërs), de Filistijnen en de Syriërs! Wanneer Israël de verantwoordelijkheid van de verkiezing uit het oog verliest, verspeelt het ook het recht om zich te beroepen op Gods reddende nabijheid (Amos 5 : 14b).
. Vijf visioenen (Amos 7:1-9; 8 : 1-3; 9 : 1-6)
Amos' visioenen getuigen van de bijzondere belevenis: e roep van God in je leven te ervaren om Zijn Woord te brengen. Van beslissende betekenis daarbij is de goddelijke openbaring die de profeet ontvangt. Het „zien" loopt steeds uit op „horen" van Gods boodschap over Israël. Dat woord van God moet Amos overbrengen aan zijn hoorders (vgl. Amos 3 : 7 en 8). Amos' visioenen zijn geen roepingsvisioenen (zoals Jes. 6 : 8-10; Jer. 1 : 4-10; Ez. 2 : 3), want het goddelijk bevel om te gaan prediken ontbreekt erin. De eerste vier visioenen vertonen sterke verwantschap in stijl en compositie. Ze beginnen steeds met: de Heere HEERE deed mij aldus zien", gevolgd door: en zie". Naar de inhoud vormen de visioenen een climax: ij de eerste twee laat de HEERE Zich door de profeet verbidden om het oordeel alsnog af te wenden. Bij het derde en vierde visioen is het oordeel onherroepelijk. Treft het oordeel in het derde visioen koningshuis en heiligdom; in het vierde visioen wordt het volk zelf ook getroffen.
a. Sprinkhanen: Amos ziet sprinkhanen die nog wel in het voorjaar opzetten en het voor het vee en de boeren onmisbare nagras opeten. De profeet erkent de schuld van Israël maar beroept zich ook op Gods genade.
b. Verterend vuur: n dit visioen gebruikt de HEERE vuur als wapen om gericht te oefenen (vuurregen als bij Sodom en Gomorra of als verzengende hitte van de zon? (vgl. Joël 1 : 19 en 20; 2 : 3). Ook nu wordt het oordeel nog afgewend.
c. De tinnen muur: Gewoonlijk wordt dit het visioen van het paslood genoemd. Toch verdient de vertaling „tin" in plaats van paslood de voorkeur (zie voor de argumenten voor deze opvatting onder „Uitstap", punt 8). Tin was in het oude Oosten het vrij schaarse metaal dat onmisbaar was voor het maken van wapens (in een legering met koper levert het brons op voor zwaarden). De grote hoeveelheid tin wijst dus op een zwaar bewapende vijand die Gods oordeel zal uitvoeren. Niet voor niets eindigt de uitleg van dit visioen in vs. 9 met een straf door het zwaard.
d. Korf met zomervruchten: In dit visioen ziet Amos niet de HEERE Zelf, hij hoort alleen Gods stem. De rijpe vruchten zijn een symbool voor Israëls toestand (rijp voor de ondergang). Op de dag van het oordeel zal de tempelzang veranderen in een dodenklacht.
e. De HEERE by het altaar: mos ziet God, Die opdracht geeft het oordeel te voltrekken. De straf bestaat waarschijnlijk uit een aardbeving. Het heiligdom (van Babel? ) wordt vernietigd, maar ook het volk zal ondergaan. De ondergang is definitief én totaal: ods oordeel is onontkoombaar. Overal waar de mens ook probeert heen te vluchten zal God hem wel treffen! Dit visioen sluit af met een hymne op de onbegrensde macht van de HEERE (vgl. Ps. 139 en Hebr. 4:13).
9. Oordeel en heil (Amos 8 : 9-14; 9 : 11-15)
Op verschillende wijze wordt het oordeel door Amos nader ingevuld: ardbeving (Amos 2 : 13; 8 : 8), vijandige legers (Amos 6 : 14), ballingschap (Amos 6 : 7; 7 : 17) en duisternis (Amos 8 : 9). De dag des HEEREN zal een dag van duisternis en rouw zijn. Het komt zelfs tot een climax: n de dag van Gods gericht zal men tevergeefs zoeken naar een profeet
8. Uitstap: Visioen van paslood of tin? Gewoonlijk vertaalt men het hebreeuwse woord anak door „paslood" (statenvertaling, Calvijn, Nieuwe Vertaling, Korte Vertaling). De HEERE zou het paslood aanleggen in Israël om daarmee vast te stellen dat Israël rijp voor het oordeel is. Tegen deze vertaling en opvatting zijn de volgende bezwaren in te brengen:
a. „Een muur naar het paslood gemaakt" of „een loodrechte muur" is een uiterst twijfelachtige vertaling van het hebreeuws.
b. Een muur die goed gebouwd is, kan moeilijk dienen als beeld van Israël, waar alles zo scheef zit, dat het vernietigd moet worden.
c. 'n Paslood in Gods hand is weinig zinvol, omdat de strafwaardigheid van Israël allang vast stond (Amos bidt reeds in het eerste visioen om vergeving).
d. Het voornaamste bezwaar is dat de vertaling „paslood" onhoudbaar is. het O.T. heeft voor het paslood een ander woord. Het hebreeuwse woord anak, dat alleen hier in het O.T. voorkomt, is door oude vertalingen als Septuagint en Vulgaat nooit met paslood vertaald! De vertaling „paslood" stamt van de Joodse uitleggers uit de Middeleeuwen. Gelijkwaardige woorden in andere semitische talen wijzen in een heel andere richting. Zowel het Ethiopische als het Akkadische anake betekent „tin". Overigens betekent deze nieuwe uitleg van dit visioen niet, dat de traditionele uitleg, zoals die te vinden is in de kanttekeningen en geliefde bijbelkommentaren en preken, voor jou persoonlijk niet tot zegen kunnen zijn!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1986
Daniel | 32 Pagina's