Israëls ontrouw uitgebeeld in het gezin van Hosea
Bijbelstudie over Hosea 1 : 3-9
Lees Hosea 1 opnieuw door, vooral de verzen 3-9; lees daarnaast ook Efeze 5 : 22-23.
In de vorige bijbelstudie hebben we gezien hoe de Heere Hosea geroepen heeft om in Noord-Isreal de boodschap van zijn liefdes-gericht te prediken en dat uit te beelden in zijn huwelijksleven. In deze studie gaan we zien wat er verder met Hosea's gezin gebeurde en wat dit betekende voor Israël.
De ondergang van het rijk wordt aangezegd (vs. 3-4a)
Hosea heeft de zware opdracht, die de Heere hem gaf, gewillig aanvaard. We lezen in vers 3: , , Zo ging hij heen en nam Gomer, een dochter van Diblaïm". Of dit huwelijk helemaal tegen zijn zin was, of dat hij toch echt wel van Gomer gehouden heeft, staat niet in de bijbel vermeld. We lezen wel dat ze samen de intieme huwelijksgemeenschap hebben beleefd, want er staat: , , en zij ontving en baarde hem een zoon." Dit eerste kind is echt een kind van hen beiden. Er staat zo duidelijk „en baarde hem een zoon." Dat lees je niet meer bij de twee volgende kinderen. Dat zijn kinderen van een ander. God Zelf bepaalt de naam van dit kind: Jizreël, dat betekent „verstrooiing". De bedoeling van die naamgeving was, dat deze jongen als een levende prediking onder het volk zou rondlopen. Die dreigende naam moest hen voortdurend herinneren aan het komende gericht: „Ik zal het koninkrijk van het huis van Israël doen ophouden."
De bloedschulden van Jizreël (vs. 4b)
„Ik zal de bloedschulden van Jizreël bezoeken over het huis van Jehu", zegt de Heere tegen Hosea. In opdracht van God was Jehu tot koning gezalfd om de bloedschuld van Achab (het laten stenigen van Naboth) te wreken. Dat heeft Jehu ook gedaan, maar hoe? Hij heeft er een enorm bloedbad van gemaakt. Hij voerde zijn opdracht wel uit, maar de gezindheid van zijn hart deugde niet. Uiterlijk volbracht hij Gods wil, maar in plaats dat hij er zelf smart over leed, vond hij het prachtig. Gods bevel klopte maar al te goed met de wens om zijn eigen koninkrijk te vestigen in het bloed van Joram, Ahazia en zijn broeders. Hij zocht in deze bloedwraak zichzelf en niet de eer van God. En dat vergoten koningsbloed roept nog steeds om wraak.
Die Jehu mag voor ons wel een waarschuwend voorbeeld zijn. We kunnen ijveren voor de Heere en ondertussen onszelf bedoelen. Dan is al onze ijver zonde! De Heere ziet het hart aan. Het gaat er niet in de eerste plaats om wat we doen, maar hoe we iets doen en waarom we dat doen. Het gaat om de gezindheid van ons hart!
Niet alleen het huis van Jehu zal gestraft worden, maar heel Israël. Het koningschap zal ophouden te bestaan: Israëls boog, het symbool van zijn militaire, politieke en nationale kracht, zal verbroken worden in het dal van Jizreël (vers 5).
De wegvoering in ballingschap aangekondigd (vs. 6-7)
Het tweede kind van Gomer was een meisje. Normaal zou dat toch een grote vreugde betekenen in een gezin. Eerst een zoon en dan een dochter. Maar hier ligt het wel anders. We lezen immers van Gomer: „en zij ontving wederom en baarde een dochter". Pijnlijk missen we hier het woordje „hem". Gomer is Hosea ontrouw geworden en er met een ander vandoor gegaan.
Op Gods bevel geeft Hosea haar de naam Lo-Ruchama. Dat betekent: geen ontferming vindend of niet-beminde. Dat betekent niet, dat Hosea zich over dit meisje niet ontfermd zou hebben. Integendeel, in ontroerende liefde heeft hij haar als zijn dochter geadopteerd. Maar die naam wil zeggen, dat God zich voortaan niet meer over het huis van Israël ontfermen zal. Hij zal ze zekerlijk wegvoeren. En zo is ook dit
kind een levende prediking van het komende gericht. Herhaaldelijk heeft God Zijn ontferming bewezen, maar nu komt er een eind aan Zijn lankmoedigheid. En toch er is nog een weg terug. „Ik zal mij voortaan niet meer ontfermen", zegt de Heere. Het is dus nog geen voldongen feit. De band is nog niet onherroepelijk doorgesneden. Er is nog een „tenzij"'! Tenzij Israël zich bekeert.
En dat dit de bedoeling van God is, blijkt ook uit vs. 7. Om Gods bestraffing van Israël nog meer te verscherpen, wordt daar opeens een tegenstelling gemaakt met Juda, het tweestammenrijk. Israël niet ontfermd.... Juda wel ontfermd! Het is of God hen zo nog tot jaloersheid wil verwekken. Aan Israël vergeving geweigerd aan Juda de verlossing beloofd. Israël vernietigd, ondanks zijn wapenmacht.... en Juda behouden zonder wapenmacht. Daar zal geen zwaard of paard of ruiter aan te pas komen. Geen verstandige officieren en ook geen dappere soldaten. Godzelf zal hen verlossen op een wonderlijk wijze, twintig jaar na Israëls wegvoering.
Het verbond verbroken (vs. 8-9)
Dat die bekering van Israël niet gekomen is, bewijst het derde kind, dat op Gods bevel de naam Lo-Ammi moest dragen. Het is of Hosea de schande, die hem opnieuw door zijn vrouw is aangedaan, uitschreeuwt in de naam van het ventje: Niet-Mijn-volk. Hosea's tijdgenoten hebben daar wellicht mee gespot en gedacht dat hij zijn zoon zo noemde, omdat hij de echte vader niet was. Daarom voegt hij er op Gods inspraak een verklaring aan toe: „Want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook de uwe niet zijn." God snijdt hier dus de laatste band met Israël door. Hij verbreekt de verbondsbetrekking. Lo-Ammi: Niet-Mijn-volk! Bij de verbondssluiting had God gezegd: Ik wil u aannemen tot Mijn volk en Ik wil uw God zijn. Die band snijdt God nu door. Dat is de definitieve straf als gevolg van de voortgaande verharding van Israël.
Een terugblik
Misschien heb je gedacht: dat het toch zover moest komen met Israël! Wat is de Heere geduldig geweest. Want we lezen ook nog dat Lo-Ammi pas geboren werd, nadat Lo-Ruchama gespeend was. Dus daar heeft minstens een jaar of drie tussen gelegen. Drie jaar de tijd om zich te bekeren! Drie jaar lankmoedigheid! Maar hoeveel jaar hebben wij al gehad om ons te bekeren? Vijftien of twintig jaar misschien? En is het er ooit al van gekomen? Hoe lang heb jij het al volgehouden tegen God? Dit schriftgedeelte zegt ons, dat Gods geduld wel een keer opraakt. Is misschien één van die namen van Hosea's kinderen ook op jouw van toepassing? Vul dat eens konkreet in bij jezelf! Zeker, God heeft nooit tegen het huis van Jakob gezegd: „Zoek Mij tevergeefs", maar het kan er wel een keer van komen dat het ook voor jou geldt: te laat! En nu is het nog genadetijd!
Vragen
1. Je hebt ook Efeze 5 : 22-23 gelezen. Op welke wijze is het aardse huwelijk een afspiegeling van de verhouding tussen Christus als de Bruidegom en de gemeente als bruid? En wat heeft daarom het huwelijk van Hosea aan Israël en aan ons te zeggen?
2. Wat verstaan we onder een , , Jehu's ijver"? Waar kom je die tegen, in de wereld of in de kerk? Op welke manier b. v. kun je toch jezelf bedoelen terwijl je in de dienst van de Heere bezig bent?
3. In vers 7 belooft God aan Israël om ze op een wonderlijke wijze, zonder zwaard of oorlog, te verlossen. Waar en wanneer is dat gebeurd? Zie 1 Kon. 19 : 32-36. Wat betekent daar , , om Davids, Mijns knechts wil"? Wie wordt daar bedoeld met de , , Engel des Heeren"?
4. Bij de geboorte van de eerste twee kinderen spreekt de Bijbel steeds in de derde persoon: , , Israël", , , huis van Israël", , , huis van Jehu". Bij de geboorte van het derde kind staat er opeens de tweede persoon: , , gijlieden" en , , uwe". Ga dat eens na in de verzen 2, 4-5, 6-7 en vergelijk die met vers 9! Wat zou dat Israël en ons te zeggen hebben?
5. Waarom is het zo erg als de Heere de verbondsbetrekking verbreekt? Wat betekende dat voor Israël? En wat betekent het verbond voor ons? Noem eens een „teken en zegel" van het verbond! Draag jij dat teken ook? En wat heb je daar aan? Hoe kan bij ons het verbond verbroken worden?
Irian Jaya ds. C. G. Vreugdenhil
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1986
Daniel | 36 Pagina's