Israël wordt opnieuw tot bruid aangenomen (2)
Bijbelstudie over Hosea 2: 17-22
Lees Hosea 2:13-22, in het bijzonder de verzen 17-22. Lees daarnaast ook Jesaja 65 : 17-25.
De vorige keer zagen we al hoe alles in deze perikoop er op wijst, dat de Heere Israël opnieuw zal aannemen tot Zijn bruid. In het gedeelte, dat we nu behandelen, wordt dat nog duidelijker. De gemeenschap met God zal volkomen hersteld worden.
Het komende vrederijk (vs. 17)
De komende heilstijd, die Hosea hier aan Israël in het vooruitzicht stelt, zal niet alleen aan hen vrede brengen, maar zij sluit een vrede in voor de gehele schepping.
Het wordt een totale herstelling van de gevallen schepping, die nu nog zucht onder de dienstbaarheid der verderfenis. Het zal alles weer gelijk worden aan de paradijstoestand uit het begin, toen de zonde zijn intrede nog niet had gedaan.
God zal een verbond maken met de dieren des velds, ten behoeve van Zijn volk. Drie groepen van dieren worden hier onderscheiden. In de eerste plaats het, , gedierte des velds". Dat zijn de verscheurende dieren zoals de leeuw en de beer. die de mensen bedreigen, maar het zijn ook de dieren, die de oogst vernietigen. In de tweede plaats noemt Hosea het, , gevogelte des hemels", vooral de roofvogels en de vogels, die de veldvruchten opeten. Tenslotte horen we over het, , kruipend gedierte van de aardbodem", zoals giftige slangen, wormen en insekten, die eveneens een bedreiging vormen voor mens en gewas.
Niet alleen zal die vrede er zijn in de natuur, maar ook in de mensenwereld.
Want God zal de boog en het zwaard en de krijg verbreken. De Heere schenkt Zijn volk volkomen veiligheid en volkomen heiligheid: , .Ik zal hen in zekerheid doen nederliggen". Dat wijst niet op een politieke vrede onder de volkeren, maar — over Israël heen — op het eeuwig vrederijk, waarin Gods gemeente haar Bruidegom voor eeuwig zal liefhebben.
Verlang jij wel eens naar die tijd? Het volgende vers gaat er nog veel dieper op in.
Israëls ondertrouw (vs. 18 - 19)
De Heere neemt Zijn volk opnieuw aan tot Zijn bruid. En dat is onbegrijpelijk, want Israël had alle reden gegeven tot echtscheiding. En het wonder wordt nog groter als we zien dat Hosea hier een woord gebruikt, dat nooit voorkomt als het gaat over het weer aannemen van een verstotene. maar als het gaat over het trouwen met een „reine maagd". Daarom staat hier niet „trouwen" in de vertaling, maar „ondertrouwen". En dat woord wijst op het werven van een bruid, zoals een jonge man een meisje ging werven bij haar vader of broer en hen de bruidsprijs (vijftig zilverstukken) betaalde, zodat hij recht op haar kon laten gelden.
Welnu, zo werft God zich een „reine maagd", zegt Hosea. De zonde van Israëls overspel zal behoren tot een vergeven en vergeten verleden. Het wordt geen herstel van het oude kapotte huwelijk. Dat is voorbij. Het gaat hier om een nieuw verbond, om een geheel nieuw huwelijk.
En dat is na alles wat er is voorgevallen wel zo onvoorstelbaar, dat God het met grote plechtigheid drie maal herhaalt: „Ik zal Mij u ondertrouwen". En dit huwelijk zal zijn voor eeuwig, het zal nooit meer verbroken worden.
De bruidsgaven
Als twee jonge mensen gaan verloven of trouwen, geven ze elkaar een bruidsgeschenk. Bij ons is dat de trouwring. In die ring staat de naam gegraveerd van degene, die je liefhebt. Zo krijgt de bruid hier van God ook een trouwring, met daarin de naam van de Bruidegom gegraveerd. de namen van Gods deugden: gerechtigheid, gericht, goedertierenheid, barmhartigheden en trouw. Door middel van die deugden laat God zich kennen aan Zijn volk.
In die deugden van God blijkt al duidelijk dat dit nieuwe huwelijk niet wordt gesloten met voorbijgaan aan Gods recht, want
deze ondertrouw geschiedt in gerechtigheid. Het valt hier op dat Hosea nu niet de materiële goederen van het „eerste verbond" noemt: brood, water, vlas, olie. koren, most, vijgen, zilver en goud of het land Palestina, maar hij noemt hier de veel waardevollere geestelijke gaven van het „nieuwe verbond", de gaven van het Koninkrijk Gods.
Krachtens het genadeverbond heeft de Heere recht op Zijn volk en heeft dat volk recht op Gods hulp. God zal voor hen in de bres staan en hun zaken richten. Het volle licht hierover gaat pas op als Christus, die Zelf de rechtvaardigheid Gods is, aan het recht van God voldoet. En in Hem zijn ook al die andere bruidsgaven gewaarborgd.
De tweede gave, die hier genoemd wordt, is: gericht. Krachtens Zijn recht zal God als een rechtvaardig rechter gericht oefenen over Zijn vijanden en daarmee wordt Israël bevrijd van zijn verdrukkers en ontvangt het de zegeningen, waarop God hen uit genade recht heeft gegeven.
De twee volgende huwelijksgaven staan in nauw verband met de twee eerstgenoemde: goedertierenheid en barmhartigheden. Het eerste is de gunstige gezindheid van God jegens Israël, de liefde, die zich niet laat verbitteren. Dat komt hier wel duidelijk uit, want een overspelige vrouw moest naar de wet gestenigd worden, maar in plaats daarvan zegt God: „Ik zal Mij u ondertrouwen". Wat een liefde! Het tweede wijst op Gods innerlijk meedogen met Israëls ellende. Het grondwoord wijst op de geborgenheid en ontferming, die een moeder geeft aan haar kind.
De vijfde huwelijksgave is Gods trouw. De statenvertaling heeft hier „geloof', maar noemt in de aantekening ook „trouw" als juiste vertaling. In ieder geval wordt niet bedoeld het geloof van de mens, maar de trouw van God, waarmee Hij de beloften van Zijn verbond vervult.
Met deze vijf huwelijksgaven verwerft God Zijn bruid. In het Nieuwe Testament wordt dit direkt beschreven vanuit het werk van Christus. En we kunnen ons er alleen maar over verwonderen, dat God tegen Zijn ontrouwe bruid niet zegt: „Ik zal u doden", maar: „Ik zal opnieuw met u trouwen". Israël gaat niet als hoer verloren, maar wordt opnieuw tot bruid verkoren!
Het geloofsantwoord van de bruid (vs. 19b)
Tot nog toe is er alleen sprake geweest van wat God voor Zijn volk doet en Wie Hij voor haar is. Alles ging van Hem uit.
Maar.... op die bruidsgave van God volgt het antwoord van de bruid: „en gij zult de Heere kennen". Wat God schenkt, wordt door de bruid aanvaard in het geloof. En. natuurlijk, ook dat is geen prestatie van de mens, maar een gave van God. Toch zien we hier iets van de inscriptie in de trouwring, die de bruid geeft aan haar Bruidegom. De bruid wendt zich in hartelijke liefde tot God en zegt: „Heere, ik heb u hartelijk lier'. Gods liefde noopt tot wederliefde, dat kan niet anders.
Dat is nu het geloof, de echte bevinding, die hier beschreven wordt. Want dat kennen van God en Zijn deugden is geen intellektueel kennen, maar een bevindelijk kennen. Dan leert de bruid zeggen: „Heere, ziende op mijn verleden heb ik zo anders verdiend. Maar nu wil ik nooit meer van U gescheiden worden".
Een heerlijke gebedsverhoring (20-22)
„Ik zal verhoren", zegt God. Dat veronderstelt gebeden, die er aan vooraf gegaan zijn. Op dichterlijke wijze werkt Hosea dit beeld uit. Israël begeert koren, wijn en olie, en deze moeten komen uit de aarde, maar daarvoor heeft de aarde weer regen nodig en de gever daarvan is God.
En zo is God de eerste schakel en Israël de laatste. Zo kan Israël biddend tot God haar zorg wijden aan het graan, de wijnstok en de vijgeboom. En zo zijn de natuurlijke gaven een verhoring van God op hun gebed en hun werk.
Zo staat dus achter al het werk van zaaien en oogsten, achter heel het natuurgebeuren God als de grote Zaaier van elk ontkiemend leven. Wat rijk, als je zo je werk mag doen, biddend tot God en de zegen op je werk ontvangend van de Hoorder der gebeden.
Opmerkelijk is dat hier niet wordt gesproken over Israël, maar over Jizreël. In hfdst. 1:14 betekent die naam: e Heere verstrooit. Daar betekende deze naam vloek en straf. Hier moeten we dat woord in gunstige zin opvatten en vertalen met: God zaait". Dat blijkt uit het begin van vs. 22. En als God het volk zaait, wijst dat op de snelle uitbreiding, die aan hen ten deel zal vallen. We denken hier aan hfdst. 1:10: als het zand der zee". De vervulling daarvan stijgt uit boven het vleselijke Israël en het aardse Kanaan en ziet vooral op de geestelijke kinderen van Abraham in de Nieuwtestamentische gemeente. En de volkomen vervulling komt pas met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Tenslotte wordt duidelijk, dat het begenadigde volk door God met nieuwe namen zal worden genoemd (vs. 22).
Jizreël zal zijn oude betekenis (God verstrooit) verliezen en voortaan „God zaait"
betekenen. Lo-Ruchama zal voortaan Ruchama (ontfermde) heten en Lo-Ammi wordt Ammi (Mijn volk). Alle namen worden dus door God in hun tegendeel verkeerd, al blijven die namen altijd nog een herinnering aan het verleden. Maar God maakt alles nieuw. God belooft Zijn volk, dat Hij ze opnieuw wil aannemen tot Zijn bruid. Wat een genade om tot dit volk, deze bruid van Christus te mogen behoren. Ben jij door Hem al geworven tot bruid? Heb je Zijn ring met de namen van Zijn heerlijke deugden erin? Heb je Zijn stem gehoord: , , Gij zijt Mijn volk"? Dan kan het niet anders of je hebt ook het antwoord der liefde gegeven: , .0. mijn God"!
Vragen
1. In vs. 17 belooft God het komende vred rijk. Deze belofte slaat terug op Lev. 26 : 6. Lees die tekst eens na! Welke twee elementen komen overeen met vs. 17 van onze perikoop? Lees de volgende teksten eens na in verband met de veiligheid, die God belooft tegen de wilde dieren: es. 11 : 6-9; Ezech. 34 : 25 en 28. Het ophouden van de oorlog belooft God onder andere in Jes. 2 : 4; Zach. 9 : 10; Ps. 46 : 10. In welk verband staan deze teksten meestal? En wat is het verband met Jes. 65 dat je ook gelezen hebt? Wanneer vervult (vervulde) God deze beloften ?
2. Betekent het feit dat God het vrederijk belooft ook dat we daar hier allemaal aan mee moeten werken (in politieke zin b. v.) ? Zou het betekenen dat we in verband met die vrede ook pacifist moete zijn? Is de belofte van dit vrederijk ook een heenwijzing om tegen kernbewapening te zijn?
3. Wat is het verschil tussen het , , oude" en het, , nieuwe" verbond met Israël? Zie ook Jer. 31 : 31-33. Waar werd het , , oude" verbond gesloten? Onder welk verbond vallen wij?
4. Waarom wordt er in vs. 19 gesproken over „ondertrouwen" in plaats van „trouwen"? Waarom wordt deze zin drie keer herhaald? Vergelijk dit eens met de zege uit Num. 6 : 24-26. Welke huwelijksgaven worden hier genoemd in vs. 19 en 20? Hebben deze gaven nog betekenis voor ons? Wat is het antwoord van de bruid?
5. Probeer eens aan te geven vanuit het Nieuwe Testament hoe de Heere Jezus Zijn bruid werft, hoe Hij de zaligheid vo haar verworven heeft, en welke gaven Hi haar schenkt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1987
Daniel | 32 Pagina's