Voed mij
„Voed mij met het brood mijns bescheiden deels" (Spreuken 30 : 8c)
De man die bovenstaande woorden sprak, was Agur. Van deze man is zo goed als niets bekend. Het enige dat wij van hem weten is, dat hij zowel Godskennis als zelfkennis had. Dat blijkt uit de woorden die hij sprak. Deze woorden openbaarden wijsheid die hij niet van mensen geleerd of overgenomen had, maar die hem door de Heere geschonken waren. Gods Geest had hem in Zijn rede = waarheid = heilgeheimen ingeleid en daardoor was hij wijs geworden tot zaligheid.
Door Gods voorzieningheid kregen Agurs woorden een plaats in het bijbelboek de Spreuken van Salomo. Wat een zegen, wat een geschenk van God is het, dat ook wij kunnen profiteren van de wijsheid die aan Agur geschonken en door hem geopenbaard zijn, door kennis te nemen van wat hij gezegd heeft. Gods Geest, Die Agur wijs maakte, kan en wil ook ons wijsmaken als Agur. De woorden uit Spreuken 2 : 1-10 hebben nog niets aan betekenis en waarde ingeboet. Daar staat: ijn zoon, zo gij mijn redenen aanneemt en mijn geboden bij u weglegt om uw oren naar wijsheid te doen opmerken.... zo gij uw hart tot verstandigheid neigt, ja zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid.... zo gij haar zoekt als zilver en naspeurt als verborgen schatten, dan zult gij de vreze des Heeren verstaan en zult de kennis van God vinden. Want de Heere geeft wijsheid. Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, zal de wetenschap voor uw ziel liefelijk zijn.
Zoek door gebeden met ernst Gods aangezicht!
Tot wie sprak Agur de woorden: „Voed mij met het brood mijns bescheiden deels"? Hij sprak die tot de enige, waarachtige, levende God, de Vader der lichten, de Vader van alles wat leeft.... de God, Die hemel, zee en aarde eerst schiep en sinds bewaarde. Agur bad tot Hem, van Wie de Heere Jezus sprak: „Mijn Vader werkt tot nu toe". De evolutieleer en alle andere leringen die Gods voorzieningheid in het verzorgen van Zijn schepping en schepselen loochenen, beroven God van Zijn eer, ze zijn schadelijk voor de mensen en ze bevorderen een soort „wijsheid" die dwaasheid is voor God. Verderf en ondergang worden er door bewerkstelligd.
Ware wijsheid, de vrucht van het geloof als Gods gave, doet verstaan dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet niet geworden zijn uit dingen die gezien worden. Een andere vrucht van ware wijsheid, van waar geloof, is het bidden tot God om datgene dat Hij ons gebood van Hem te bidden. De werkmeester van het geloof de Heilige Geest, is ook de werkmeester en leermeester van het gebed. Wij weten niet te bidden gelijk het behoort, maar de Heilige Geest komt onze zwakheden te hulp doordat Hij naar God leert bidden degenen die Hij door Zijn Woord daartoe roept. Dat blijkt uit het gebed van Agur.
De Heere Jezus, de zoon van God, de Wijsheid in eigen persoon. Wiens mond niets dan loutere wijsheid voortbracht, leerde ons in het volmaakte gebed ook te bidden: Onze Vader, Die in de hemelen zijt, .... geef ons heden ons dagelijks brood.
Door Zijn voorzienigheid volvoert God Zijn raad. In Zijn voorzienigheid openbaart de Heere zowel Zijn barmhartigheid als Zijn rechtvaardigheid. Uit Zijn voorzienigheid blijkt het verband dat de Heere in Zijn raad gelegd heeft tussen het voeden van mensen en het bidden van mensen. Het Woord van de HEERE is: „Doe Uw mond wijd open en Ik zal hem vervullen".
Wordt dat nagelaten, dan hebben wij het aan ons zelf te danken wanneer wij niet gevoed worden. (Ps. 81). God wil dat wij ons naar Zijn raad gedragen.
Een bescheiden deel
Het is een bekend feit, dat de ene mens meer aan voedsel ontvangt dan de andere.
Het is ook niet te loochenen, dat de arbeid van de één meer voedsel opbrengt dan die van de ander en dat terwijl degene die minder voorspoedig is in het verzamelen van voedsel soms harder en meer intensief werkte dan de meer voorspoedige en welvarende.
Uit Psalm 73 blijkt, dat ook oprechte vromen soms grote moeite hebben met het verwerken daarvan. Dat is zo treffend verwoord in vers 8:
Nochtans heb ik met al mijn kracht die Godsregering overdacht, maar 't was een stuk, dat in mijn oog mij moeilijk viel en veel te hoog.
Het rijk of arm zijn, gaat niet buiten Gods voorzienigheid om. Rijkdom is niet altijd een bewijs of gevolg van Gods gunst.
Armoede is niet per definitie iets waarvoor men zich schamen moet en zeker niet altijd een teken van Gods toorn. In de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus heeft de Heere Jezus dat overduidelijk uitgebeeld.
Wij geloven, dat ieder mens een „bescheiden" deel ontvangt aan voedsel, ook al is de omvang van het ontvangene bij de ene mens bescheidener dan die bij de ander. Wie bescheidde.... wie bescheidt.... ons bescheiden deel? Dat deed, dat doet God de HEERE. Zalig is hij of zij die niet méér wil hebben dan door God bescheiden is! Zo was het door Gods genade met Agur. Lees maar in Spreuken 30 : 8: rmoede of rijkdom geef mij niet.... voed mij met het brood mijns bescheiden deels opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene en zegge: ie is de HEERE? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele en de Naam mijns Gods aantaste (Spr. 30 : 9).
Er is genade van God nodig om oprecht te begeren hetgeen Agur begeerde en om tevreden te zijn met datgene dat God de HEERE ons toebedeelde. Wanneer de goddelozen overvloed hebben terwijl het degenen die in oprechtheid met God en Zijn gebod rekening houden kwalijk gaat, dan wordt het geloof in Gods voorzienigheid, waarin Zijn rechtvaardigheid, barmhartigheid en getrouwheid klaar schijnen beproefd, soms zwaar beproefd. Wanneer het de ene vrome beter gaat dan de andere vrome.... hoe zwaar valt het dan voor vlees en bloed om Gods beleid te accepteren, ja sterker nog: te aanbidden ! !
Wanneer er reeds genade nodig is om bij het ontvangen van het goede in de Gever van het goede te eindigen, hoe veel te meer is dat het geval om met Job in tegenspoed en armoede te zeggen: ouden wij het goede van God ontvangen en het kwade niet ontvangen? Om te zingen dat God goed is als alles goed gaat, is heel wat gemakkelijker dan om te getuigen dat God goed is, wanneer gebrek aan voedsel of andere „broodnodige" dingen ons of de onzen doet lijden. Wanneer Paulus aan de Filippensen schrijft (hoofdstuk 4 : 11-12) „Ik heb geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben en ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben... alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden", dan voegt Hij daar meteen aan toe dat hij de kracht om dat te leren geheel en al toeschreef aan: Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft". Uit die Krachtbron is nog steeds de kracht te verkrijgen, die wij nodig hebben om vergenoegd te zijn met het tegenwoordige. Paulus schreef aan de Hebreen: Uw wandel zij zonder geldgierigheid en zijt vergenoegd met het tegenwoordige, want Hij heeft gezegd: k zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten" (Hebr. 13:5).
Een wolk van getuigen
Een jongen, uit één van de gemeenten die ik diende, vroeg eens aan zijn moeder: Moeder, waarom krijgen sommige christenen van de Heere „room" en andere christenen „magere melk"? Het wijze antwoord van de moeder was: magere melk is gezonder! De moeder bekende eerlijk tegenover mij, dat zij haar kinderen wel eens wat meer „room" had willen geven maar dat kon niet. Een wolk van getuigen uit de Heilige Schrift en andere stichtelijke geschriften bewijst, dat de meeste van Gods kinderen door hun hemelse Vader met „magere melk" zijn gevoed voor hun bestwil. Room en volle melk zijn niet goed voor elk! De spreuk uit de gezondheidszorg is ook hierin van toepassing.
De apostel Jakobus schreef in zijn brief aan de christenen van zijn tijd: oort mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het Koninkrijk, hetwelk Hij belooft degenen, die Hem liefhebben? (Jak. 2 : 5). Paulus schreef aan de christenen in Korinthe (1 Kor. 1 : 26): Want gij ziet uw roeping, broeders, dat gij niet zijt.... vele machtigen, niet vele edelen. Het zwakke der wereld
heeft God uitverkoren opdat Hij het sterke zou beschamen". Gods beleid in het voeden der Zijnen met het hun bescheiden deel bewijst, dat hetgeen de moeder tot haar zoon zei op waarheid berust. De weinige rijken en edelen onder Gods kinderen hadden andere lasten te torsen en met andere kruisen te leven dan armoede, om hen aan de grond te brengen en tc houden.... Zonder gewicht aan de klok loopt de hangklok niet! Zonder noden van allerlei aard funktioneert het gebedsleven niet zoals God het wil en het nuttig is voor ons. In mijn jonge jaren las ik eens een boekje waarin een kind van God zijn levensloop beschreef. Mijn grootvader had de man gekend. Het was geen rijke man naar wereldse maatstaven maar.... in Zijn voorzienigheid zorgde de Heere voor hem en de zijnen op wonderlijke wijze. Het lezen van zulke boekjes is een goede zaak. Dat moest meer gedaan worden. Toen ik het boekje las. werd mijn hart met jaloersheid vervuld op het deel van die man. Ik bad de Heere of Hij mij ook zo'n afhankelijk leven wilde geven en zulke wonderlijke uitreddingen.
Dat er aan het ondervinden van uitreddingen nood en strijd verbonden waren wist ik wel, maar.... toen mijn bescheiden deel zorgelijke omstandigheden met zich meebrachten was dat geen zaak van vreugde. De HEERE redde echter keer op keer, net als in het bovengenoemde boekje was beschreven. Er wordt soms beweerd dat wonderen niet meer of nauwelijks meer gebeuren. Dat geloof ik niet. Wat ik wel geloof is, dat de bede van Agur: „Voed mij met het brood mijns bescheiden deels.... armoede of rijkdom geef mij niet....", minder dan vroeger wordt gebeden. Het afbidden van armoede.... ja. dat ligt ons wel, maar.... het afbidden van rijkdom.... dat ligt anders. Toch is er geen rijker leven, dan het leven dat Agur begeerde, het leven uit 's HEEREN hand.
De Heere Jezus zei eens tot Zijn discipelen iets aangaande deze dingen, dat nog steeds ook voor ons geldt. Ziet toe en wacht u voor de gierigheid, want het is niet in de overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zijn goederen. Daarom zeg ik u: ijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam waarmede gij u kleden zult.... Uw Vader weet. dat gij deze dingen behoeft. Maar zoekt het Koninkrijk Gods en al deze dingen zullen u toegeworpen worden, want waar Uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn. (Luk. 12 : 15-34).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1987
Daniel | 32 Pagina's