Heeft God alle mensen lief?
Jozua en Kaleb verspreidden een goed gerucht van het beloofde tand. Zo worden ook wij geroepen een goed gerucht voon te brengen van God en Zijn dienst. Maar kan dit wel wanneer je gelooft in de uitverkiezing, de onmacht van de mens ten goede en de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest in de bekering van de mens? Jullie zeggen misschien: „Ik kan met kollega's en schoolkameraden, die niet naar de kerk gaan. toch niet spreken over de uitverkiezing of de onmacht om jezelf te bekeren? Ik kan ze toch niet vertellen, dat zelfs de waar gelovigen maar nauwelijks zalig worden? En. volgens mij is het ook geen goed gerucht wanneer ik spreek over de toorn van God en de straf, die iedere zondaar treffen zal die buiten Christus sterft." Hoe moet ik dan over God spreken? ..Mag ik zeggen, dat God liefde is en alle mensen liefheeft? En als ik over Jezus spreek, mag ik dan zeggen: Jezus is voor ons allen op het kruis gestorven? Moet ik niet zeggen, dat je blij en gelukkig wordt als je God dient in plaats van te spreken over de strijd, die dit met zich meebrengt? "
Wat wij zeggen moet waar zijn
Wanneer wij over God en Zijn dienst spreken, moeten wij naspreken wat de Bijbel ons voorzegt. We mogen aan de boodschap niets afdoen en ook niets toedoen.
Toen een werfofficier de dorpen en steden doortrok om soldaten voor zijn koning te werven, vertelde hij de jonge mannen over de roem. die zij zouden behalen onder het vaandel van zijn koning; hij sprak verder over het prachtige uniform, dat zij zouden dragen; hij noemde de goede soldij, die zij zouden ontvangen en het mooie leven, dat zij zouden leiden.
Wanneer dan echter de jonge soldaten aan het front in de loopgraven honger en dorst leden, velen van het sneuvelden en verminkt van het slagveld terugkeerden, vervloekten zij de werfofficier, die hun niet de gehele waarheid had verteld.
Zo heeft de Heere Jezus nooit gehandeld. Hij zei eerlijk wat een ieder te wachten stond, die Hem zou volgen. Men moest er op rekenen van de wereld gehaat te worden, een kruis te moeten dragen, geen twee heren te kunnen dienen en zichzelf te moeten verloochenen.
Daarom moet wat wij over God en Zijn dienst tot buitenkerkelijken zeggen, waar zijn. Al moet je het natuurlijk wel met begrijpelijke woorden zeggen.
Het mag echter ook geen eenzijdige waarheid zijn. Jezus zei erbij dal men voor alles, dat men prijs zou geven „hondervoud weer ontvangen zou en hiernamaals het eeuwige leven". Hij leerde, dat wie Hem volgde in de duisternis niet zou wandelen, maar het licht des levens hebben zou. Temidden van de strijd roept Hij de Zijnen toe: „Hebt goede moed. Ik heb de wereld overwonnen!"
Het gerucht van God en Zijn dienst moet een goed gerucht zijn.
De liefde van God
De vraag, die we aan de orde willen stellen, is: „Mag ik in hel gesprek met mensen, die niet naar de kerk gaan of geloven, zeggen: God heeft u lief en Jezus is voor u gestorven? "
Het antwoord is afhankelijk van de beantwoording van een andere vraag, namelijk: „Is dit waar en leert de Bijbel dit? " Indien de Schrift dit leert, moeten we dit de mensen voorhouden, hoeveel er ook tegenop komt. Indien de Schrift dit niet leert, moeten we dit de mensen niet voorhouden, hoeveel smaad het ons ook brengt. Wat zegt de Schrift van de liefde van God?
De Schrift zegt: Want God is liefde" (1 Joh. 4:8).
Het is duidelijk, dat door God vele goede dingen aan de goddelozen gegeven worden. Als Jezus Zijn discipelen leerde om goed tc doen aan hen. die hen haten en te zegenen hen, die hen vloeken, is de door Hem aangevoerde reden:
„Opda! gij moogt zijn kinderen des Vaders. Die in de hemelen is. want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden en regent over rechtvaardigen en onrcchtvaardigen" (Matth. 5:45).
Zij zouden daardoor op hun hemelse Vader lijken.
Ditzelfde ontmoeten we wanneer Jezus hen leert om hun vijanden lief te hebben. Hij zegt dan: Maar hebt uw vijanden lief en doet goed en leent, zonder iets weder te hopen: n uw loon zal groot zijn, en gij zult kinderen des Allerhoogsten zijn: ant Hij is goederlieren over de ondankbaren en bozen" (Lukas 6:35). God doet goed aan een boze wereld en bewijst Zijn liefde aan mensen, die Hem haten. We zien dit in de schepping, de
onderhouding van alle dingen, het meedelen van allerlei gaven, het geven van Zijn Wet en het laten bestaan en waken voor huwelijk, gezin, vriendschap. hulpbetoon enzovoort. Dit toont ons hoe onnaspeurlijk goed God van Zichzelf is. Het is waar wat Jezus tot de rijke jongeling zei: Niemand is goed. dan Eén. namelijk God!" (Mark. 10:18). Calvijn durft zelfs te zeggen: dat het Zijn natuur is. de mensen lief te hebben" (Komm. 1 Joh. 4:7).
Johannes 3:16
Deze algemene goedheid en liefde van God moet echter niet verward worden met de hoogste liefde en toegenegenheid van God waarmee Hij Zijn uitverkorenen liefheeft. De liefde van God is geduld, verdraagzaamheid en lankmoedigheid. wanneer Hij het kwaad niet aanstonds straft en de zondaar tijd. gelegenheid en middelen tot bekering vergunt. De liefde van God is genade, wanneer Hij schuldige zondaren vergeeft en in Christus tot Zijn kinderen aanneemt. Wanneer de Heere zegt: Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde: aarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid" (Jer. 31:3), dan wordt daarmee dc eeuwige liefde van God tot Zijn uitverkorenen bedoeld. Deze eeuwige liefde van God tot Zijn uitverkorenen is de fontein van de zaligheid en moet wel onderscheiden worden van Zijn verdraagzaamheid en goedertierenheid ten opzichte van de goddelozen. Hetzelfde is het geval wanneer we lezen in Efeze 1:4: Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem. voor de grondlegging der wereld." Dit geldt niet de gehele wereld, maar Gods kinderen. God is vertoornd over onze zonden en kan buiten Christus ons niet liefhebben.
Er is een bijzondere liefde van welbehagen in God. die zich uitstrekt tot de erfgenamen van de eeuwige zaligheid, namelijk de uitverkorenen. Het is niet juist om met een beroep op Johannes 3:16 te zeggen, dat God heel de wereld liefheeft en Jezus voor alle mensen is gestorven. Het woord „wereld" in deze en vele andere teksten in het Evangelie naar de beschrijving van Johannes. is het Griekse woord „kosmos". Dit betekent „het georganiseerde leven, dat in deze bedeling instrument van satan legen God is geworden". De wereld, die er nu door de zonde is. is in tegenstelling tot de wereld die komt. een boze wereld.
Het gaat in het woord „wereld", over de mensheid, die verloren, schuldig en boos is en daarom aan het oordeel Gods is onderworpen. Jezus zegt. dat deze zondige en van God vervreemde wereld, het voorwerp van Gods liefde is. We moeten dan ook bij het woord „wereld" niet op aantallen letten, maar op de hoedanigheid. De kwantiteit is hier niet aan de orde. maar de kwaliteit. Het gaat niet over alle mensen, maar over de boze wereld. De Heere Jezus wil leren wat God liefgehad heeft, namelijk de boze. van Hem afgevallen wereld. God had lief wat Hem haatte.
Dit is het onbevattelijke van de grootheid van de liefde Gods, dat God geen vromen en goeden, maar de wereld heeft liefgehad. Jezus spreekt over „wereld", om de grootheid van de liefde Gods aan te wijzen. Het doel van die liefde is dan ook niet de zaligheid van allen, maar „opdat een iegelijk, die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe". Er is daarom geen algemene liefde of verzoening in deze tekst.
De spits in Johannes 3:16 is gericht op de grootheid van de liefde Gods. Het laat ons zien wat God tegenover de schrikkelijke zonde van de mens gedaan heeft. God had de gehele wereld kunnen verdoemen en verdelgen. Hij had terstond een nieuwe mensheid, een nieuwe aarde en nieuw samenstel der dingen tot aanzijn kunnen roepen. Dit zou billijk en rechtvaardig zijn geweest. God is daartoe niet overgegaan. God heeft liefgehad en wel zo. dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe.
Is God dan niet dubbelhartig?
Indien God allen niet liefheeft en Christus niet voor allen is gestorven, hoe kan God dan allen tot de zaligheid in Christus nodigen? Is God wel in ernst wanneer Hij zegt: „Zou Ik enigszins lust hebben aan de dood des goddelozen. spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert
van zijn wegen, dal hij leve? " (Ezech. 18:23).
Wij zouden met ons menselijk inzicht tot de konklusie kunnen komen, dat God dubbelhartig is en met twee monden spreekt.
Aan de ene zijde heeft God niet alle mensen uitverkoren en aan de andere zijde zegt Hij geen lust te hebben in de dood van de zondaar. Calvijn bespreekt dit probleem in de verklaring van de tekst uit Ezechiël 18:23. Hij bezigt daar de door mij gebruikte woorden „dubbelhartig" en „spreken met twee monden". Hij gebruikt zelfs de uitdrukking „is God Zelf bedriegelijk? ".
Op al deze beschuldigingen aan Gods adres antwoordt Calvijn. dal God niet dubbelhartig is en niet bedriegelijk handelt. Het komt slechts door ons eindig verstand, dat wij het niet met elkaar kunnen verenigen, dat God niet allen heeft uitverkoren en nochtans geen lust heeft in de dood van de zondaar. Alles wat God zegt, is waar en zonder bedrog. Calvijn zegt dan: „Wanneer iemand wederom tegenwerpt. dat dit maakt dat God dubbelhartig handelt, is het antwoord klaar, namelijk dat God altijd hetzelfde wenst (in Zijn verborgen besluit en in Zijn geopenbaarde wil. CH).
ofschoon in verschillende wegen en op een wijze ondoorgrondelijk voor ons. Ofschoon daarom Gods wil éénvoudig is. toch is cr grote verscheidenheid in opgesloten, in zover als het onze bevattingen betreft. Het is daarnaast niet verrassend, dat onze ogen verblind worden door het intense licht, zodat wij niet zeker kunnen beoordelen hoe God de zaligheid van allen wenst en toch al de verworpenen bestemd heeft voor het eeuwige verderf. Nu wij door een spiegel in een duistere rede zien. moesten wij tevreden zijn met de maat van onze eigen kennis. Wanneer we aan God gelijk zullen zijn en Hem aangezicht tot aangezicht zullen zien. dan zal wat nu duister voor ons is. duidelijk worden."
Het komt er op neer. dat Calvijn niet dieper in deze verborgenheid wil doordringen. maar er aan wil vasthouden, dat hoe onbevattelijk ook voor ons verstand. God toch de waarheid spreekt, wanneer Hij zegt geen lust in de dood des goddelozen te hebben.
Hij besluit zijn bespreking dan ook met te zeggen: „Nu worden allen geroepen tot bekering en de hoop van de zaligheid wordt beloofd aan allen wanneer zij zich bekeren: dit is waarachtig, sinds God niet één wederkerend zondaar verwerpt. Hij schenkt hen allen zonder onderscheid genade."
God heeft niet allen lief met de liefde van welbehagen. In Christus gaat Zijn liefde uit tot Zijn uitverkorenen. En toch is God niet dubbelhartig wanneer Hij de zondaar nodigt en bidt: „Laat u met God verzoenen."
Wij moeten dit niet willen oplossen en kunnen dit niet oplossen. De oplossing van deze verborgenheid ligt buiten het bereik van ons denken. Hoe onbegrijpelijk het voor ons is, toch is God niet geveinsd in Zijn nodiging. wanneer Hij roept: „Wendt u naar Mij toe. wordt behouden.
alle gij einden der aarde! want Ik ben God en niemand meer" (Jes. 45:23).
Het is een groot kwaad, dat vanwege ons indringen in de verborgen bedoelingen van God. het Evangelie niet meer ernstig wordt genomen. De drang en de ernst is er uit verdwenen, wanneer wij steeds zeggen: „En toch bedoelt God dit niet ernstig, want Hij heeft niet allen uitverkoren." Wat wordt dan God verdacht gehouden!
Hoe teder tracht God dc harten van afkerige mensen voor Zich te winnen. Wanneer we in 2 Korinthe 5:20 lezen wat het karakter van dc prediking is. moet dit alle gedachten als zou God het niet menen, wegnemen. We lezen daar: Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege. laat u met God verzoenen."
De smekende stem van God is in de stem van de bediening der verzoening. Het is alsof de goddelijke barmhartigheid voor de zondaar neerknielt en met samengevouwen handen en betraande wangen hem smeekt: ..Leg uw vijandschap af en laat u met Mij verzoenen."
Hij bekrachtigt het met een eed en zegt: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE. zo Ik lust heb in de dood des goddelozen! maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve" (Ezech. 33:11). Hoe betreurt de Heere de opstandigheid en afkerigheid van de mensen, wanneer Hij klaagt: Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had. dat Israël in Mijn wegen gewandeld had!" (Ps. 81:11). Hoe erg om te durven zeggen, dat de Heere niet in ernst is wanneer Hij ons nodigt, bidt. vermaant en beweegt om ons te bekeren van onze zondige wegen en in Christus te geloven.
Nee. God is niet dubbelhartig!
Geen fatalisme
De leer van de verkiezing en de verwerping is geen fatalisme. maar een openbaring van barmhartigheid en rechtvaardigheid.
Dc mens heeft geen reden om over God te klagen. Wij hebben geen rechten. Zelfs wanneer God alle mensen tot de eeuwige dood beschikt had, zou dit rechtvaardig zijn geweest.
Wat is het belangrijk om dit te erkennen! Alleen dan verliezen we onze vijandschap tegen Gods vrijmachtig handelen. Wij staan allen schuldig, omdat wij allen gezondigd hebben. Wij zijn van nature allen kinderen des toorns.
En wanneer je dan zegt: „God mag niet diskrimineren. Indien allen schuldig zijn. laat Hij dan ook allen straffen!", zo zeg ik met Calvijn: „Je handelt alsof het God verboden is barmhartigheid te bewijzen!" En het is juist die barmhartigheid Gods, die zich openbaart in de prediking van het Evangelie. Het gevolg van Gods verkiezing is immers de prediking van het Evangelie. Er zou niets te prediken zijn. indien God geen zondaren verkoren had en om die zondaren te zaligen Christus niet gezonden had. God openbaart zijn nart in het Evangelie en het is geen dubbelhartig hart.
Je moei met bij dc hoogste sport van dc eeuwige predestinatie beginnen, maar bij : dc laagste sport \; m de boodschap van hel Evangelie. : waarin God zegt. dat ccn iegelijk die geloolt mei /.il verderven, maar het eeuwige leven hebben.
Hel is onredelijk en goddeloos om ie zeggen: „Indien ik uitverkoren ben. word ik zalig en anders niet."
Ik wil je vragen: „Geloof je dat het uur van je dood bij God bepaald is? "
Indien je „Ja" zegt. weet je dat je dit uur niel overschrijden zult. En toch neem je bij ziekte alle middelen te baat om te genezen en zoek je dekking voor de kogels, die tijdens een beschieting rondom je vliegen. Je voelt wel. hoe dwaas en onbijbels daarom de redenering is: „Indien ik uitverkoren ben kom ik er, al doe ik er niets aan en indien ik niet uitverkoren ben. kom ik er niet. al doe ik er alles aan."
God beveelt ons de middelen te gebruiken. Op de vraag:
„Zijn cr ook weinigen, die zalig worden? ", antwoordde de Heere Jezus: „Strijd om in te gaan door de enge poort."
Niet mismoedig worden
We behoeven ook niet moedeloos te worden, wanneer het schijnt dat we de genademiddelen tevergeefs gebruiken.
In de Dordtse Leerregels lezen we hierover: „Die het levend geloof in Christus of het zeker vertrouwen des harten, de vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, de roem in God door Christus, in zich nog niet krachtiglijk gevoelen, en nochtans de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelf onder dc verworpenen rekenen, maar in het waarnemen der middelen vlijtig voortgaan, naar dc tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen en die met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten. Veel minder behoren voor deze leer van de verwerping verschrikt te worden, degenen, die ernsliglijk begeren zich tot God te bekeren. Hem alleen te behagen, en van het lichaam des doods verlost te worden en nochtans in de weg der godzaligheid en des gcloofs zo ver nog niet kunnen komen, als zij wel willen, aangezien dc barmhartige God beloofd heeft, dat „Hij de rokende vlaswiek niet zal uitblussen en het gekrookte riet niet zal verbreken" (D.L. 1-16).
Er is geen reden om mismoedig te worden. In Christus' offer is een overvloedige algenoegzaamheid om de grootste zondaar te redden. En al is er een verborgen, bijzondere verkiezing, het geopenbaarde evangelie spreekt steeds over „een iegelijk". Calvijn tekent daarbij aan: „En Hij heeft de algemene uitdrukking „een iegelijk" gebezigd, beiden om allen zonder onderscheid te nodigen om het leven deelachtig te worden en om iedere verontschuldiging van de ongelovigen af te snijden."
De schuld van ons verloren gaan. rust niet op God. maar op onszelf. Ik wil jc uitdagen om een enkel persoon aan te wijzen, die door Jezus' zoendood had willen gered worden en van het heil is uitgesloten. Er is er niet één te vinden. Integendeel! De Heere zal tot velen zeggen: „Gij hebt niet gewild, dat Ik Koning over u zou zijn."
Zonder God ga je voor eeuwig verloren en buiten Christus woedt slechts een zondvloed van eeuwige toorn! Breek dan met de zonde en val met berouw Christus te voet. Die belooft: „Die tot Mij komt. zal Ik geenszins uitwerpen."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1989
Daniel | 32 Pagina's