Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doop - belijdenis - avondmaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doop - belijdenis - avondmaal

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen een jongeman tegen zijn werkgever zei niet mee te kunnen en te willen doen met het feestje van de zaak, omdat daarvoor een band en konferencier was uitgenodigd, vroeg de direkteur hem: „Tot welke parochie behoor jij dan? "

De jonge man noemde toen de naam van ccn kerkgenootschap. reformatorischap.

Hij had echter kunnen volstaan met te zeggen: „Ik behoor tot de parochie"!

'Parochie' is afgeleid van het Griekse 'paroikia' en betekent: vreemdelingschap. Het is de bijbelse naam voor de christelijke gemeenschappen in de diverse dorpen en steden. Wanneer Petrus aan dc kerken in Klein-Azië schrijft, zegt hij: „aan de vreemdelingen(parochie) verstrooid in 1'ontus, Galatië,

Kappadocië, Azië en Bithynië".

De christelijke kerk had overal haar parochies, dat wil zeggen: haar vreemdelingschappen.

Wanneer je belijdenis doet, sluit je je aan bij één van deze parochies. Je wordt dan lid van een gemeenschap van vreemdelingen, van mensen, die anders zijn dan de wereld.

Het belijdenis doen

Wat is nu eigenlijk belijdenis doen?

Deze vraag kan niet goed beantwoord worden zonder dat we ons verdiepen in de geschiedenis van de kerk. En met name dc ontwikkeling rondom doop. belijdenis en avondmaal.

Bij dit onderzoek valt ons op. dat de openbare belijdenis een heel oud gebruik is.

We lezen er reeds van op de Pinksterdag. Er staat: Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt" (Hand. 2:41). Deze mensen hebben op de een of andere manier duidelijk gemaakt, dat zij dc boodschap aangaande Jezus van Nazareth geloofden.

Wat hier nog niet duidelijk wordt genoemd, wordt in Hand. 8 nadrukkelijk als voorwaarde voor dc doop gesteld. Filippus vraagt van de kamerling eerst een geloofsbelijdenis voordat hij hem doopt cn zegt: „Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd." Hierop antwoordde de kamerling: ..Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is."

Wanneer het Evangelie van ganser hart omhelsd werd en men verklaarde in Jezus te

geloven als de beloofde Messias, vond de doop plaats. Zo stonden belijdenis en doop met elkaar in het nauwste verband. Door de geloofsbelijdenis en de doop werd de weg gebaand tot het avondmaal.

Deze apostolische traditie is in de oude christelijke kerk voortgezet. Men kon het sakrament van dc doop niet ontvangen cn niet aan het avondmaal deelnemen, zonder dat men zijn geloof openlijk beleden had.

In de Apologie van Justinus de Martelaar ( ± 150 na Chr.) lezen we hierover: „Dit voedsel heet bij ons eucharistie (= de dankzegging of het avondmaal). Niemand mag er van nemen behalve hij die ons onderwijs voor waar houdt (= dat dus openlijk heeft beleden), die het bad tot vergeving der zonden om wedergeboren te worden (= de doop) ontvangen heeft en die leven, zoals Christus heeft overgeleverd."

Wie lid wilde worden van de kerk en deel wilde nemen aan het avondmaal, werd dus eerst onderwezen, legde daarna getuigenis af dat hij het onderwijs van harte beaamde, werd gedoopt en mocht vervolgens deelnemen aan het avondmaal.

In de derde eeuw wordt de weg tot dc kerk nog duidelijker bewaakt. Wie christen wilde worden, moest zich door een borg laten aanbevelen. Vervolgens werd een onderzoek ingesteld naar de gezindheid en de motieven van de nieuweling. Hij kreeg daarna onderricht aangaande de inhoud van het christelijke geloof. Hierbij kwam de nadruk te liggen op dc kennis van Jezus als de Zoon van God cn de opgestane Heere.

Ook kwamen dc geboden hierbij aan de orde met betrekking tot de levenswandel. Indien iemand dit geloof aanvaardde cn bereid was volgens de geboden te leven, vond een inwijding plaats (initiatie) met diverse riten, zoals: de tekening van het kruis, de handoplegging, de duiveluitbanning enzovoort.

Deze doopkandidaten werden daarna verder onderwezen.

Dit catechumentaat was een voorbereiding op het belijdenis doen en de doop. Dit duurde een drietal jaren. De nieuwelingen of catechumenen (doopleerlingen) moesten getrouw de prediking bijwonen, vrij uitvoerig onderricht worden in de leer, waarbij vooral dc apostolische geloofsbelijdenis, het 'Onze Vader, de tien geboden en dc vier evangelicbeschrijvingen gelezen en uitgelegd werden.

De oude christelijke kerk nam de toelating tot het gebruik van de sakramenten heel serieus. Er ging ccn lange tijd van voorbereiding, onderwijs en beproeving aan vooraf.

Er was ook een nadrukkelijk verband tussen onderwijs in de christelijke leer en het daarna openlijk en persoonlijk belijden van deze leer als een weg tot dc doop en het avondmaal.

Belijdenis, doop en avondmaal waren aan elkaar verbonden. Zo was de volgorde in de christelijke zendingskerk.

De doop

De doop volgde in de vroege kerk na het geloof. De doopbelijdenis was de afsluiting van het dooponderricht.

De bediening van de doop vond bij voorkeur plaats in de paasnacht. Pasen was het grote feest voor de christenen en niet het kerstfeest. Dit laatste is pas later ingeburgerd geraakt.

Er werd een sterke parallel getrokken tussen Jezus' opstanding uit dc doden en Isracls uittocht uit Egypte cn dc doorgang door dc Rode Zee.

Christus heeft door Zijn opstanding een pad door dc dood gebaand. De gedoopte heeft gemeenschap aan Jezus' sterven cn opstanding. De gedoopte verlaat Egypte, gaat door de Rode Zee en laat het oude leven geheel achter zich.

Het oude heidenleven met al zijn zonden werd met Christus in dc doop begraven en men stond uit het water op tot een nieuw leven.

Voordat men gedoopt werd. deed men belijdenis van het geloof. Deze belijdenis was gekoncentreerd rondom de goddelijke drieëenheid. In de 'Traditio apostolica' (derde eeuw), vinden we de belijdenis, die de doopkandidaten aflegden.

Op drie vragen moest geantwoord worden met een openlijk en voor allen hoorbaar: „Ik geloof!"

Vraag: Gelooft u in God, de Vader, dc Almachtige?

Antwoord: Ik geloof!

Vraag: Gelooft u in Jezus Christus, dc Zoon van God, die geboren is van de Heilige Geest uit de maagd Maria en gekruisigd is onder Pontius Pilatus, en gestorven is en begraven, en op de derde dag opstond, levend uit de doden, en opsteeg, in de hemel en zit ter rechterzijde van de Vader,

die komen zal om te oordelen de levenden en de doden?

Antwoord: Ik geloof!

Vraag: Gelooft u in de Heilige Geest, in de heilige Kerk en de opstanding des vleses?

Antwoord: Ik geloof 1 .

In de vierde eeuw werd nog meer dc nadruk gelegd op het belijden van het geloof. Terwijl de doopkandidaten op een verhoging in het kerkgebouw stonden, moesten zij in de paasnacht één voor ccn de geloofsbelijdenis opzeggen voor de bisschop cn het kerkvolk. Daarna vond de doop plaats.

De kinderdoop

In de apostolische eeuw lag de nadruk op dc volwassendoop. Dit kwam vanwege dc missionaire situatie waarin de kerk toen verkeerde. Ook in de eerste twee eeuwen bleef deze situatie zo. Er traden veel heidenen tot de kerk toe. Daarom vond de openbare belijdenis van het geloof plaats voor de doop. Door de doop werd men immers lid van dc kerk en ontving men het recht om deel te nemen aan het avondmaal. Een persoonlijke geloofsbelijdenis moest aan dit alles voorafgaan.

In de christelijke gezinnen werd de kinderdoop toegepast. Toch hield men daarbij vast aan de praktijk, die men kende bij de doop van de volwassenen.

De kinderen van de gelovigen zouden eigenlijk dezelfde weg moeten volgen als de volwassen doopkandidaten.

Zij zouden eerst onderwezen moeten worden, belijdenis van het geloof moeten afleggen en pas daarna gedoopt moeten worden.

Maar omdat zij in hun ouders tot het verbond van God cn Zijn gemeente behoorden werden zij als zuigeling gedoopt. Rond 200 is deze kinderdoop reeds vrij algemeen.

Tertullianus was een tegenstander van de kinderdoop, maar zegt wel. dat deze rond 200 algemeen in gebruik was.

Origenes verklaart, dat de kinderdoop teruggaat op de gewoonte van de apostelen.

Hij zal bedoelen, dat ook de apostelen gehele gezinnen gedoopt hebben.

Maar wat ik reeds zei: de praktijk, die men kende vanuit de volwassendoop werd daarbij niet uit het oog verloren.

Omdat de kinderen hun geloof nog niet konden belijden, legden de ouders en de doopgetuigen (peters en meters) in hun plaats dc geloofsbelijdenis af. Zij beloofden ook het kind in de christelijke leer tc onderwijzen. De kinderen van christenouders werden geheel op één lijn gesteld met de catechumenen uit dc heidenen. Zij werden op grond van ccn geloofsbelijdenis, maar dan door de ouders gedaan, gedoopt. Zo werden zij leden van de christelijke kerk en hadden daarmee ook recht op het sakrament van het avondmaal.

Omdat de kinderen nu door de doop tot de kerk behoorden, ging men er zelfs toe over om zuigelingen aan het avondmaal deel te laten nemen. De priester stak zijn vinger in de wijn en daarna in de mond van het kind. In het Westen kwam aan deze zuigelingenkommunie een eind door de besluiten van het Latcraans Concilie (1215).

Daar bepaalde men. dat kinderen eerst met het ingaan 'van de jaren des onderscheids' aan het avondmaal mochten deelnemen.

De kinderen moesten door de kerk voor de ontvangst van

het avondmaal voorbereid worden. De kinderen legden daartoe op jeugdige leeftijd een geloofsbelijdenis af. die gepaard ging met de oplegging van de handen door de bisschop en het uitspreken van een plechtige zegen.

Dit groeide in de Middeleeuwen uit tot het roomse vormsel. De confirmatie en niet de persoonlijke geloofsbelijdenis werd noodzakelijk als aanvulling op de kinderdoop. Later werd de biecht en het ontvangen van het vormsel een vereiste om het sakrament van het avondmaal te mogen ontvangen.

Wanneer we de tijd vanaf de eerste eeuwen tot dc Middeleeuwen overzien, blijkt dat de kinderen zonder een persoonlijke geloofsbelijdenis leden van de kerk werden. De belijdenis van hun ouders bij de doop gedaan en de belofte om de kinderen in de christelijke leer op te voeden, werd voldoende geacht.

Van kerkelijk onderwijs en een kerkelijke afsluiting daarvan in een openbaar belijden was geen sprake.

Indien cr al onderwijs gegeven werd. volgde daarop geen belijdenis. Met de doop was alles gebeurd wat cr nodig was om lid van de kerk te zijn en toegang tot de sakramenten te hebben.

Het gedoopte christenkind had immers dezelfde weg betreden als dc volwassen heiden, die gedoopt was. Er was een belijdenis uitgesproken door dc ouders waarin het kind begrepen was en er was een belofte van christelijk onderricht gedaan, door hen. die voor het kind verantwoordelijk waren. Dil was voldoende.

De latere roomse praktijk wilde wel. dat kinderen 'tot jaren van onderscheid' moesten zijn gekomen om deel te nemen aan het avondmaal. Deze voorbereiding ging al snel op in het vormsel. De catechese werd schromelijk verwaarloosd. Van belijdenis des geloofs was feitelijk geen sprake.

De Reformatie

De Reformatie bracht ook hierin verandering.

De reformatoren zagen het verschil tussen doop en avondmaal.

De doop is een teken en zegel van het verbond der genade waarin de kinderen met hun ouders begrepen zijn.

Het avondmaal is vooral een maaltijd, die Christus ingesteld heeft tot versterking van het geloof.

Om waardig avondmaal te houden, moet men het zaligmakende geloof bezitten. Voor Calvijn staat het vast, dat slechts diegenen tot het avondmaal mogen komen, die „in staat zijn het lichaam en bloed des Heeren te onderscheiden, hun eigen geweten te onderzoeken, de dood des Heeren te verkondigen cn de kracht daarvan overwegen".

Volgens de reformatoren kunnen kinderen zichzelf niet beproeven. Zij mogen dan ook niet tot het avondmaal worden toegelaten.

En omdat het avondmaal voor de gelovigen is. mag niemand tot het avondmaal worden toegelaten, die niet eerst zijn geloof openlijk heeft beleden. De gedoopte kinderen moeten hun geloof daarom eerst openlijk belijden in het midden van de gemeente, voordat zij ten avondmaal mogen komen.

De reformatoren wezen daarom het vormsel af.

De sakramenten hebben, volgens de reformatoren, twee zijden. God komt in de sakramenten tot ons en bevestigt Zijn verbond en beloften. Maar sakramenten zijn ook openlijke verklaringen van onze kant, waardoor wij ons geloof bij God en de mensen betuigen.

Dit hebben de gedoopte kinderen bij hun doop niet persoonlijk gedaan. Hieruit volgt, dat zij dit bij hel volwassen worden alsnog moeten doen. Ieder moet rekenschap afleggen van zijn geloof, voordat men als mondig lid in alle voorrechten en plichten van dc kerk kan delen.

Luther legde dil al vroeg neer in de Formula Missae van 1523. Zij. die tot de viering van het avondmaal wensten toe te treden, moesten onderzocht worden omtrent dc leer en daarvan belijdenis doen.

Zwingli wilde de gedoopte kinderen onderwijzen en daarna bewust hun geloof laten belijden.

Bucer stelde zelfs, dat de jongeren de kenmerken van de wedergeboorte moesten vertonen en tot christelijke zelfstandigheid moesten zijn gekomen.

Calvijn wilde de gedoopten onderwezen hebben in de christelijke leer. Het doel was om de zuiverheid van dc leer te bewaren cn de gedoopten tot openlijke aanvaarding van hun doop tc brengen. Bij hun doop hebben zij zich geen rekenschap kunnen geven van hun geloof, nu moeten zij het doen als volwassenen.

Men moest weten wat men geloofde en uitspreken dat men geloofde. Vier keer per jaar was daartoe de gelegenheid. kort voor het avondmaal. Niemand mocht tot het avondmaal komen, die zijn geloof niet had beleden.

Verband doop en avondmaal

Bij Calvijn en de andere reformatoren is het belijdenis doen van het geloof allereerst een verplichting, die uit de doop voortvloeit. De belijdenis, die bij de doop van het kind achtergebleven is, moet later alsnog worden afgelegd.

Het kind geeft dan 'publiek' getuigenis aan zijn doop.

Om deze belijdenis te kunnen afleggen, moet het kind in de leer van de kerk onderwezen worden. Men moet immers weten waarvan men belijdenis doet. Alles moet er op gericht zijn om het kind te brengen tot een openlijke aanvaarding van zijn doop.

Daarna kan men tot het avondmaal worden toegelaten. Aan het avondmaal belijdt de gemeente immers haar geloof. Zij verkondigt daar de dood des Heeren.

Wat dit laatste betekent, zegt Calvijn in zijn kommentaar op 1 Kor. 11:26: En dit is openlijk en gezamenlijk als met één mond belijden, dat ons ganse vertrouwen op het leven en de zaligheid gelegen is in de dood des Heeren, om Hem door onze belijdenis te verheerlijken en door ons voorbeeld ertoe op te wekken Hem ere toe te brengen."

Wie niet tot het belijden van zijn geloof bereid is. kan ook niet ten avondmaal gaan.

Zo worden door Calvijn en de reformatoren de lijnen getrokken tussen doop. belijdenis en avondmaal.

Zij meenden hiermee geheel in de lijn van de apostolische en vroegchristelijke kerk te handelen.

Calvijn schrijft daarover:

„Het was oudtijds de gewoonte, dat de kinderen der christenen, nadat zij opgewassen waren, voor de bisschop gesteld werden, opdat zij die plicht zouden vervullen, die geëist werd van de volwassenen, die zich tot de doop aanboden. Want deze zaten temidden van de leerlingen, totdat ze. na naar behoren in de verborgenheden des geloofs onderwezen te zijn, belijdenis des geloofs konden afleggen in tegenwoordigheid van de bisschop en het volk. Daar dus degenen, die als kleine kinderen gedoopt waren, toen voor dc kerk geen belijdenis des geloofs gedaan hadden, werden zij tegen het einde van hun kinderjaren, of in het begin van hun jongelingsjaren wederom door de ouders voorgesteld, en door de bisschop onderzocht volgens de inhoud van de catchismus, die men algemeen gebruikte."

Het uitgangspunt is, dat door het doen van openbare

belijdenis des geloofs, de als kind gedooptcn, gelijk worden aan hen, die als volwassenen na catechese en belijdenis waren gedoopt. De weg tot het avondmaal werd daardoor voor de als kind gedoopte geopend. Na een oprechte geloofsbelijdenis moest men zijn geloof daarna steeds opnieuw belijden door ten avondmaal te gaan. Deze lijn is in hoofdzaak later gevolgd.

Wc vinden dit terug in de besluiten van het Convent te Wezel (1568) en in de verschillende kerkenordes van Gereformeerde kerken van Nederland. Ook de door ons gebruikte D.K.O. legt daar getuigenis van af.

Het is onloochenbaar, dat de belijdenis een onmisbare schakel vormt tussen doop en avondmaal.

Volgens het Kort Begrip van Faukelius is belijdenis doen 'een zich begeren te schikken tot een nieuwe gehoorzaamheid en toegang vragen tot het avondmaal'.

In artikel 61 van de Dordtse kerkorde werd uitgesproken: „Men zal niemand ten avondmaal des Heeren toelaten, dan die naar de gewoonheid der kerken, tot dewelke hij zich voegt, belijdenis der gereformeerde religie gedaan heeft, mitsgaders hebbende getuigenis eens vromen wandels, zonder welke ook degenen, die uit andere kerken komen, niet zullen toegelaten worden".

De spanning tussen belijdenis en avondmaal

De grote lijn vanuit de Reformatie is dat de kinderen moesten onderwezen worden met twee hoofddoelen:

1. de leer daardoor zuiver te bewaren voor het volgende geslacht;

2. de gedoopten te brengen tot een openlijke aanvaarding van hun doop en een gelovig gebruik van het avondmaal.

Men ging uit van het verbond waarin ook de kinderen een plaats hadden. Zij waren reeds lidmaten van de gemeente, maar moesten tot mondigheid gebracht worden.

Dit mondig worden hield in dat zij de leer zouden kennen en persoonlijk belijden. Maar ook dat zij met de kerk hun geloof in de avondmaalsviering zouden belijden en versterken en een leven als christen zouden leiden. Dit was het hoge doel van de opvoeding en het mondig maken van de doopleden.

Dit bracht natuurlijk spanning teweeg.

Op grond van de Schrift hielden de reformatoren tevens vast dat dc Heere Zijn avondmaal alleen voor de gelovigen ingesteld heeft.

Onze Heidelbergse Catechismus zegt nadrukkelijk voor wie het avondmaal des Heeren is ingesteld, namelijk: „Voor degenen, die zichzelf vanwege hun zonden mishagen en nochtans vertrouwen. dat deze hun om Christus' wil vergeven zijn" (vraag 81).

De drie vragen van het avondmaalsformulier, die grotendeels afkomstig zijn van Calvijn wijzen niet minder sterk op dc droefheid over de zonde, het geloof cn de heiliging van het leven. Het gevolg is geweest, dat in onze vaderlandse kerk maar weinig mensen belijdenis des geloofs aflegden.

Er waren veel 'hoorders' of 'liefhebbers', doch maar weinig leden. Men deed pas belijdenis wanneer men daar innerlijk aan toe was. Men moest daarna ten avondmaal kunnen gaan. Ook was de tucht over de leden streng, zodat dit velen terughield van het belijdenis doen.

Later krijgt men meer de volkskerk-idee. Dan doet men gemakkelijk belijdenis en gaat men ook gemakkelijk ten avondmaal.

De mannen van de Nadere Reformatie blijven het volk voorhouden dat men het ware geloof moet bezitten om ten avondmaal te gaan en dat dit ware geloof openbaar komt in een godzalig leven.

Bij de Afscheiding werd het belijdenis doen in het algemeen losgemaakt van het ten avondmaal gaan. Belijdenis des geloofs werd een verstandelijke toestemming aan de gekende waarheid.

Ook onder ons spreken velen over 'belijdenis van de waarheid' in plaats van over 'belijdenis des geloofs'.

Er zijn in de loop van de tijd twee uitersten ontstaan:

1. in sommige kerken is belijdenis doen. beloven dat men ten avondmaal zal gaan (bijvoorbeeld de Gereformeerde Kerken):

2. in andere kerken is het belijdenis doen uitgehold tot een verstandelijke instemming met de waarheid.

Men heeft dan de spanning opgeheven. De gedoopte jongere komt dan niet meer voor een dilemma te staan.

Men gaat automatisch ten avondmaal of men accepteert dat er een geoorloofde scheiding is tussen het belijdenis doen cn het ten avondmaal gaan.

Beide houdingen moeten wij afwijzen. Velen zeggen: de gemeente moet weer avondmaalsgemeente worden. De gedoopte is een kind des verbonds en moet van het doopvont naar de avondmaalstafel worden geleid.

De leer van de zelfbeproeving wordt terzijde geschoven. Het ontzaglijke gevaar, dat men zich een oordeel kan eten en drinken, komt niet meer aan dc orde. Als mensen die er recht op hebben en hun geloof beleden hebben, gaat men ten avondmaal. Op die wijze bedriegt men niet alleen zichzelf, maar verstaat men ook niets van het wonder 'dat Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Mijn lichaam aan het hout des kruises in de dood geve en Mijn bloed vergiete'.

De gedachtenis van Jezus' verzoenend lijden en sterven kan alleen gevierd worden, wanneer wij als een schuldverslagen zondaar door het geloof onze toevlucht tot de gekruiste Christus hebben leren nemen. Om dit geloof te sterken en de gemeenschap met deze Christus tc onderhouden, is het avondmaal ingesteld.

Anderen zeggen echter: belijdenis doen slaat geheel los van het avondmaal. Men doel belijdenis van de waarheid en meer niet. Het is waar, dat men niet kan belijden zonder kennis.

Maar het belijden mag nooit opgaan in een verstandelijke zaak. God eist meer dan een verstandelijk cn historieel belijden van de waarheid. God vraagt het hart!

Ik begrijp best dat wij op dc manier van 'belijden der waarheid' een heleboel problemen oplossen, maar de schade die deze houding toebrengt, is groter dan de problemen die men oplost.

Op die manier wordt de deur geopend om rustig onbekeerd te blijven en toch lid van dc kerk te zijn. De klem van het belijden wordt cr door weggenomen. De mens wordt niet meer in de nood gebracht en kan tevreden zijn met zijn rechtzinnigheid.

In het geval van automatisme worden zielen bedrogen met een vermeend recht op de avondmaalsgang. Men gaat dan met zijn doop en historisch geloof ten avondmaal.

In het geval van de verstandelijke toestemming geven aan de waarheid, worden mensen in hun onbekeerde staat met rust gelaten en eveneens ten eeuwigen verdervc geleid.

Belijdenis doen heeft maar niet alleen betrekking op het verstand. Het is een zaak van het hart. De beleden waarheid wordt in het geloof omhelsd. Het bevat een belofte van een godzalig leven, een keus voor God en Zijn dienst.

Daarom moeten we zowel het automatisme als het rationalisme afwijzen.

Een betere weg

Er is dan ook een betere weg. Het is de weg van: „Bekeert u en gelooft het Evangelie!"

Wc ontmoeten hier Gods eis en Gods belofte.

Gods eis is: bekeert u!

Je mag niet onbekeerd zijn.

Je mag niet onbekeerd gedoopt zijn; je mag niet onbekeerd trouwen; je mag niet onbekeerd belijdenis doen. want jc mag niet onbekeerd leven!

Je zegt misschien: „Ik kan mij niet bekeren". Maar dit is geen exkuus. Het is schuld!

Het komt voort uit de afval van God in het paradijs.

Gods belofte is: gelooft het evangelie!

Wat is dat, het evangelie? Het is de beste tijding, die ooit de oren van gevallen mensen hoorden. Het is geen boodschap over wat wij gedaan hebben of moeten doen, maar wat God in het zenden van Zijn Zoon in de wereld gedaan heeft.

„Het evangelie bestaat in ccn verklaring van Gods goede wil in Christus tot ons arme, verloren en onmachtige zondaren" (Comrie, H.Cat. blz. 5).

God verklaart in het evangelie, dat een iegelijk, die in de gekruiste Christus gelooft niet zal verderven, maar het eeuwige leven zal hebben. God breidt Zijn armen in het evangelie uit naar opstandelingen en overtreders. Dit evangelie nu moet je geloven. Dat houdt niet in dat je zomaar moet geloven, dat alles in orde met je is, maar je moet geloven dat God in ernst is, wanncer Hij je nodigt en bidt: „Laat u met God verzoenen". Alleen dan komt het goed.

Je mag je niet onttrekken aan het belijdenis doen met dc vrome uitvlucht: ik zal belijdenis doen, zodra God mij bekeert. Dit zeg je alleen maar om de zonde en de wereld te kunnen blijven dienen en niet omdat je zo naar dc bekering uitziet.

„Strijd om in te gaan", is de boodschap des Heeren.

Een blijvende strijd

God vraagt een keus van ons.

Zijn boodschap en Zijn daden, alles wat we vanaf onze jeugd gehoord hebben, vraagt om een antwoord.

Je ouders hebben je laten dopen en zijn je in de weg Gods voorgegaan. Volg je in dit spoor? Of kies je een andere weg?

De bekende Middelburgse predikant Bernardus Smytegelt zei eens in een preek over de doop tegen jongeren, die geen belijdenis wilden doen: „Als je dc Heere niet wilt dienen, wees dan zo eerlijk om naar voren te komen en zweer dan hier voor de kansel je doop af'. Jc bent als gedoopte niet vrij om te doen wat je wilt.

Dit zou het geval zijn indien je een blanko verleden had. maar dat heb je niet.

Je bent geboren onder de boog van Gods verbond; je draagt het verbondsteken als een merk-en veldteken van Chrisnis op je voorhoofd. Je ligt onder de heilige roeping om het verbond Gods niet te verachten zoals Ezau. maar het in te willigen in dc weg van bekering en geloof.

Je kunt maar twee wegen gaan: de weg van Ezau, de onheilige, die de eerstgeboorte verachtte, of de weg van Jakob. die worstelde om de zegen van God.

In deze spanning, hoop ik, dat je God nodig zult krijgen.

Nu het moment dichterbij komt van het openbaar belijdcnis doen. wordt het voor velen moeilijk.

Je zegt misschien: „Kan en mag ik dit wel doen? Ik weet niet of ik het wel zal kunnen volhouden. Wanneer ik op mijn vele struikelingen zie en aan mijn boze hart denk, vraag ik mij af: mag zo iemand wel belijdenis doen? "

Ik zou je allereerst willen zeggen: denk je, dat je wanneer je wacht totdat je alles kunt nakomen wat je belooft, er wel ooit een tijd zal komen om belijdenis te doen?

Niemand kan in eigen kracht vervullen wat men aan God belooft. En toch lees je in de Bijbel van mensen, die de Heere beloofd hebben: „Ik zal uw inzettingen bewaren".

Zij beloofden dit niet omdat zij overtuigd waren dit tc kunnen, maar uit liefde lot God en Zijn dienst.

En bedenk verder, waarvan jc belijdenis doet. Je doet belijdenis van de leer van Gods genade en niet van de verdienstelijkheid van de mens. Je belijdt te geloven, dat er bij God vergeving is en dat Jezus Christus in de wereld is gekomen om de zondaren zalig te maken. Je zult met al Gods kinderen moeten leren om het geheel van genade te verwachten.

Het gebed van de tollenaar: „O God. wees mij zondaar genadig!", gaat aan de geloofsbelijdenis vooraf. Wanneer je dan echter Gods genade ondervinden mag, zul jc cr niet van kunnen zwijgen. Dan volgt het belijden met de mond vanuit de beleving van het hart.

Zulk belijdenis doen wens ik je toe.

Zoek het in je strijd bij de Heere. Hij weet wat van Zijn maaksel is te wachten. Hij heeft beloofd de ziel die Hem zoekt niet te zullen verstoten.

Laat er van je belijdenis doen geschreven kunnen worden, wat we lezen van het volk van Juda: En zij traden in een verbond, dal zij de Heere. de God hunner vaderen zoeken zouden, met hun ganse hart en mei hun ganse ziel" (2 Kron. 15:12). En dan volgt in vers 15: en Hij werd van hen gevonden".

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1991

Daniel | 32 Pagina's

Doop - belijdenis - avondmaal

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1991

Daniel | 32 Pagina's