Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

’k Zal gedenken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

’k Zal gedenken

In gesprek met mevrouw Dielemon- Dekker

11 minuten leestijd

Op maandagavond 7 februari 1955 gebeurt omstreeks half acht op de dubbele spoorwegovergang in Den Dolder een ongeluk met dodelijke afloop. De spoorbomen van de eerste overgang gaan, na het passeren van de trein naar Amersfoort, omhoog. Een auto trekt op, en wordt op de tweede overgang gegrepen door een trein, die van de andere kant komt. De spoorwegwachter heeft vergeten db de bomen te sluiten. De bestuurder van de auto is ds. F.j. Dieleman, predikant van de Gereformeerde Gemeente te Yerseke. Hij laat een weduwe achter met negen kinderen in de leeftijd van twaalf jaar tot vijf maanden. Met haar hadden we een gesprek.

"Bij het terugzien zijn de herinneringen tweeërlei. Enerzijds het verdriet en gemis; anderzijds de verwondering over Gods goedheid. Hij heeft mij begeleid door zeer wisselende levensomstandigheden heen, tot roem van Zijn genade. De Heere heeft de ledige plaats met Zichzelf willen vervullen", zegt mevrouw Dieleman na veertig jaar. Zij woont nog altijd in Yerseke. Op verzoek van de redaktie heeft zij mij verteld over het leven en sterven van haar man. Op 2 7 november j.l. heb ik haar ontmoet; we hadden een goede middag en avond met elkaar!

Francois Jacobus Dieleman is op 21 november 191 3 geboren op een boerderij bij Terneuzen. Hij werd grootgebracht in de Gereformeerde Gemeenten, maar is daarvan afgeweken. De Heere bracht hem terug door het sterven van zijn godvrezende grootouders, oma en opa Van Cadsand, die in 1934 tien dagen na elkaar zijn overleden. In 1936 werd hij door God gebracht onder het gehoor van ds. Van den Berg uit Krabbendijke, die in Terneuzen preekte over Handelingen 2 : 39. Toen zag hij, dat hij zich uit het verbond gezondigd had en werd een verloren zondaar voor God.

Inmiddels had hij zijn vrouw leren kennen, Neeltje Dekker, ook uit Terneuzen. Zij was zeven jaar jonger. Ze trouwden op 19 juni 1941 en gingen wonen op een eigen boerderijtje tussen Hoek en Philippine in Zeeuws-Vlaanderen.

In april 1942 werd Dieleman bevestigd tot ouderling in Terneuzen.

Student in Rotterdam

Mevrouw Dieleman, wanneer werd uw man toegelaten tot de Theologische School in Rotterdam? Op 1 3 september 1945. Enkele jaren daarvoor had de Heere de nood van de gemeenten op zijn hart gebonden, maar hij voelde zich onbekwaam tot het ambt van predikant. De zware verantwoordelijkheid weerhield hem zich aan te melden. De Heere had hem bemoedigd met de woorden: Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel Mijns Gods" (Openbaring 3:12), maar hij was er niet gewillig toe.

Toen ons huis in september 1944 onder granaatvuur lag, brak zijn verzet en pleitte hij op wat God had toegezegd. Daarna is er nog

veel gebeurd en in augustus 1945 heeft hij een attest gekregen. Doordat de post in mei en juni nog niet goed funktioneerde, werd in september een tweede curatoriumvergadering gehouden. Mijn man is toen toegelaten tot de Theologische School en ook ds. Hagestein. Eerder dat jaar was ds. Mallan aangenomen.

De Heere zorgde zowel voor het een als het ander. Tegen alle verwachting in, woonden we een maand later al in Rotterdam. Het was een grote overgang, maar de Heere ging mee.

U hebt niet lang in Rotterdam gewoond?

Nee; in 1948 werden, mede met het oog op de nood in de gemeenten, zeven studenten tegelijk beroepbaar gesteld. Dat waren de kandidaten van Dijke, De Gier, Heerschap, Mallan, Hagestein, J.W. Kersten en mijn man. Mijn man mocht en moest het beroep naar Borssele aannemen. Op 8 september werd hij bevestigd door ds. A. van Stuijvenberg, twee dagen na het overlijden van ds. G.H. Kersten. Dat kandidaat Van Dijke in december 1948 is overleden, heeft ons persoonlijk erg aangegrepen.

Predikant in Borssele en Yerseke

Wilt u iets vertellen over uw man als predikant?

Bij de intrededienst in Borssele heeft ds. Fraanje namens het Curatorium gesproken. Het was opmerkelijk, dat hij Psalm 103 : 7 en 8 liet toezingen: Gelijk het gras is ons kortstondig leven". De kortstondigheid van het leven heeft mijn man in zijn preken altijd benadrukt. Verschillende keren heeft hij daar met bijzondere ernst op gewezen. En kort daarna hadden treffende sterfgevallen plaats. Dat gebeurde, toen we pas in Borssele waren en later ook in Yerseke.

Zijn bediening werd gekenmerkt door de ernst van het leven en het gewicht van de eeuwigheid. Hij wees altijd op de noodzaak van bekering en de mogelijkheid van zalig worden door het verzoenend werk van Christus. Ook benadrukte hij steeds hoe vreselijk het zou zijn om buiten Hem te moeten sterven. Het zieleheil van zijn hoorders woog hem zwaar en pastoraal was hij ook zeer met hen bewogen.

Wanneer bent u naar Yerseke gegaan?

In april 1951. De tijd die mijn man in Yerseke heeft gestaan, heb ik zelf als veelbewogen ervaren. Eerst was er het overlijden van onze vaders en andere familieleden. Toen kwam 1953, het jaar van de ramp en de kerkelijke scheuring.

De eerste week na de watersnoodramp, begin februari, moest mijn man negen slachtoffers uit Kruiningen en Nieuwerkerk begraven. Ook werden veel mensen uit het rampgebied op Schouwen naar Yerseke gebracht. We leefden zoveel mogelijk met allen mee.

De zondag na de ramp hield mijn man een bid-en dankstond. Een bidstond voor de rouwenden en een dankstond voor degenen die gespaard waren. Hij preekte over Zacharia 1 : 3.

Van de scheuring en de broedertwist heeft hij veel verdriet gehad, ook omdat vriendschapsbanden verbroken werden.

Het jaar 1953 heeft een stempel op zijn leven gedrukt. De tekst van de preek op nieuwjaarsdag 1954 gaf er iets van weer: O HEERE, maak mij levend om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid om Uw gerechtigheid". (Psalm 143:11). In dat jaar zijn ook ds. Van den Berg en ds. De Wit overleden. Dat gaf hem opnieuw veel verdrietige overdenkingen.

Losgemaakt

Kreeg hij geen verruiming in alles wat hem bezwaarde?

Nee; er kwam nog bij, dat hij voelde hoe de Heere hem los ging maken van Yerseke. Een half jaar voor zijn overlijden begon hij erover te spreken. Niet impulsief,

maar weloverwogen. Daarna heeft hij nog meermalen gezegd: "Denk erom, alles zal veranderen, hoor; houd er rekening mee”.

In september 1954 heeft hij een preek geschreven voor de serie "Uit de Schat des Woords", de 7e jaargang, nr. 12. 't Was een dankdagpreek over jesaja 63 : 1 7 : "HEERE, waarom doet Gij ons van Uw wegen dwalen, waarom verstokt Gij ons hart, dat wij U niet vrezen? Keer weder om Uwer knechten wil, de stammen Uws erfdeels". In deze preek heeft hij zijn zielszorgen en zijn zielsverlangen neergelegd en ook zijn persoonlijke schuld met Gods Kerk beleden.

In dezelfde gemoedstoestand heeft hij ook op verschillende plaatsen met de dankdagen gepreekt.

Uw man voelde, dat hij losgemaakt werd van de gemeente Yerseke. Moest hij dan geen beroep aannemen?

Er zijn dat jaar 21 beroepen op hem uitgebracht, maar hij moest voor allemaal bedanken. Het werd dan ook steeds moeilijker. Het sterven van ds. Van Stuijvenberg te Aagtekerke in december 1954 maakte diepe indruk op hem. "Voor hem zijn de raadselen opgelost, maar ik zit er nog middenin", zei hij. In grote moedeloosheid kwam hij van de begrafenis in Waardenburg terug. Aan het eind van het jaar bedankte hij voor Amsterdam. Toen bleef alleen het beroep van Moerkapelle nog over.

Naar Moerkapelle ...?

aan- Dat beroep heeft uw man toen genomen?

Hij heeft er veel strijd mee gehad. Op 4 januari moest hij beslissen. Hij had toch weer een bedankbrief geschreven en kwam daarmee naar beneden. In grote nood zei hij toen: "Zo kan ik het niet aannemen en ook niet bedanken, maar ook niet verder leven.”

De andere morgen was het Gods tijd om hem te verlossen uit zijn zielsnoden. Hij worstelde in het gebed op zijn studeerkamer; toen is de Heere hem verschenen en heeft hem in ruimte gesteld. Hij mocht, zoals Mozes in de kloof van de steenrots (Exodus 33), Gods heerlijkheid in Zijn deugden ervaren. Op zijn gezicht lag een hemelse blijdschap toen hij het me kwam vertellen. Hij zei: "De Heere trekt mee op! Nu ga ik het beroep naar Moerkapelle aannemen". Die hemelse blijdschap is niet meer van hem weggegaan. Hij leefde als het ware in Immanuëlsland (beschreven in de "Christinnereis"), maar dat zag ik toen niet. Mijn blijdschap was, dat de druk die maandenlang op ons gezin gelegen had, nu weggenomen was. Er kwam weer uitzicht. We zouden naar Moerkapelle gaan!

Mijn Ra ad zal bestaan

Gods weg was anders...

ja, het werd bevestigd: "Mijn Raad zal bestaan", wat mijn man in zijn laatste preken telkens weer aanhaalde.

Ik had daar toen geen oog voor. De komende verhuizing nam me helemaal in beslag, 'k Merkte niet dat m'n man steeds minder reageerde als het over Moerkapelle ging. Hij was wel bezig met afscheid nemen, in zijn consulentsgemeenten en eigenlijk ook al in zijn eigen gemeente. Hij preekte met vreugde, omdat de liefde Gods zijn hart vervulde.

Hij wilde ook nog graag Avondmaal houden in Yerseke. Toen hij dat vertelde, viel me ineens op dat zijn blijdschap en verlangen heel anders was dan bij mij. Het werd me tot schuld en de Heere bepaalde me bij Psalm 92 : 3 : "Een ziel aan 't stof gekluisterd, beseft Gods daden niet”.

Zo brak zondag 6 februari aan. Mij man preekte 's morgens over de storm op zee. 's Middags behandelde hij Zondag 6 van de Catechismus en 's avonds hield hij een voorbereidingspreek naar aanleiding van johannes 9.

De volgende dag moest hij in Rotterdam op de vergadering van het Curatorium zijn. Hij wilde na afloop daarvan in Utrecht en Soest twee leden van de gemeente bezoeken, die daar verpleegd werden. 's Nachts zou hij bij vrienden logeren, maar hij had nog niets met hen afgesproken...

Maandagmorgen vroeg las hij aan tafel Psalm 81. Toen ik hem daarna .hoorde danken, kwam in mijn hart: "Dit is zijn laatste gebed". Ik was innerlijk in grote verwarring, maar we namen gewoon hartelijk afscheid van elkaar. Ik heb zijn auto helemaal na staan kijken, wat anders niet de gewoonte was.

Daarna probeerde ik alles van me af te zetten en 'k ben druk aart 't werk gegaan. Er logeerde een vriendin bij ons en 's avonds kwam er nog één op bezoek. We hebben die avond naai-en strijkwerk met elkaar gedaan. Ondertussen heb ik, naar aanleiding van een vraag van een van hen, verteld over ons huwelijk en het leven in de oorlogsjaren. Daarna over de tijd in Rotterdam en het pastorieleven.

’k Mocht heel ons leven nog eens overzien.

Om tien uur, toen we dachten naar bed te gaan, werd er gebeld. Twee ouderlingen stonden voor de deur. Ik liet hen in het spreekkamertje en dacht: "Waarom komen ze zo laat nog? 2e weten toch , dat de dominee niet thuis is? ". Toen ze van het ongeluk vertelden, begreep ik eerst niet, dat het mijn man zélf betrof. Maar even later kwam het van 's morgens terug, dat zijn gebeden een einde genomen hadden. Ik vroeg of mijn man overleden was, waarop bevestigend geantwoord werd.

Toen we daarna naar de woonkamer gingen, waren er al velen naar ons toe gekomen. Het gebeurde was om half negen al op het dorp en bij anderen bekend. Alles wat in de kamer besproken werd, drong niet tot me door. Het was alsof ik er alleen zat. Later gaf de Heere me bij het licht van de Heilige Geest te zien, dat ik toen met de emmer van het geloof troost mocht putten uit het artikel van het eeuwige leven (Zondag 22).

Ds. Bel heeft een gebed gedaan, toen allen weggingen. Bij het afscheid nemen zei ds. A.F. Honkoop: "Hoe onverklaarbaar ook, Zijn doen is enkel majesteit, aanbiddelijke heerlijkheid". Mijn hart mocht dat beamen.

Grote droefheid was er vooral de volgende morgen , toen al onze kinderen - het verlies begrijpend of niet - vol verdriet bij elkaar zaten. Al vroeg kwam toen ds. L. Rijksen ons bezoeken; hij was ons tot grote steun en is altijd een vaderlijke vriend gebleven.

Dagen van rouw

U hebt zeker wel veel meeleven gehad?

Heel veel. Er zijn zoveel mensen geweest, dat er nauwelijks tijd was om te eten. Gelukkig waren velen ons behulpzaam, zodat alles in huis toch goed verliep. Op vrijdag 11 februari heeft onder grote belangstelling in Yerseke de begrafenis plaatsgevonden. De Heere heeft ook daarna de kracht gegeven om verder te leven, omringd door Zijn goedertierenheid. Dat was me tot grote verwondering. Wat Hij beloofd had, maakte Hij waar.

Zoek de HEERE

Mevrouw Dieleman, u hebt al veel verteld over Gods leiding in het leven van uw man en ook over Zijn genadige ondersteuning voor uzelf. Wilt u daar nog iets aan toevoegen? Deze God leeft nog. Hij is en blijft Dezelfde. Wat zou het groot zijn als onze jongeren die God ook leerden kennen. Zoek Hem en vraag of de vreze Gods door Zijn Heilige Geest in je hart gewerkt mag worden. Of je leven dan lang of kort zal zijn, je zult niet vergeefs geleefd hebben. In verwondering mag ik terugzien op veertig jaren, waarin de Heere mij heeft begeleid (Deuteronomium 8 : 2 en 3). Zou ik dan niet eindigen met te zeggen: Zijn liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten!”?

Mevrouw Dieleman, hartelijk dank voor uw bereidheid op deze wijze door te geven, dat de Heere een Toevlucht en Sterkte is voor allen die op Hem betrouwen.

Geldermalsen, Z. Crum-Nieuwland

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1995

Daniel | 32 Pagina's

’k Zal gedenken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1995

Daniel | 32 Pagina's