Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De barmhartigen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De barmhartigen

De bergrede

7 minuten leestijd

Wanneer wij terugzien op de eerste vier zaligsprekingen, herkennen wij daarin een voortschrijdende logica. Iedere stap leidt tot de volgende. Het begint met 'de armen van geest', waarin de erkentenis ligt van ons geestelijk bankroet voor God. Dit wordt gevolgd door 'de treurenden', waardoor gewezen wordt op de droefheid over de oorzaak van onze ellende, namelijk de zonde. Dit veroorzaakt de 'zachtmoedigheid', de nederigheid des harten voor God en mensen. Ten vierde leidt dit alles tot een 'hongeren en dorsten naar de gerechtigheid', waarmee gewezen wordt op het geloof dat zich uitstrekt naar Christus en het verlangen naar een nieuwe hemel ën een nieuwe aarde waarop gerechtigheid wonen zal.

In de tweede helft van de zaligsprekingen (de laatste vier) wordt de aandacht meer gevestigd op de levensheiliging en de naaste. De vijfde zaligspreking luidt: „Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden”.

Een brandend hout

Barmhartigheid heeft alles te maken met je hart. Het is een brandend hart te hebben ten opzichte van de ellende van een ander. De verzakelijkte en vormelijke barmhartigheid, die bestaat in het uitschrijven van een cheque of het deponeren van een gift in een collectebus, is eigenlijk geen barmhartigheid. Het hart is er niet in. In ons geven voor hulpverlening aan ellendigen moet de cheque uitgeschreven en de gift in de collecte gedaan worden met een warm plekje in je hart voor die ander, die in zulke ellendige omstandigheden is. De Heere ziet ook hier het hart aan. Wat echte barmhartigheid is, toont ons Jezus in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. De Samaritaan dacht niet: „Is dit een jood of een landgenoot? ". Hij vergat zichzelf en door barmhartigheid gedrongen hielp hij de beroofde jood. De farizeeërs meenden dat zij barmhartig waren. Zij lieten op de hoeken van de straten op de trompet blazen om daarna aan de verzamelde armen aalmoezen uit te delen. In dit barmbart/'gbeidsbetoon 2oekt de mens alleen zichzelf. Het hart en de ontferming is er niet in. Barmhartigheid is echter vooral een hart hebben voor de ellendige.

Barmhartigheid en genade

Het woord 'barmhartig' moet onderscheiden worden van het begrip 'genade'. Het begrip 'barmhartigheid' (eleos) wijst altijd naar wat wij zien van de pijn, de ellende en de gevolgen van de zonde, terwijl 'genade' (charis) wijst op de zonde zelf en de schuld die daardoor voor God ontstaat. Genade vergeeft, maar barmhartigheid geneest, helpt en brengt verlossing.

Niet selectief

De Heere Jezus geeft geen aanwijzing omtrent de categorie van mensen aan wie wij barmhartigheid moeten bewijzen. Hij spreekt niet over gehandicapten, ongeneeslijk zieken, vervolgden, bedelaars, landgenoten of medegelovigen. Jezus laat het eigenlijk onbesproken aan wie wij barmhartigheid moeten bewijzen. Er was geen noodzaak voor Jezus om dit apart aan te wijzen, want Hij had alle ellendigen op het oog. In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan maakt hij dat duidelijk. De Samaritaan uit de gelijkenis zag niet in de eerste plaats een jood liggen. Hij zag een mens liggen, die in grote nood was en betoonde aan hem barmhartigheid. Het grote verwijt van de Heere Jezus aan de farizeeërs en schriftgeleerden was, dat zij selectief waren in de beoefening van de barmhartigheid. Zij ergerden zich er aan, dat jezus barmhartigheid bewees aan de tollenaren en de zondaren. Maar Jezus zei tot hen: Gaat heen en leert wat het zij: k wil barmhartigheid en niet offerande" (Mattheüs 9:13). In de uitoefening van barmhartigheid mogen wij niet selectief zijn, al moeten wij het meest weldoen aan de huisgenoten des geloofs (Galaten 6:10). De naastenliefde begint bij de huisgenoten. Dit is geen discriminatie. Ons eigen gezin is onze eerste verantwoordelijkheid. In dit opzicht moeten de christenen hun hemelse Vader navolgen, 'Die een behouder is aller mensen, maar allermeest der gelovigen'(1 Timotheüs 4:10).

De bron van barmhartigheid

Jezus spreekt de mensen zalig, die barmhartigheid betrachten. Nu kun je de vraag stellen: geldt dit nu van alle mensen die hulp bieden aan armen, en verdrukten. Zijn al die mensen zalig?

Steeds bleek ons, dat Jezus in de bergrede de onderdanen van Zijn Koninkrijk op het oog had. Dat is ook hier het geval. De onderdanen van Jezus' Koninkrijk zijn de 'barmhartigen'. Gods genade heeft hen dit gemaakt. De mens is van nature, van oorsprong niet barmhartig. Dan lijken wij allen op Kaïn, die zei: „Ben ik mijns broeders hoeder? ". De van God afgevallen mens is van zichzelf onbarmhartig, ego-centrisch en

wreed. David zei niet zonder reden: Laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, want Zijn barmhartigheden zijn vele, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen" (2 Samuël 24:14). En in Spreuken 12:10 lezen wij: Maar de barmhartigheden der goddelozer/ zijn wreed". Hoe dikwijls laat de praktijk het ons zien. Een mens kan vrienden in overvloed hebben en in de voorspoed door vleiers omringd zijn, maar als er nood en ellende is, keren zij zich allemaal van je af. Van nature hebben wij geen hart voor een ellendige.

De onderdanen van Jezus' rijk zijn echter anders. Zij worden 'de barmhartigen' genoemd. Zij zijn verlost van hun koude, stenen hart. Zij beoefenen barmhartigheid jegens ellendigen. Het is de vrucht van de barmhartigheid, die zij bij God gevonden hebben.

Barmhartigheid is een deugd van God

De barmhartigheid is een deugd van God (Exodus 34:6). De Schrift zegt zelfs, dat God 'rijk is in barmhartigheid' (Efeze 2:4). De Schrift verkondigt ons de barmhartige, de bewogen God. God ontfermt Zich in Christus over ellendige zondaren, die vanwege hun zonden verdienen de eeuwige dood te sterven. Wanneer Christus in de wereld komt, zegt: e oude Zacharias daarvan: Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte" (Lukas 1:78). Gods barmhartigheid heeft in Christus verlossing teweeggebracht.

Het is een daad van barmhartigheid, wanneer God een arm, ellendig zondaar de gerechtigheid van Christus toerekent (artikel 20 NGB). Gods barmhartigheid is, dat Hij geeft waar Hij eisen kan. Dat is het kenmerk van Gods barmhartigheid.

God bewijst barmhartigheid, waar Hij naar recht straffen en verdoemen kan. Zo spreekt de apostel er bij herhaling over, als hij zegt: Maar mij is barmhartigheid geschied" (1 Timotheüs 1:1 3). Zo wordt Gods barmhartigheid door Gods kinderen ervaren.

Een waarlijk verlost zondaar heeft zichzelf leren kennen als arm, jammerlijk, blind en naakt. Vanwege de overtuiging van zijn ellende, heeft hij beleefd: , , 'k Schatte mij geheel verloren, 'k mocht van geen vertroosting horen". Hoe verloren en schuldig voelt die zondaar zich! Wat zou het rechtvaardig zijn, als de Heere voor eeuwig aan zo iemand voorbijging. Maar de Heere bewees barmhartigheid. De Heilige Geest opende de ogen voor Gods barmhartigheid in Christus. Hij troostte in de ellende met de boodschap van het Evangelie, dat Christus Jezus in de wereld is gekomen om de zondaren zalig te maken. In het geloof mocht de ellendige zondaar bij Christus schuilen, vrede en allerlei vertroostingen vinden in Christus' wonden. Zo iemand kan niet anders zeggen dan: „Mij is barmhartigheid geschied". Dan bewonderen wij het, dat de Heere Zich overzo'n ellendige, doemschuldige zondaar wilde ontfermen.

Gods kinderen weten het, dat zij naar recht de eeuwige dood verdienen. Zij mogen echter met de apostel zeggen: „Mij is barmhartigheid geschied". Dit maakt ons tot barmhartigen jegens anderen, die in ellende zijn.

De barmhartigheid ten opzichte van de naaste, die in ellende is, vloeit voort uit de barmhartigheid die men van God ontvangen heeft. Ook hier geldt het: wij zijn slechts barmhartig, omdat de Heere ons eerst barmhartig is geweest.

Jezus wijst op deze verhouding tussen God en de naaste in de gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht (Mattheüs 18:23-35). Omdat zijn meester hem tienduizend talenten kwijtgescholden had, mocht men verwachten dat hij op zijn beurt zijn naaste de honderd penningen kwijt zou schelden. Jezus laat de koning zeggen: Behoordet gij u ook niet over uw mededienstknecht te ontfermen, gelijk ik ook mij over u ontfermd heb? ”

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1996

Daniel | 32 Pagina's

De barmhartigen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1996

Daniel | 32 Pagina's