Het goddelijk beroep
Gedachten over roeping
Bij elke huwelijksdienst wordt de man vermaand om 'getrouwelijk en naarstiglijk te arbeiden in zijn goddelijk beroep'. Het beroep heeft een goddelijke oorsprong. Het heeft te maken met de leiding van God in een mensenleven. Getrouw hebben wij ons werk te doen. Getrouw aan de geboden van de HEERE. Getrouw ook aan degenen die over ons gesteld zijn. Ijverig hebben wij te werken. De luiaard is in de Schrift veroordeeld. De wijze spreukendichter verwijst de luiaard naar de ijver van de mieren. „Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs." (Spreuken 6:6).
leder mens heeft een bepaalde plaats. Iemand is werknemer of werkgever, iemand is arbeider of ambtenaar, man of vrouw, gehuwd of ongehuwd, enzovoort. Deze plaats ontvangen wij in Gods voorzienigheid. „En heeft uit één bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op de gehele aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden te voren geordineerd, en de bepalingen van hun woning" (Handelingen 17:26).
Ook heeft ieder een opdracht. Al vóór de zondeval kreeg Adam de opdracht om de aarde te bouwen en te bewaren. Na de zondeval is deze opdracht niet veranderd. Wel is er het element van doornen en distelen bij gekomen, maar een mens heeft op aarde een opdracht. „Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerp haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!" (Genesis 1:28).
In dit artikel wil ik met jullie nadenken over de plaats en de opdracht die iemand op aarde heeft. We zullen nagaan of we dit kunnen verbinden met de bijbelse gedachte over roeping.
De woorden roepen en roeping komen we op veel plaatsen tegen in de Bijbel. De bedoeling van deze woorden is niet altijd gelijk. Heel algemeen gesteld wordt het woord 'roepen', naast het gewone gebruik in de zin van schreeuwen, praten, vragen, in drie opzichten gebruikt.
Roeping tot zaligheid
Op sommige plaatsen wordt met roeping bedoeld de roeping tot de zaligheid. „God is getrouw, door Welke gij geroepen zijt tot de gemeenschap van Zijn Zoon jezus Christus, onze Heere" (1 Korinthe 1:9). Het woord roepen wordt hier verbonden met de verkondiging van het evangelie en het werk van de Heilige Geest in het hart van zondaren. Deze roeping is een onderdeel van de orde des heils.
Roeping tot een ambt
Op andere plaatsen krijgt het woord 'roepen' de gedachte van een bepaalde dienst in de Kerk van Christus. „En als zij de Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: ondert Mij af beiden Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb" (Handelingen 1 3:2). Hier kunnen we het woord roepen verbinden met de ambten in de kerk. Tot die ambten wordt iemand geroepen.
Dit is de roeping tot een ambt. In onze tijd betekent dat de roeping
tot predikant, ouderling of diaken. Ook mogen we dit woord verbinden met het werk van zendelingen en evangelisten.
Roeping tot een taak
Tenslotte kunnen we het woord roepen ook in verband brengen met de plaats en de opdracht die ieder mens op deze aarde heeft. Ons huwelijksformulier bijvoorbeeld wijst op het 'getrouwelijk en naarstiglijk arbeiden in uw goddelijk beroep'. Het beroep dat iemand
heeft wordt in het huwelijksformulier verbonden aan Gods voorzienig beleid. Het formulier wijst hier op een roeping tot een taak. In de Bijbel vinden we deze gedachte ook terug. We kunnen bijvoorbeeld denken aan de roeping van Bezaleël in verband met de bouw van de tabernakel. „Zie, Ik heb met name geroepen Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, van de stam van Juda... om te werken in alle handwerk" (Exodus 2:5). De koningen in Israël ontvingen een roeping tot hun taak. Roeping kunnen we dus ook verbinden met de opdracht en de plaats die elk mens maatschappelijk heeft. Dit artikel gaat over roeping en roepen in deze laatste betekenis.
Verschil
Onze plaats en onze taak in de samenleving wordt in belangrijke mate bepaald door onze eigen keuze. De plaats die iemand inneemt in de samenleving is zijn verantwoordelijkheid en zijn keuze. Dit is een heel belangrijk verschil tussen de roeping tot het ambt en de roeping tot een taak. De roeping tot het bijzondere ambt in Gods kerk is onlosmakelijk verbonden aan een opdracht van Godswege. Het aanvaarden van een kerkelijk ambt is niet een eigen keuze, maar het gewillig gemaakt worden voor en het inwilligen van Gods roepstem. Bij het vervullen van onze maatschappelijke taak ligt dit fundamenteel anders. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat onze maatschappelijke opdracht geheel los mag worden gemaakt van de Bijbel en van de voorzieningheid van God. Ook ons dagelijks beroep en onze plaats in de samenleving valt binnen Gods voorzienig beleid.
Oppassen voor uitersten
Daarbij moeten we oppassen voor uitersten. We moeten het geestelijke en het maatschappelijke niet scheiden, maar wel duidelijk onderscheiden. We mogen die twee zaken niet van elkaar losmaken, maar we mogen ze ook niet met elkaar verwarren. Er zijn mensen die het geestelijke en maatschappelijke vermengen, niet voldoende onderscheiden. Er ontstaat dan gemakkelijk een over-geestelijk en over-spannen gedachte over de opdracht en de roeping in de samenleving. Zaken als huwelijk, werkkring, woonplaats en nevenfuncties wil men verbinden aan een bepaalde bijbeltekst en een duidelijke aanwijzing van God. Een zekere nuchterheid ontbreekt soms. De kleinste dingen krijgen dan een godsdienstige lading. Het onderscheid tussen het geestelijke en het maatschappelijke, tussen natuur en genade, tussen Gods algemene en bijzondere genade, tussen het Koninkrijk van God en het maatschappelijk bestel vervaagt en verdwijnt.
Er is ook een ander uiterste. Het komt helaas voor dat het geestelijke en maatschappelijke van elkaar wordt gescheiden. Dan heeft de zondag geen enkele betekenis voor de maandag. Dan maken we onze maatschappelijke taak geheel los van de Bijbel. De beroepskeuze is een zaak van rekenen, geld verdienen en carrière maken. De baan met de hoogste financiële beloning is het beoogde doel. Dan kiezen we die plaats waar we het minst hoeven te offeren en het meeste profijt hebben.
We moeten proberen uitersten te vermijden. We mogen het niet scheiden, we moeten wel onderscheiden. De roeping tot een taak eist een voorzichtige en eerlijke bezinning. Daarbij is een aantal elementen van belang.
Aanleg en capaciteiten
leder mens is uniek. De mens is een schepsel van God met een lichaam en een ziel. De mens is geschapen naar het beeld van God. Door de zondeval is het beeld van God bijna geheel verloren gegaan. Ware kennis, gerechtigheid en heiligheid wordt, van nature, bij de gevallen mens niet gevonden. Toch is de mens in de zondeval geen dier of duivel geworden, leder mens is en blijft een redelijk en zedelijk wezen. Ook heeft ieder mens wel enig besef van een hoger wezen. Na de zondeval heeft de mens nog bepaalde capaciteiten. De Bijbel laat ons zien dat er tussen de mensen verschil is in aanleg, vermogens, capaciteiten, , kundigheden, verstand, bekwaamheden enzovoort. Jakob is anders dan Ezau. Martha is anders dan Maria. Paulus is anders dan Petrus.
David is anders dan Salomo. Er zijn verschillen. In Zijn wijsheid heeft God dat zo gewild. Onze roeping in de samenleving wordt mede door dit gegeven bepaald. Iemand die niet rekenen kan, moet geen werk zoeken bij de kassa van een winkel. Daar heeft hij of zij de bekwaamheid niet voor. Iemand die geen gevoel en geduld heeft om met kinderen om te gaan moet niet gaan werken in het onderwijs. Iemand die geen gevoel heeft voorzorg en hulpverlening moet geen baan zoeken in de verpleging. In de middellijke weg heeft de Heere ieder bepaalde bekwaamheden gegeven. Wat we in dit opzicht ontvangen, bepaalt dan ook in belangrijke mate de roeping die iemand in de samenleving heeft. Laten we bedenken dat God gewoonlijk middellijk werkt en leidt.
Offer
De roeping tot een taak is echter meer dan alleen maar het zoeken en vinden van een geschikte baan. Het is heel goed mogelijk dat deze roeping van ons een offer vraagt.
ledereen wil graag doen waar hijzelf zin in heeft. We zoeken (onwillekeurig? ) allemaal naar de beste baan, het hoogste salaris en een goede toekomst. Dit is op zichzelf niet verkeerd. Toch is dit niet het enige waarop we mogen letten. In de Bijbel komt duidelijk een verder strekkende opdracht naar voren.
Ook ons werk en onze taak moeten beantwoorden aan Gods bedoeling. Iemand kan capaciteiten hebben voor bepaalde zaken en toch kan het zo zijn dat de keuze voor de levensroeping een andere kant opgaat. Enkele voorbeelden kunnen dit duidelijk maken.
Een gehuwde vrouw kan een goede opleiding hebben genoten en heel goede perspectieven hebben op de arbeidsmarkt. Toch gaat het huwelijk en de opvoeding van de kinderen voor, op welke maatschappelijke positie dan ook. De moeder heeft een roeping in haar gezin. Daar hoort ze en dat is Gods bedoeling in haar leven. Iemand kan een groot verstand bezitten en mogelijkheden hebben om te studeren. Toch hoeft dit niet te betekenen dat dit altijd de beste keuze is, bijvoorbeeld wanneer een opleiding strijdig is met een bijbelse levenswandel. Wat is het nodig om in Gods wegen te wandelen. Dan gaat roeping en beroep gepaard met een offer.
Er zijn vele terreinen waarop juist mensen nodig zijn die iets beseffen van roeping. Het onderwijs, de verpleging en de psycho-sociale zorg zijn terreinen waarop misschien niet het maximale aan salaris te krijgen is, maar waar wel behoefte is aan gemotiveerde krachten. De plaats die we dan krijgen, is verbonden met een offer.
Uiteraard moeten we oppassen voor grote woorden. Toch is het nodig dat we steeds op een of andere manier dit element mee laten wegen.
Het wereldse denken (halen-hebben-houden) moet ook op dit punt weerstaan worden.
God s geboden
De Heere regeert alle dingen. Alles wat op aarde gebeurt, is door God bepaald. Er gebeurt niets toevallig. In Gods voorzienigheid krijgt ieder een bepaalde plaats.
Toch moeten we in Gods voorzienigheid twee zaken duidelijk onderscheiden. Er is in Gods voorzienigheid een element van toelating en een element van gunst. In Gods toelating gebeuren er veel dingen die strijden met de geboden van God. Farao heeft in Gods toelating de kinderen van het volk Israël in de Nijl gegooid. Dat was natuurlijk niet in Gods gunst en naar Gods geopenbaarde wil. De Heere vertoornde
zich daarover. Zo kunnen we ook maatschappelijk een positie hebben of een plaats krijgen in de toelating van God. Dan hebben we bijvoorbeeld werk waarbij wij op zondag niet-noodzakelijke arbeid verrichten. Dan is onze beroepsuitoefening in strijd met de geboden van God. In die situatie moeten we maar niet spreken van roeping, 'goddelijk beroep'. Het is dan een besliste eis om te breken met het beroep dat we hebben.
Het is onze dure opdracht om in een ontkerstende wereld te leven en te werken naar Gods geboden. Daarin alleen ligt toekomst. Daarop is zegen te verwachten. Dan alleen staat ons beroep in het teken van Gods gunst.
Roeping en onderwerping zijn zaken die bij elkaar horen. Laten we ook daarin onze weg wèl aanstellen.
Tenslotte
De secularisatie verslaat zijn duizenden. Met de geboden van God wordt in samenleving en maatschappij nauwelijks meer gerekend.
Het lijkt wel of we leven in de dagen van Noach en Lot. In ieder geval is het vaak niet eenvoudig om naar het Woord van God te leven. Toch is God het waard om gediend en gevreesd te worden en in de onderhouding van Gods geboden ligt grote loon. Het staan in deze wereld is niet gemakkelijk. Toch blijft staan: In de wereld en niet van de wereld'. De taak en de roeping blijft. Hoe moeilijk het soms ook is, er is er Eén Die helpen kan en wil: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde", sprak de Heere jezus tot Zijn discipelen. En van deze Heiland zegt de Schrift: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid" (Hebreen 13:8).
Amersfoort ds. W. Visscher
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1996
Daniel | 40 Pagina's